ECLI:NL:RBMNE:2018:834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
UTR 17/5192
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor verbouwing van Huize [naam] voor horeca-activiteiten en cultuur en ontspanning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2018 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die aan [derde-partij] B.V. is verleend voor de verbouwing van Huize [naam] voor horeca-activiteiten en cultuur en ontspanning. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de eisers beoordeeld, waarbij werd gekeken naar hun belanghebbendenschap volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eiser [H] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt vanwege de grote afstand tot het perceel, terwijl de overige eisers wel ontvankelijk zijn in hun beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoogde activiteiten passen binnen het geldende bestemmingsplan en dat er voldoende parkeergelegenheid is, ondanks de zorgen van de eisers over parkeren in hun straten. Ook is geoordeeld dat de verbouwing geen negatieve impact zal hebben op beschermde natuurwaarden, zoals vastgesteld in een rapport van [bedrijfsnaam] B.V. De rechtbank heeft het beroep van eiser [H] niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen van de overige eisers ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/5192
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 maart 2018 op het beroep in de zaak tussen
1. [eiser sub 1/gemachtigde van eisers] en 147 anderen (zie de lijst met namen die als bijlage bij deze uitspraak is gevoegd),

2. [eiser sub 2]

3. Stichting Heiligenbergerbeekdal

4. Samenwerkende Groeperingen Leefbaar Amersfoort,allen wonend of gevestigd te [woonplaats]
(gemachtigde: [eiser sub 1/gemachtigde van eisers] ), eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. [gemachtigde] )

Als derde-partij heeft deelgenomen: [derde-partij] B.V., te [vestigingsplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [derde-partij] B.V. (verder: vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het pand Huize [naam] voor horeca-a en op cultuur en ontspanning gerichte activiteiten op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] , kadastraal bekend gemeente [naam gemeente] , sectie [sectie-aanduiding] , nummer [nummeraanduiding] (verder: het perceel).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer UTR 17/5192). Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummer UTR 17/5190).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2018. Van eisers, genoemd onder 1, zijn verschenen [eiser sub 1/gemachtigde van eisers] , [A] , [B] , [C] ,
[D] en [E] . Eisers, genoemd onder 2 tot en met 4, zijn verschenen bij hun gemachtigde, bijgestaan door ing. [F] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar directeur [G] .

Overwegingen

1. Op 30 december 2016 heeft vergunninghouder een (gewijzigde) aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend ten behoeve van de verbouwing van Huize [naam] , dat gelegen is in Park [naam] . Vergunninghouder wenst de inrichting van Huize [naam] te wijzigen en om te bouwen tot horecaruimte.
Blijkens de aanvraag wil vergunninghouder Huize [naam] gebruiken voor ‘horeca-a/cultuur en ontspanning in de vorm van een atelier, een creativiteitscentrum, een museum, een (muziek)theater en andere vergelijkbare activiteiten met een op cultuur gerichte publieksfunctie’.
2. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder een ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijzen over het ontwerpbesluit kenbaar te maken. Eisers hebben allen van die gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Ontvankelijkheid
3. De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding eerst te beoordelen of eisers als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt in het door hen ingestelde beroep.
3.1
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder ‘belanghebbende’ verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) volgt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat belanghebbende is bij dat besluit, tenzij gevolgen van enige betekenis ontbreken. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Ten aanzien van eisers sub 1
3.2
Van de eisers, genoemd onder 1, woont eiser [H] op een dermate grote afstand van het perceel, dat hij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kan worden aangemerkt. Door de grote afstand tussen zijn woning en het perceel, heeft eiser [H] geen zicht op het perceel, terwijl ook niet is gebleken dat hij op andere wijze rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van het bestreden besluit. Het beroep van eiser [H] moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de overige eisers sub 1
3.3
De rechtbank is van oordeel dat de overige eisers, genoemd onder 1, belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb zijn. Hoewel deze eisers niet allemaal zicht hebben op het perceel, is niet op voorhand uit te sluiten dat toekomstige bezoekers van Huize [naam] hun auto in de straten van eisers’ woningen zullen parkeren, om van daaruit te voet een bezoek aan Huize [naam] te brengen. Uit de situatie ter plaatse blijkt immers dat Huize [naam] via diverse ingangen van het park in de nabijheid van de woningen te bereiken is. Hierdoor is de planologische uitstraling van het bestreden besluit potentieel zodanig dat deze eisers rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervinden van het bestreden besluit. Dit kunnen gevolgen van enige betekenis zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze eisers ontvankelijk zijn in hun beroep.
Ten aanzien van eiser sub 2
3.4
De gemachtigde van eisers heeft toegelicht dat [eiser sub 2] bestaat uit een groep omwonenden die nu met volle teugen geniet van het recreatief gebruik van Park [naam] en overlast en schade vreest ten gevolge van de plannen van vergunninghouder. Het staat echter vast dat [eiser sub 2] geen bij notariële akte opgerichte rechtspersoon is. [eiser sub 2] is evenmin aan te merken als een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek, nu niet wordt voldaan aan de volgende cumulatieve vereisten:
a. er moet een ledenbestand zijn;
b. het moet gaan om een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel, zodat sprake moet zijn van regelmatige ledenvergaderingen, een bestuur en een samenwerking die op enige continuïteit is gericht;
c. de organisatie dient als een eenheid deel te nemen aan het rechtsverkeer.
3.5
De conclusie is daarom dat eiser sub 2 geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb is bij het bestreden besluit, zodat het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk is.
Ten aanzien van eiseres sub 3
3.6
Eiseres sub 3 is een stichting. Blijkens de statuten heeft zij ten doel:
- het behoud, het herstel en het bevorderen van de natuur- en cultuurwaarden van het Heiligenbergerbeekdal;
- het verrichten van alle verdere handelingen die met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn, alles in de ruimste zin des woords.
Eiseres sub 3 tracht dit doel te bereiken door:
- het tegengaan van ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor bovengenoemde waarden;
- het promoten van het beekdal;
- het geven van voorlichting en advies;
- het verwerven van fondsen en
- alle overige geoorloofde middelen.
3.7
De rechtbank is van oordeel dat uit de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van eiseres sub 3 kan worden afgeleid dat zij opkomt voor belangen die zien op het gebied waar de vergunde activiteiten zijn voorzien. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat Huize [naam] een monumentale status heeft en in dat opzicht een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt die eiseres sub 3 blijkens haar doelstelling beoogt te behouden dan wel te bevorderen. De conclusie is dan ook dat eiseres sub 3 kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Haar beroep is dan ook ontvankelijk.
Ten aanzien van eiseres sub 4
3.8
Eiseres sub 4 is een vereniging. Blijkens de statuten heeft zij ten doel:
- de bevordering en bescherming van de kwaliteit van het woon- en leefklimaat;
- het behouden en verbeteren van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de flora en de fauna, de kwaliteit van het milieu, waaronder begrepen doch niet beperkt tot de lucht, geluid, de bodem en het water en de gezondheid van mensen; de kwaliteit van een goede ruimtelijke ordening, waaronder begrepen doch niet beperkt tot de problematiek rond verkeersafwikkeling en parkeren, alles in de ruimste zin des woords.
Eiseres sub 4 tracht dit doel te bereiken door:
- het geven van voorlichting en advies bij de behartiging van de belangen op het gebied van wonen en mobiliteit;
- het voeren van overleg en onderhandelingen met de overheid;
- het gevraagd en ongevraagd leveren van inhoudelijke bijdragen aan de ontwikkeling en bijstelling van overheidsbeleid en (ruimtelijke) plannen;
- het bevorderen van een goede samenhang tussen milieu, gebruikersgroen en natuurwaarden ten opzichte van de dichtheid van de stedelijke bebouwing;
- het bevorderen van een goede ruimtelijke inpassing bij het realiseren van culturele- en andere maatschappelijke voorzieningen;
- het leveren van bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van inspraak- en rechtsbescherming, onder meer, doch niet beperkt tot, door het bevorderen van goede inspraakmogelijkheden en een goede inspraakverordening;
- gebruik te maken van inspraak- en rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Het werkgebied van eiseres sub 4 omvat de gemeente Amersfoort en aangrenzende gemeenten.
3.9
De rechtbank is van oordeel dat het statutaire doel van eiseres sub 4 functioneel en territoriaal beperkt is tot onder meer de bevordering en bescherming van het woon- en leefklimaat van Amersfoort en aangrenzende gemeenten. Eiseres sub 4 heeft toegelicht dat zij als koepelorganisatie een aanspreekpunt en overlegpartner is voor de gemeente. De rechtbank is gezien de doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van oordeel dat eiseres sub 4 door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt en daarbij opkomt voor de belangen die zien op het gebied waar de vergunde activiteiten zijn voorzien. De conclusie is ook hier dat eiseres sub 4 kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb. Ook haar beroep is ontvankelijk.
Inhoudelijke beoordeling
Gebruik
4. Als meest verstrekkende beroepsgrond hebben eisers betoogd dat de beoogde activiteiten van vergunninghouder op het perceel niet passen binnen het geldende bestemmingsplan. Verweerder heeft weliswaar de omgevingsvergunning verleend op basis van de omschrijving in de aanvraag die precies past in het bestemmingsplan, maar eisers vrezen dat de werkelijke exploitatie een vorm van horeca zal zijn die in strijd is met het bestemmingsplan en met de Horecanota van de gemeente Amersfoort. Ter ondersteuning van hun betoog hebben eisers onder meer gewezen op persberichten en op berichten op internet van vergunninghouder, waarin Huize [naam] onder meer wordt genoemd als trouwlocatie of feestlocatie.
4.1
Het perceel ligt in een gebied waarop het bestemmingsplan “Park [naam] e.o.” van toepassing is. Op het perceel rust de bestemming “Gemengd 1”.
Ingevolge artikel 5.1 van de bestemmingsregels zijn de voor “Gemengd 1” aangewezen gronden bestemd voor:
wonen;
horeca van categorie a;
cultuur en ontspanning in de vorm van een atelier, een creativiteitscentrum, een museum, een (muziek)theater en andere vergelijkbare activiteiten met een op cultuur gerichte publieksfunctie;
bij een en ander behorende voorzieningen, zoals tuinen, terrassen en nuts- en groenvoorzieningen;
met dien verstande dat dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de van deze regels (bijlage 5) deel uitmakende Nota Parkeernormen d.d. 27 januari 2009.
4.2
In de aanvraag om omgevingsvergunning heeft vergunninghouder vraag 7 van het onderdeel “Bouwen” (“Geef aan waar u het bouwwerk voor gaat gebruiken”) als volgt beantwoord:
“horeca-a/cultuur en ontspanning in de vorm van een atelier, een creativiteitscentrum, een museum, een (muziek)theater en andere vergelijkbare activiteiten met een op cultuur gerichte publieksfunctie”.
4.3
Evident is dat het in de aanvraag door vergunninghouder vermelde gebruik exact past binnen het in artikel 5.1 van de bestemmingsregels toegestane gebruik.
Op grond van vaste rechtspraak van de ABRS (zie onder meer de uitspraak van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2876) moet bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, maar ook of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Tot strijd met de bestemming moet worden geoordeeld als redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
4.4
Ter zitting heeft vergunninghouder een toelichting gegeven op het door hem beoogde gebruik van Huize [naam] . Vergunninghouder heeft aangevoerd dat hij meerdere (vaak monumentale) locaties in gebruik heeft voor diverse activiteiten. Bij de aankoop van een pand wordt altijd gekeken naar de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en worden ook enkel activiteiten ontplooid die het bestemmingsplan toestaat. Vergunninghouder heeft betoogd zich altijd strikt aan de bestemming van het bestemmingsplan te houden. Met betrekking tot Huize [naam] heeft vergunninghouder opgemerkt dat de mogelijkheden daar beperkt zijn, gezien de relatief beperkt beschikbare ruimte van de locatie. Vergunninghouder wil de begane grond gebruiken voor een restaurant of lunchroom en de eerste verdieping voor activiteiten die gericht zijn op cultuur en ontspanning, zoals het organiseren van een concert, een expositie of het houden van een huwelijksvoltrekking. Het organiseren van (trouw)feesten is daarbij door vergunninghouder uitdrukkelijk uitgesloten. Dat Huize [naam] op internet wordt aangeprezen als onder meer vergader- en congreslocatie is een omstandigheid waar vergunninghouder geen invloed op heeft aangezien de betreffende site niet door vergunninghouder wordt beheerd. Verzoeken voor dergelijke activiteiten zal vergunninghouder dan ook niet honoreren. Wel zal vergunninghouder, indien hij een dergelijk verzoek krijgt, de potentiële klant wijzen op de mogelijkheden bij een andere, in zijn bezit zijnde, locatie (“cross selling”). Vergunninghouder gebruikt cross selling binnen zijn bedrijfsopzet actief als manier om de verschillende locaties te promoten. Hij heeft toegelicht dat iedere locatie anders is wat betreft opzet, grootte en mogelijkheden en dat het uitgangspunt is dat er voor iedere potentiële klant een geschikte locatie is.
4.5
Mede gelet op deze door vergunninghouder gegeven toelichting heeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Huize [naam] zal worden gebruikt op een wijze die strijdig is met de in het bestemmingsplan neergelegde bestemming. De omstandigheid dat vergunninghouder enige armslag wenst in de exacte invulling van het gebruik van de locatie, betekent niet dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat Huize [naam] na de verbouwing zal worden gebruikt voor activiteiten die strijdig zijn met de bestemming. De rechtbank wordt in dit oordeel gesteund door de pas ter zitting overgelegde bouwtekeningen, behorend bij de verleende omgevingsvergunning. Uit die bouwtekeningen blijkt immers dat de indeling van de locatie zodanig is dat voor de activiteit ‘cultuur en ontspanning’ slechts ruimte is voor maximaal 120 personen. De bij eisers bestaande vrees dat de locatie zal worden gebruikt voor onder meer feesten en congressen met een maximaal aantal gasten van 250, acht de rechtbank gelet op vorenstaande dan ook onvoldoende om aan te nemen dat Huize [naam] zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. Verweerder heeft daarom terecht vastgesteld dat de aangevraagde activiteiten passen binnen het bestemmingsplan. Het betoog van eisers slaagt dan ook niet.
4.6
Omdat uit het voorgaande volgt dat er geen reden is om aan te nemen dat vergunninghouder activiteiten wil ontplooien waarvan op voorhand al duidelijk is dat die afwijken van wat is aangevraagd, zal de rechtbank de hierna te bespreken beroepsgronden van eisers beoordelen aan de hand van het gebruik zoals dat in de aanvraag (en dus in het bestemmingsplan) staat.
Parkeren
5. Eisers hebben de beroepsgrond dat sprake is van ongeoorloofde subsidie/ongeoorloofde staatssteun, omdat verweerder heeft afgezien van een financiële vergoeding voor het gebruik van openbare parkeergelegenheid, ter zitting van de rechtbank niet langer gehandhaafd. De rechtbank zal die grond dan ook verder onbesproken laten.
5.1
De rechtbank overweegt verder allereerst dat verweerder een eigen parkeerbeleid hanteert. Verweerder is daartoe bevoegd en is ook niet gehouden om de parkeerkencijfers van het CROW te gebruiken. Ter ondersteuning van dat oordeel verwijst de rechtbank naar een uitspraak van de ABRS van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1538.
5.2
In navolging van vaste rechtspraak van de ABRS (zie onder meer de uitspraak van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2924), overweegt de rechtbank dat bij de beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen rekening behoort te worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het bouwplan. Een eventueel bestaand tekort kan als regel buiten beschouwing worden gelaten.
5.3
Door eisers wordt niet (meer) betwist dat het toekomstig gebruik van Huize [naam] , zoals door vergunninghouder aangevraagd en daarbij dus uitgaande van maximaal 120 bezoekers, een parkeervraag oproept van maximaal 76 plaatsen. Evenmin wordt door eisers betwist dat daarvan 4 parkeerplaatsen op eigen terrein zijn voorzien en 22 parkeerplaatsen zijn aangelegd bij [.] , waardoor een tekort ontstaat van 50 parkeerplaatsen.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze parkeerbehoefte zich oplost in het openbaar gebied en dat in de directe omgeving ook voldoende openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Verweerder heeft daarbij onder meer gewezen op het parkeerterrein van voetbalvereniging [...] . Eisers betwisten niet dat deze door verweerder genoemde openbare parkeerplaatsen aanwezig en voldoende beschikbaar zijn om bij maximale bezetting te voldoen aan de parkeerbehoefte. Zij vrezen evenwel dat de bezoekers van Huize [naam] niet op genoemde parkeerplaatsen, maar in hun straten zullen parkeren, mede gelet op het feit dat die veelal dichter bij Huize [naam] zijn gelegen.
5.4
In artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staan de situaties opgesomd waarin de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden geweigerd. De in dit artikel vermelde weigeringsgronden zijn limitatief en imperatief van aard. Dit betekent dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de bouwactiviteit in strijd is met één of meer genoemde toetsingsgronden en dat de omgevingsvergunning moet worden verleend, indien geen sprake is van één van deze weigeringsgronden.
Het bestemmingsplan schrijft voor dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dat daarvoor moet worden aangesloten bij de Nota Parkeernormen. Hiervoor is al overwogen dat partijen het erover eens zijn dat daaraan kan worden voldaan met de door verweerder genoemde parkeerterreinen in het openbare gebied. Dat betekent dat wordt voldaan aan de eis uit het bestemmingsplan. Bij deze toets is alleen relevant of er voldoende parkeergelegenheid is, maar niet of daarvan ook daadwerkelijk gebruik gemaakt zal worden.
Nu in dit geval geen sprake is van strijd met het geldende bestemmingsplan en voorts niet is gebleken dat één van de overige in artikel 2.10 van de Wabo genoemde weigeringsgronden zich voordoet, moet worden geoordeeld dat hier sprake is van een gebonden beschikking en verweerder derhalve gehouden was de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. In de besluitvorming van verweerder is dus geen ruimte voor een belangenafweging. Verweerder heeft op de zitting wel toegelicht dat de zorgen van eisers aan de orde kunnen komen in het kader van eventuele toekomstige parkeerregulering en -handhaving in de woonwijken.
Het betoog van eisers slaagt niet.
Natuurwaarden
6. Eisers hebben in beroep betoogd dat Park [naam] voor veel beschermde dier- en plantensoorten een leefgebied is en dat de verbouwing en het toekomstige gebruik van Huize [naam] mogelijk zorgt voor een verstoring van beschermde natuurwaarden. Hierdoor vindt wellicht een overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming plaats, aldus eisers. Nu verweerder heeft nagelaten dit te onderzoeken, is sprake van een onzorgvuldig onderzoek, aldus eisers.
6.1
Om te kunnen beoordelen of door de gevraagde omgevingsvergunning mogelijk schade zal worden toegebracht aan de natuurwaarden ter plaatse, heeft [bedrijfsnaam] B.V. op verzoek van vergunninghouder een oriënterend onderzoek gedaan naar beschermde flora en fauna op het perceel. De bevindingen van dat onderzoek heeft [bedrijfsnaam] B.V. neergelegd in een rapport van 25 april 2017. Daarin komt [bedrijfsnaam] B.V. op basis van bureaustudie en veldonderzoek tot de conclusie dat de renovatie van Huize [naam] niet leidt tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden en dat de beoogde renovatie uitvoerbaar is conform het bepaalde in de Wet natuurbescherming.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op grond van de bevindingen van [bedrijfsnaam] B.V. op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de beoogde activiteiten van vergunninghouder niet zullen leiden tot handelingen die in strijd zijn met de Wet natuurbescherming. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de aangevraagde activiteiten niet ook hadden moeten worden aangemerkt als activiteiten waarvoor een vergunning of ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming nodig is. Evenmin is er reden om aan te nemen dat de Wet natuurbescherming op voorhand in de weg staat aan de uitvoering van de verbouwwerkzaamheden. Dit geldt temeer, nu verweerder aan de omgevingsvergunning voorschriften heeft verbonden die zien op de zorgplicht met betrekking tot de flora en fauna tijdens die werkzaamheden. De beroepsgrond van eisers slaagt dus niet.
Conclusie
7. Het vorenoverwogene leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep eiser [H] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van de overige eisers, genoemd onder sub 1, ongegrond;
- verklaart het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van eisers sub 3 en 4 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, mr. M.E.A. Braeken en
mr. E.C. Matiasen, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover daarbij is beslist op het beroep, binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage

Lijst van namen eisers sub 1.