ECLI:NL:RBMNE:2018:855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
16/652234-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverklaring voor het telen van hennep en vrijspraak voor vernieling elektriciteitswerk

Op 7 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep en het vernielen van een elektriciteitswerk. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het telen van 80 hennepplanten in zijn woning tussen 21 juni 2016 en 2 augustus 2016. De verdachte werd echter vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op het opzettelijk vernielen van een elektriciteitswerk. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte enige handeling had verricht die de werking van de elektriciteitsmeter had verstoord. De officier van justitie had een taakstraf geëist, maar de rechtbank volgde de richtlijnen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en legde een geldboete van 1000 euro op. De rechtbank overwoog dat de teelt van hennep schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid en leidt tot maatschappelijke overlast. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 1000 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652234-17
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1966] te [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rethmeier en van hetgeen mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 21 juni 2016 tot en met 2 augustus 2016 te [woonplaats] ( [adres] ) 80 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt dan wel aanwezig heeft gehad
feit 2in de periode van 1 januari 2012 tot en met 2 augustus 2016 te [woonplaats] ( [adres] ) opzettelijke een elektriciteitswerk heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis heeft veroorzaakt, dan wel ten aanzien van een elektriciteitswerk een veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, waardoor een gemeen gevaar voor goederen is ontstaan dan wel verhindering/bemoeilijking van de stroomlevering

3.VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 3-5;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , houdende een bekennende verklaring van verdachte, p. 57 en 58.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
4.4
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren, namelijk het ten opzichte van het elektriciteitswerk verijdelen van veiligheidsmaatregelen. Hoewel er geen illegale aansluiting was gemaakt aan de elektriciteitsmeter om de hennepkwekerij van stroom te voorzien, heeft verdachte het elektriciteitswerk te zwaar beladen door de apparatuur van de kwekerij hierop aan te sluiten.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van het tweede feit op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman verwijst daarbij naar een arrest van de Hoge Raad (HR 9 januari 2018 ECLI:NL:HR:2018:16). Hoewel de elektriciteitsmeter is aan te merken als een elektriciteitswerk als bedoeld in artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), blijkt uit het dossier niet dat verdachte enige handeling ten aanzien van de elektriciteitsmeter heeft verricht. De stroom werd legaal afgenomen, waardoor verdachte de meter niet heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt of een stoornis in de werking van de meter veroorzaakt. Voorts mag (door de legale afname van stroom) aangenomen worden dat de groep waarop de hennepkwekerij was aangesloten, gezekerd was. Hierdoor is evenmin sprake van het verijdelen van een veiligheidsmaatregel.
De installatie ten behoeve van de hennepkwekerij is niet aan te merken als een elektriciteitswerk als bedoeld in artikel 161bis Sr, aangezien het niet direct onderdeel uitmaakt van het gehele productieproces van elektriciteit.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde en overweegt daartoe het volgende.
Artikel 90ter, eerste lid, Sr bepaalt dat onder elektriciteitswerken worden verstaan werken dienende tot voortbrenging, geleiding, transformatie of levering van elektriciteit en daarmede in verband staande beveiligings-, ondersteunings- en waarschuwingswerken. Een elektriciteitsmeter is naar het oordeel van de rechtbank zo een elektriciteitswerk.
Door Stedin wordt bij onderzoek aan de installatie van de hennepkwekerij geconstateerd dat de stroomafname via de elektriciteitsmeter is gelopen. Verdachte heeft de stroom op legale wijze via de meter heeft afgenomen, en niet is vastgesteld dat daarbij het elektriciteitswerk (elektriciteitsmeter) is vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt. Stedin neemt verder verschillende gevaarlijke situaties waar. Zo is de toegepaste beveiliging tegen overstroom niet afgestemd op de toegepaste materialen (de draaddoorsnede van de kabel was te klein) en zijn lampen gemonteerd op een ondergrond van brandbaar materiaal met aansluitleidingen die niet hittevast zijn. Los van de omstandigheid dat het aannemelijk is dat hierdoor een gevaarlijke situatie zou kunnen ontstaan, kan niet op grond van het onderzoek door Stedin, noch enig ander bewijsmiddel, worden vastgesteld dat verdachte, door de hennepkwekerij op deze wijze van stroom te voorzien, een stoornis in de gang of werking van het elektriciteitswerk (de elektriciteitsmeter) heeft veroorzaakt of bepaalde veiligheidsmaatregelen ten opzichte van dat elektriciteitswerk buiten werking heeft gesteld. Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
onder 1:
in de periode van 21 juni 2016 tot en met 2 augustus 2016 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] , een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 80 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
feit 1 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod

7.DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.MOTIVERING VAN DE STRAFFEN EN MAATREGELEN

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht een taakstraf een passende sanctie en heeft zich voor wat betreft het aantal uren gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte wordt schuldig bevonden aan het telen van hennep in zijn woning. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen planten (80) is het niet aannemelijk dat de hennep alleen voor eigen gebruikt was bedoeld.
Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de teelt van hennep veelal tot negatieve maatschappelijke effecten en overlast voor buurtbewoners. Daarbij is door Stedin geconstateerd dat in de hennepkwekerij gevaarlijke situaties zijn ontstaan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 januari 2018. Dit wordt niet in het voor- of nadeel van verdacht meegenomen.
Van feit 2 wordt verdachte vrij gesproken en om die reden wordt afgeweken van de eis van de officier van justitie. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft ten aanzien van het telen van een hoeveelheid van 80 hennepplanten, een geldboete ter hoogte van € 1.000,- als oriëntatiepunt voor de straftoemeting. De rechtbank ziet geen reden om van het uitgangspunt van de LOVS af te wijken en acht een geldboete van € 1000,- passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 1.000,-(
duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.W. Verhaagh, voorzitter, mrs. J. Ebbens en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2018.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 juni 2016 tot en met 2 augustus 2016 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 80 hennepplanten, althans een aantal hennepplanten en/of delen daarvan1 in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 11, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 2 augustus 2016 te [woonplaats] , gemeente Stichtse Vecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een electriciteitswerk (een zogenoemde elektriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen aan het [adres] ) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat elektriciteitswerk heeft veroorzaakt, en/of een ten opzichte van dat elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemene nutte is ontstaan, immers heeft verdachte in dat pand
- de toegepaste beveiliging tegen overstroom niet afgestemd op de toegepaste materialen en/of
- de voorschakelapparatuur en/of lampen gemonteerd op een brandbare ondergrond;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 februari 2017, genummerd