4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het als het feit 1 tenlastegelegde
Op 20 april 2016 is een warmtemeting uitgevoerd, waarbij de woning aan de [adres] te [woonplaats] ten opzichte van de direct aangrenzende en omliggende panden een sterk afwijkend warmtebeeld vertoonde.Op dit adres staat ingeschreven: [verdachte] .Bij het onderzoek ter plaatse geeft een buurtbewoonster aan dat zij in het portiek een hennepgeur had geroken die zodanig sterk was dat het geen joint kon zijn.Op 20 april 2016 wordt een onderzoek ingesteld op het adres de [adres] en wordt de woning binnen getreden.De verbalisant [verbalisant 1] verklaart daarover:
“Toen de deur eenmaal geopend werd verklaarde verdachte [verdachte] direct dat hij een deel van zijn woning verhuurde aan een man genaamd [A] . Verdachte [verdachte] toonde meteen een huurcontract met een kopie van het paspoort van [A] . (…) Ik (…) zag aan het einde van de hal een deur. Toen ik voor de deur stond hoorde ik geruis. Ik herkende dit geruis als zijnde het geluid van een ventilator. Ik rook tevens de geur van hennep.”
Door de verbalisant wordt achter voornoemde deur een hennepkwekerij aangetroffen die uit twee kweekruimten bestond. Hierover schrijft de verbalisant het volgende:
“Kweekruimte 1
Na het binnentreden zag ik het volgende: (…) In totaal stonden er 200 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 120 cm. (…) In totaal hingen er in de kweekruimte 14 assimilatielampen. (…)
(…) Kweekruimte 2
(…) In totaal stonden er 108 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 20 cm. (…)
Ik (…) constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik (…) constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten en hennepplanten betroffen. (…)”
Ook is op voornoemde datum de auto van de verdachte doorzocht, waarbij een goederenlijst werd aangetroffen. Daaromtrent verklaart de verbalisant:
“ (…)
Op woensdag 20 april 2016, (…), doorzocht ik de personenauto van verdachte [verdachte] . (…) Ik zag aan de linkerzijde van de deurstijl een stapel papieren. Ik zag dat er op 1 van de papieren een lijst stond. Ik zag dat er diverse goederen op deze lijst stond. Ik herkende de goederen als zijnde de goederen die nodig zijn om een hennepkwekerij op te bouwen. In deze goederenlijst stond ook een ‘lening’ benoemd met een verwijzing naar een salon. Naar onderzoek is gebleken dat de verdachte een eigenaar is van een kapsalon op de [adres] te [woonplaats].
(…) Ik zag dat er op de aangetroffen lijst goederen stonden die ook daadwerkelijk in de hennepkwekerij zijn aangetroffen.”
Op de goederenlijst staat onder meer vermeld:
“Woonkamer 14 lampen, 200 planten (…) 175 stekjes Amnesia en 40 stekjesPP(…)
”
Naast de goederen die de verbalisanten in de hennepkwekerij zijn teruggevonden, staan ook op de lijst tevens vermeld de woorden: “nog verrekenen: lening 1500,- tbv salon”.
Ten overstaan van de politie heeft de verdachte verklaard:
“(…) Zelf huur ik de woning van Mitros.
(…) Ik heb een kapsalon (…) het is mijn eigen kapsalon (…)
(…)
V: Ben jij de enige die de auto gebruikt?
A: Ja(…)”
Later is gebleken dat [A] geen huurovereenkomst heeft gesloten met verdachte. [A] heeft daarover verklaard:
“(…)
U vertelde mij dat er een huurcontract op mijn naam is afgesloten op de [adres] te [woonplaats] . Het adres [adres] in [woonplaats] komt mij ook niet bekend voor. (…) Ik heb niemand toestemming gegeven om gebruik te maken van mijn paspoort.(…)
”
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich samen met een ander/anderen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het telen van ongeveer 308 hennepplanten in de tenlastegelegde periode. Verdachte woonde in het huis waar de hennepkwekerij is aangetroffen. De verbalisant hoorde geruis en rook een henneplucht toen ze voor een afgesloten ruime in de woning stond. Verder is in de auto van verdachte een lijst aangetroffen, waarop goederen staan die gebruikt worden bij het aanleggen van een hennepkwekerij. Verdachte heeft verklaard dat hij de enige gebruiker is van deze auto. Het is aannemelijk dat er een relatie is tussen (sommige) goederen op deze lijst en de hennepkwekerij in de woning van verdachte. De hoeveelheid lampen op de lijst komt bijvoorbeeld overeen met het aantal lampen in de kwekerij in de woning van verdachte evenals de hoeveelheid planten op de lijst en het aantal hennepplanten in kweekruimte 1. Verder staat op de lijst na ‘opbrengst’ een ‘verrekening van een lening ten behoeve van de salon’ vermeld. Nu verdachte eigenaar is van een salon, namelijk een kapsalon, is aannemelijk dat met ‘salon’ de kapsalon van verdachte wordt bedoeld en dat de lening voor deze salon met de baten van verdachte uit de hennepkwekerij wordt verrekend. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niets met de hennepkwekerij te maken heeft, volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij staat verdachte nadat de politie bij hem heeft aangebeld direct met een vals huurcontract (verwezen wordt naar hetgeen hieronder ten aanzien van feit 4 is overwogen) in zijn handen. De opgegeven huurder, [A] , heeft ook verklaard dat hij het adres [adres] in [woonplaats] niet kent. De lezing van verdachte vindt dan ook geen steun in het dossier.
De rechtbank overweegt dat verdachte de Nederlandse taal niet goed machtig is. Desondanks zijn het valse huurcontract en de in de auto van verdachte aangetroffen lijst in de Nederlandse taal opgesteld. Aannemelijk is dat verdachte deze lijst niet (alleen) heeft opgesteld, maar dat (een) ander(en) dit (samen met of voor verdachte) heeft/hebben gedaan. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat voor een lening minstens twee partijen nodig zijn. Aan te nemen is dat de lening in het kader van de hennepkwekerij is verstrekt, aangezien de verrekening hiervan op dezelfde lijst staat als de goederen voor de hennepkwekerij. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte niet alleen heeft gehandeld, maar nauw en bewust heeft samengewerkt met (een) ander(en) bij het installeren en exploiteren van de hennepkwekerij.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het als het feit 2 en feit 3 tenlastegelegde
Op 20 april 2016 heeft een fraude-inspecteur van Stedin Netbeheer BV in de woning aan de
[adres] te [woonplaats] het volgende vastgesteld:
“
Op (…) 20 april 2016 (…) was ik (…) bij het pand [adres] te [woonplaats].
(…)
Bij controle van de netcomponenten (…) en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was (…)
Voorts zag ik dat (…) er hoofdzekeringen waren bijgeplaatst. Door deze hoofdzekeringen bij te plaatsen kan er een grotere hoeveelheid elektrisch vermogen afgenomen worden. Bij controle (…) zag ik dat de verzegeling van het deksel van de stijgleidingkast verbroken was. Ook zag ik dat er in de stijgleidingkast (…) een illegale aansluiting was bijgeplaatst en aangesloten. Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.(…)
(…) is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 54.576 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepkwekerij en eventueel huishoudelijk verbruik (…)”
Op 20 april 2016 heeft een fraude-inspecteur van Stedin Netbeheer BV de elektriciteitsvoorziening in het pand aan de [adres] te [woonplaats] onderzocht. Door de inspecteur is het volgende waargenomen:
“
De vaste installatie van de hennepkwekerij bestaat in zijn geheel uit buigzame leidingen (snoeren). Dit gebruik van snoeren is niet toegestaan. (…) Gevaar: Brandgevaar en gevaar voor elektrocutie.
(…)
Onvoldoende beveiliging tegen kortsluiting (…) Indien een smeltveiligheid niet is afgestemd op de bedrading en de installatie dan wordt er teveel warmte ontwikkeld. (…) Gevaar: brandgevaar.
(…)
De warmte die lampen en voorschakelapparaten produceren is hoog. Bij montage van lampen en voorschakelapparaten moet hiermee rekening worden gehouden. In deze hennepkwekerij waren ze gemonteerd op een ondergrond van brandbaar materiaal. (…) Gevaar: brandgevaar.
(…)
Ik heb waargenomen dat er sprake is van verzwaring van de hoofdbeveiliging in de
hoofdaansluitkast (…) Er is kans op brand in de meterkast, omdat de bedrading in de meterkast niet afdoende beveiligd is tegen overbelasting en niet bestand is tegen hoge stromen. (…) Gevaar: verhoogd brandgevaar en elektrocutie.
(…)
Waarneming van een illegale aftakking tussen de hoofdbeveiliging in de hoofdaansluitkast en de elektriciteitsmeter.(…) Indien een beveiliging niet afgestemd is op de installatie dan bestaat de kans op brandgevaar bij overbelasting of bij kortsluiting.
Namens Stedin is op 25 april 2016 aangifte gedaan van diefstal. In deze aangifte is het volgende opgenomen:
“
Ik doe aangifte van diefstal van elektriciteit(…) door middel van braak of verbreking (…)
(…) Adres [adres] (…) [woonplaats] (…)
(…) Diefstal is gepleegd in de periode van 16 september 2015 t/m 20 april 2016.”
Op 20 april 2016 is de auto van de verdachte doorzocht, waarbij een goederenlijst werd aangetroffen. Daaromtrent verklaart de verbalisant:
“ (…)
Op woensdag 20 april 2016, (…), doorzocht ik de personenauto van verdachte [verdachte] . (…) Ik zag aan de linkerzijde van de deurstijl een stapel papieren. Ik zag dat er op 1 van de papieren een lijst stond. Ik zag dat er diverse goederen op deze lijst stond. Ik herkende de goederen als zijnde de goederen die nodig zijn om een hennepkwekerij op te bouwen. In deze goederenlijst stond ook een ‘lening’ benoemd met een verwijzing naar een salon. Naar onderzoek is gebleken dat de verdachte een eigenaar is van een kapsalon op de [adres] te [woonplaats].
(…) Ik zag dat er op de aangetroffen lijst goederen stonden die ook daadwerkelijk in de hennepkwekerij zijn aangetroffen.”
Op de goederenlijst staan achter het kopje ‘electra’ meerdere goederen vermeld, onder meer
6 mtr stroomkabel 5x10 mm2, reflectiekap/hamerslagkap en rol YMVK electra kabel 3 x 205 mm2, 100mtr.
Naast de goederen die de verbalisanten in de hennepkwekerij zijn teruggevonden, staan ook op de lijst tevens vermeld de woorden: “
nog verrekenen: lening 1500,- tbv salon”.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank heeft reeds geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte samen met (een) ander(en) hennep heeft geteeld. In de meterkast in de woning van verdachte heeft de fraudespecialist van Stedin waargenomen dat via een illegale elektriciteitsaansluiting stroom werd afgenomen. Niet alleen waren de verzegelingen van het deksel van de hoofdaansluitkast en de stijgleidingkast verbroken, maar ook waren hoofdzekeringen en een illegale aansluiting bijgeplaatst en aangesloten. Naar het oordeel van de rechtbank is het onmiskenbaar dat aan de elektrische installatie in de meterkast is gerommeld, immers dit blijkt duidelijk uit de foto’s van Stedin. De verklaring van verdachte dat hij hiervan geen wetenschap had, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat het aftappen van elektriciteit buiten de elektriciteitsmeter om meebrengt dat de veiligheidsmaatregelen die normaliter na de elektriciteitsmeter in de meterkast aanwezig zijn worden omzeild. Het omzeilen van de veiligheidsmaatregelen kan ertoe leiden dat brand ontstaat, waardoor een gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Door de fraudespecialist van Stedin is voornoemd gevaar ook geconstateerd. De rechtbank overweegt dat het gevaar voor goederen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
De rechtbank overweegt verder dat in de auto van verdachte, die hij alleen gebruikt, een lijst is aangetroffen, waarop goederen staan die gebruikt worden bij het aanleggen van de stroomvoorziening van een hennepkwekerij. Het is aannemelijk dat er een relatie is tussen (sommige) goederen op deze lijst en de hennepkwekerij in de woning van verdachte. De lijst is bovendien in de Nederlandse taal opgesteld, terwijl verdacht de Nederlandse taal niet goed machtig is. Aannemelijk is dat verdachte de lijst niet (alleen) heeft opgesteld, maar dat (een) ander(en) dit (samen met of voor verdachte) heeft/hebben gedaan. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat voor een lening, die ook op de goederenlijst staat vermeld, minstens twee partijen nodig zijn. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte niet alleen heeft gehandeld, maar nauw en bewust heeft samengewerkt met (een) ander(en) bij de diefstal van de stroom en de installatie van de stroomvoorziening.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het als het feit 4 en 5 tenlastegelegde
Verdachte heeft verklaard het gedeelte waar de hennepkwekerij is aangetroffen, aan een man [A] te verhuren. Ter onderbouwing hiervan heeft verdachte op het moment dat de verbalisanten bij hem aanbelden een huurcontractlaten zien. De verbalisant schrijft daarover op:
“Toen de deur eenmaal geopend werd verklaarde verdachte [verdachte] direct dat hij een deel van zijn woning verhuurde aan een man genaamd [A] . Verdachte [verdachte] toonde meteen een huurcontract met een kopie van het paspoort van [A] . Ik zag dat het paspoort op het kopie, dat bij het huurcontract zat, verlopen was. Ik zag namelijk dat het kopie van het paspoort geld was tot en met 17 januari 2013. (…)
(…) Ik zag dat het huurcontract opgemaakt was op 26 augustus 2015. Ik zag dat het paspoort sinds 17 januari 2013 verlopen was. (…) Ik (…) heb in onze politiesystemen gezocht naar [A] [1966] te [woonplaats] . Ik zag dat betrokkene [A] meerdere malen als aangever in het systeem geregistreerd is. Ik zag dat hij aangifte had gedaan terzake oplichting. Hij verklaarde dat zijn identiteitspapieren vals zijn
gebruikt. [A] gaf aan aangifte te willen doen van identiteitsfraude. Ik zag in het huurcontract het adres [adres] , [woonplaats] . Vanuit de politiesystemen bleek dat op dit adres een congrescentrum gevestigd was. Aangever [A] gaf aan het adres niet te kennen en daar ook nooit ingeschreven te hebben gestaan. Dit blijkt tevens uit onze politiesystemen.”
Voornoemde [A] heeft op 12 juli 2016 aangifte gedaan:
“
U vertelde mij dat er een huurcontract op mijn naam is afgesloten op de [adres] te [woonplaats] . (…) Het adres [adres] in [woonplaats] komt mij ook niet bekend voor. (…) Ik heb niemand toestemming gegeven om gebruik te maken van mijn paspoort.”
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4 en feit 5
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de huurovereenkomst vals was doordat de huurovereenkomst niet door hem maar door [A] is opgesteld. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Bij de huurovereenkomst zit een kopie van het paspoort van [A] dat reeds geruime tijd was verlopen. [A] heeft aangifte gedaan wegens het misbruiken van zijn persoonsgegevens. Hierbij heeft hij verklaard dat hij niemand toestemming heeft gegeven om zijn paspoort te gebruiken en dat hij het adres [adres] niet kent. Verder wist verdachte dat [A] , die hij ter zitting als zijnde de persoon op de foto in het paspoort heeft aangewezen, nooit in zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] is geweest. Gelet op voornoemde omstandigheden moet verdachte geweten hebben dat de huurovereenkomst vals was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte de huurovereenkomst valselijk opgemaakt door zijn handtekening onder de huurovereenkomst te zetten. Doordat verdachte de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is en het contract in de Nederlandse taal is opgesteld, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen met een ander of anderen de huurovereenkomst heeft vervalst.
Voorts kan gelet op het hiervoor overwogene worden bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van de identiteitsgegevens van [A] .