ECLI:NL:RBMNE:2018:832

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
450077 / HA RK 17-262
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2018, heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.J.W. Verhaagh, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke zaak met nummer UTR 16 / 4142 BESLU T3. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 november 2017, zes weken na de zitting van 5 oktober 2017. Verzoeker stelde dat hij direct na de zitting wist dat hij de rechter wilde wraken en dat hij hieraan veel tijd had besteed, maar de wrakingskamer oordeelde dat de indiening van het verzoek te laat was. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk, omdat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde niet voldoende waren om de verlate indiening te rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 450077 / HA RK 17-262
Proces-verbaal van de beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 13 februari 2018
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
(verder te noemen: verzoeker),
tot wraking van mr. E.J.W. Verhaagh als behandelend rechter in de zaak met nummer
UTR 16 / 4142 BESLU T3.

1.De procedure

1.1.
De behandeling van het wrakingsverzoek, die op 24 november 2017 was onderbroken, is op 13 februari 2018 hervat. Bij de voortzetting van de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen en heeft zijn wrakingsverzoek toegelicht. Aan het einde van de behandeling van de zaak heeft de wrakingskamer de behandeling onderbroken teneinde zich te beraden.
1.2.
Na hervatting van de behandeling heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en meegedeeld direct mondeling uitspraak te doen.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 8:16 lid 1 Awb schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden. In dit geval heeft verzoeker op 16 november 2017, zes weken na de zitting van 5 oktober 2017, een wrakingsverzoek ingediend. Verzoeker heeft betoogd dat hij direct na de zitting wist dat hij de rechter ging wraken en is direct begonnen met het schrijven van het wrakingsverzoek. Hij heeft hier elk vrij moment van zijn tijd aan besteed en heeft hier wegens persoonlijke omstandigheden lang over gedaan. Anders dan verzoeker betoogt, brengt de omstandigheid dat verzoeker meteen na de zitting van 5 oktober 2017 wist dat hij de rechter ging wraken en is gaan schrijven aan zijn verzoek, niet mee dat de verlate indiening van het wrakingsverzoek verschoonbaar is. Het wrakingsverzoek is te laat ingediend.
2.2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verklaart de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met nummer UTR 16 / 4142 BESLU T3 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en
mrs. G.J.J.M. Essink en N.E.M. Kranenbroek als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.