ECLI:NL:RBMNE:2018:854

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
7 maart 2018
Zaaknummer
16/705098-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor aanranding en zware mishandeling van een vrouw in Zeewolde

Op 7 maart 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 23-jarige man uit Zeewolde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het aanranding en zware mishandeling van een vrouw. De feiten vonden plaats op 20 december 2014, toen de vrouw haar hond aan het uitlaten was in een bos in Zeewolde. De verdachte viel de vrouw plotseling aan, sloeg haar meerdere keren en bracht haar op de grond, waarbij zij haar arm brak. Vervolgens heeft hij zijn hand in haar broek gestoken en haar vagina aangeraakt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor aanranding, maar niet voor poging tot verkrachting, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen aan de binnenzijde van de broek van de vrouw, wat de rechtbank als sterk bewijs beschouwde. De officier van justitie had een lagere straf geëist, maar de rechtbank vond de eis onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten, vooral gezien de blijvende schade en angst die de vrouw had ondervonden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop sinds de feiten en de positieve ontwikkeling van de verdachte. De benadeelde partij, de vrouw, vorderde schadevergoeding, die door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705098-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 november 2017 en 21 februari 2018. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R. Offermanns, advocaat te Zeewolde , alsmede de benadeelde partij en haar raadsvrouw, mr. M.M. Kubatsch, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt, kort en feitelijk weergegeven, op het volgende neer:
Feit 1:
(primair)poging tot verkrachting van [slachtoffer] op 20 december 2014 te [adres] dan wel
(subsidiair)aanranding van die [slachtoffer] op 20 december 2014 te Zeewolde met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, te weten een gebroken (linker)bovenarm/schouder.
Feit 2: toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] op 20 december 2014, te weten een gebroken (linker) bovenarm/schouder.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een algehele vrijspraak dient te volgen wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Aan de uitkomsten van het DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan nagenoeg geen bewijskracht toegekend worden. De mogelijkheid van een secundaire of zelfs tertiaire overdracht van een DNA-spoor van verdachte is niet onaannemelijk, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier volgt onvoldoende dat er een begin van uitvoering van een verkrachting heeft plaatsgevonden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2: [1]
[slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft aangifte gedaan van aanranding en mishandeling, gepleegd op 20 december 2014 te Zeewolde . Zij heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Een persoon deed direct zijn handen voor mijn gezicht. Toen begon ook direct het slaan. De bril werd hard in mijn hoofd geduwd. Ik kreeg een slag op mijn achterhoofd en slagen op mijn gezicht. Het slaan ging een tijdje door. Ik viel al gauw op de grond, op mijn linkerarm. Toen ik lag is hij aan mijn rechterkant gekomen. Hij trok aan mijn jas en ik voelde gestomp op mijn rug. Ik voelde dat hij aan mijn heupen zat en mij probeerde om te draaien. Hij deed heel kort zijn hand in mijn broek. Ik voelde één vinger van hem op mijn vagina. Doelbewust erop.
Mijn linker arm is gebroken ter hoogte van mijn schouder. Ik heb een hersenschudding en een wond boven mijn oog welke is dichtgeplakt. [2]
Aangeefster heeft letsel opgelopen, te weten een gebroken bovenarm/schouder, een gekneusd aangezicht en wonden op het hoofd. Er is sprake van blijvend letsel aan de linker schouder. Operaties daarvoor zijn noodzakelijk. De geschatte genezingsduur van de zichtbare letsels betreft vier weken en de geschatte genezingsduur van de overige letsels betreft één jaar. [3]
De broek van aangeefster is onderzocht op de aanwezigheid van biologische sporen. De bemonstering aan de binnenzijde van de voorzijde van de broek van aangeefster leverde een DNA-mengprofiel op van minimaal vier personen. De DNA-profielen van aangeefster, getuige [getuige] en verdachte matchen met dit DNA-mengprofiel. Onder de aanname dat getuige [getuige] één van de donoren van het celmateriaal is, zijn de volgende hypothesen opgesteld:
Hypothese 3: de bemonstering bevat celmateriaal van aangeefster, de getuige [getuige] , de verdachte en één willekeurige onbekende persoon;
hypothese 4: de bemonstering bevat celmateriaal van het slachtoffer, de getuige [getuige] en twee willekeurige onbekende personen.
De conclusie is dat de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek ten minste één miljard keer waarschijnlijker is als hypothese 3 waar is, dan als hypothese 4 waar is. [4]
Het Y-chromosomaal DNA-profiel van verdachte en van getuige [getuige] zijn vergeleken met het Y-chromosomaal DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering van de binnenzijde van de achterzijde van de broek van aangeefster (hierna: de bemonstering). Uit het Y-chromosomaal DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering is een Y-chromosomaal DNA-profiel afgeleid dat matcht met het Y-chromosomaal DNA-profiel van verdachte. [5]
Op 20 december 2014 om 08:19:57 uur, 08:27:11 uur en om 08:33:42 is er met de telefoon van verdachte een WhatsApp-bericht uitgestuurd. Deze berichten zijn via de zendmast aan het [adres] te [woonplaats] verzonden. [6]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen:
Verdachte heeft het feit ontkend en de raadsman heeft – kort gezegd – betoogd dat de resultaten van het DNA-onderzoek geen doorslaggevende bewijswaarde hebben. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Van het celmateriaal in de bemonstering aan binnenzijde van de voorzijde van de broek is een DNA-mengprofiel verkregen. De DNA-profielen van aangeefster, getuige [getuige] en verdachte matchen met dit profiel. De bewijswaarde van de match met het profiel van verdachte is als volgt: de bevindingen zijn ten minste één miljard keer waarschijnlijker als de bemonstering celmateriaal bevat van aangeefster, getuige [getuige] , verdachte en een willekeurige onbekende persoon dan als de bemonstering celmateriaal bevat van aangeefster, getuige [getuige] en twee willekeurige onbekende personen. De rechtbank kent aan deze match een zeer hoge bewijswaarde toe omdat het spoor, gelet op de plaats van aantreffen en de inhoud van de verklaring van aangeefster over de hand van de dader die aan de voorzijde haar broek is ingegaan, als een daderspoor dient te worden aangemerkt en het onderzoeksresultaat bovendien is geformuleerd met een statistische aanduiding die zo mag worden uitgelegd dat buiten redelijke twijfel staat dat het verkregen profiel van het spoor gelijk is aan dat van de verdachte. De stelling van de raadsman dat sprake zou kunnen zijn geweest van een secundaire, of zelfs tertiaire overdracht, is op geen enkele wijze nader onderbouwd. De rechtbank ziet in de overige stukken van het dossier noch in de verklaring van de verdachte enig redelijk aanknopingspunt, laat staan een bevestiging van deze door de raadsman geopperde mogelijkheid.
Deze stand van zaken dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot de slotsom dat geen aanknopingspunten bestaan om de bewijskracht van de resultaten van het voornoemde DNA-onderzoek te relativeren. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman. De resultaten van het DNA-onderzoek ondersteunen de verklaring die aangeefster heeft afgelegd over de handelingen die de voor haar onbekende dader heeft verricht.
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, zoals hierna onder 5 omschreven.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt dat verdachte deze strafbare feiten heeft begaan door het navolgende. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is verdachte bevraagd over zijn doen en laten gedurende de dag/nacht – en rondom het tijdstip – dat de feiten zijn gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij thuis was of misschien de honden aan het uitlaten was, waaruit in elk geval volgt dat hij in Zeewolde was. Ook heeft hij verklaard dat hij in het betreffende bos wel eens vaker de hond uitliet, waaruit kan worden opgemaakt dat die omgeving voor hem bekend was. Bovendien is het betreffende bos niet ver gelegen van de woning van verdachte. Verdachte heeft geen concrete antwoorden kunnen geven op vragen over zijn doen en laten rondom het tijdstip. Bovendien blijkt uit zijn verklaring geenszins dat hij – ondanks de jegens hem gerezen verdenking – daar enig onderzoek naar heeft verricht. Daarbij zijn hem enkele bijzonderheden van de nacht van 20 december 2014 voorgehouden, namelijk dat hij die nacht tweemaal met een vriend van hem was staande gehouden in twee verschillende voertuigen. Dit kon verdachte zich niet herinneren. Ook is verdachte niet nagegaan wie hij WhatsApp-berichten had gestuurd op tijdstippen die gelegen zijn rondom de gepleegde feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
hij op 20 december 2014 te Zeewolde, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- brengen van zijn hand in de broek van die [slachtoffer] en vervolgens houden van zijn vinger op de vagina van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld hierin dat hij, verdachte
- (onverhoeds) met kracht zijn hand in/op/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft gedrukt en
- die [slachtoffer] meerdere malen, (met kracht) heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd en de rug ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
- die [slachtoffer] op de grond heeft gedrukt (gehouden) en
- aan de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken en die [slachtoffer] (met kracht) bij de heupen heeft vastgepakt en heeft geduwd,
welk feit zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken
(linker)bovenarm/schouder) bij die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op 20 december 2014 te Zeewolde, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken (linker)bovenarm/schouder), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk
- meerdere malen, althans eenmaal met kracht heeft geslagen/gestompt tegen het hoofd en de rug ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en
- op de grond heeft gedrukt (gehouden).
Voor zover in het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
samenloop van
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
en
zware mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 dagen, met aftrek van de dagen dat verdachte in verzekering
gesteld is geweest;
- een gevangenisstraf van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Ter onderbouwing van haar eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij geen langere
onvoorwaardelijk gevangenisstraf heeft geëist vanwege het tijdsverloop sinds het plegen van
de feiten, de positieve situatie waarin verdachte zich thans bevindt en het gegeven dat artikel
63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op de betreffende ochtend het slachtoffer, dat nietsvermoedend in het bos haar honden uitliet, aangevallen. Hij heeft haar meermalen geslagen, waardoor zij ten val kwam, en vervolgens zijn hand in haar broek gebracht en haar vagina kortstondig aangeraakt. Daarbij heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Haar linker arm/schouder is gebroken. Het slachtoffer heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebruik gemaakt van haar spreekrecht. Zij heeft aangegeven dat zij haar arm de rest van haar leven niet meer normaal zal kunnen gebruiken. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar bovendien grote gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. De situatie is voor het slachtoffer uitermate beangstigend geweest, zoals zij dat ter zitting heeft verwoord. Sinds het plegen van de feiten is het gevoel van veiligheid haar ontnomen. Ook dragen dergelijke aanrandingen, gepleegd in de openbare ruimte, in zijn algemeenheid bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte neemt op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn daad.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 11 januari 2018, waaruit volgt dat verdachte vaker is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, maar niet eerder voor een zedenfeit en in de afgelopen vijf jaren niet voor een geweldsdelict;
- een reclasseringsadvies (beknopt) van 5 februari 2018, uitgebracht door Reclassering Nederland, waarin wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen – welk advies de rechtbank overneemt – en waarin de reclassering zich onthoudt van een advies over een sanctie. Er zijn geen bijzondere voorwaarden en/of directe interventiebehandelingen geïndiceerd.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde:
  • op 20 december 2016 door de politierechter Utrecht is veroordeeld tot een geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden;
  • op 1 juni 2015 door de politierechter Utrecht is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis;
  • op 6 september 2015 een geldboete van € 450,00 (een strafbeschikking) opgelegd heeft gekregen.
De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte één straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor omschreven, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De bewezenverklaarde feiten, waarbij een nietsvermoedend slachtoffer in het bos op gewelddadige wijze wordt neergeslagen en aangerand en daarbij zwaar lichamelijk letsel oploopt, rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, mede gelet op straffen die in min of meer gelijksoortige zaken worden opgelegd. De rechtbank ziet echter aanleiding een lagere gevangenisstraf op te leggen dan voornoemd uitgangspunt, gelet op het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de inhoud van voornoemd reclasseringsrapport van 5 februari 2018 waarin een positief beeld van verdachte naar voren komt.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank gaat hiermee boven de eis van de officier van justitie uit, nu die eis naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene, onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 15.842,29. Dit bedrag bestaat uit € 5.842,29 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is niet ingegaan op de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is (inhoudelijk) niet betwist, zodat de vordering voor vergoeding gereed ligt. De rechtbank waardeert deze schade op € 13.724,72 (bestaande uit € 10.000,00 immateriële schade en € 3.724,72 materiële schade) en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 december 2014.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Dit betreffen de volgende schadeposten:
  • tuin ad € 645,77;
  • vervoerskosten voor zover dat betreft de post ‘Bezoeken ouders 6x 220 km’ ad
€ 382,80;
  • kosten die zien op ‘hoger beroep’ ad € 130,00;
  • ‘Presentjes mensen die me geholpen hebben’ ad € 250,00;
  • ‘Extra verlichting rondom huis laten aanleggen’ ad € 709,00;
Reden daarvoor is dat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rechtstreeks verband is tussen de gestelde schade zoals hierboven opgesomd en de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten en de kosten die zien op ‘hoger beroep’ voorwaardelijk zijn gedaan en niet zijn gemaakt, gelet op de stand van de procedure.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 13.724,72, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 december 2014 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 103 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 246, 248 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 13.724,72 (bestaande uit € 10.000,00 immateriële schade en € 3.724,72 materiële) schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij [slachtoffer] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2014 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan de Staat € 13.724,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2014 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 103 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H.J. Bos en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Zeewolde, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door
geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging met geweld en
/ of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van
handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van
het lichaam, opzettelijk
- ( onverhoeds) (met kracht) zijn hand op/tegen de ogen, althans in/op/tegen
het gezicht van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft
geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of de rug ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gedrukt (gehouden) en/of
- aan de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of die [slachtoffer]
(met kracht) bij de heupen heeft vastgepakt en/of heeft geduwd en/of
- zijn hand in de broek van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of
(vervolgens) zijn vinger op/tegen de vagina heeft geduwd/gehouden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Zeewolde, althans in het arrondissement
[adres] , door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging
met geweld en /of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot
het plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande
uit het
- duwen/brengen van zijn hand in de broek van die [slachtoffer] en/of
(vervolgens) duwen/houden van zijn vinger op/tegen de vagina van die
[slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
- ( onverhoeds) (met kracht) zijn hand op/tegen de ogen, althans in/op/tegen
het gezicht van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft
geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of de rug ten gevolge waarvan die
[slachtoffer] op de grond is gevallen en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gedrukt (gehouden) en/of
- aan de jas van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of die [slachtoffer]
(met kracht) bij de heupen heeft vastgepakt en/of heeft geduwd,
welk feit zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken
(linker)bovenarm/schouder) bij die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 december 2014 te Zeewolde , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel (te weten: een gebroken (linker)bovenarm/schouder), heeft
toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft geslagen/gestompt
op/tegen het hoofd en/of de rug ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op
de grond is gevallen en/of
- op de grond heeft gedrukt (gehouden).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 februari 2016, genummerd 2014366052, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 148. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 21, alinea’s 1, 2, 3, 6 en 8. Pagina 22, alinea’s 3, 4, 7 en 8. Pagina 23, alinea’s 1 en 2.
3.Pagina 30.
4.Het NFI-rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedenmisdrijf in Zeewolde op 20 december 2014’, opgemaakt op 10 maart 2017 door ing. M.J.W. Pouwels, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA. Blad 2 en blad 3.
5.Pagina’s 108 en 109.
6.Pagina 145.