4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feiten 1 en 2 van parketnummer 16/659206-17
Op dinsdag 12 juli 2016 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van afpersing. Hij heeft daarbij verklaard dat hij vorige week donderdag bij een hangplek in Huizen was, tussen 19:45 en 20:00 uur. Bij de hangplek kwam hij een auto tegen, een blauwe 5-deurs auto, met [verdachte] achter het stuur. [verdachte] vroeg of aangever in wilde stappen. Aangever is naast [verdachte] gaan zitten. Vervolgens reden zij in de richting van de Oostermeent. Aangever zag twee personen, waaronder [medeverdachte] langs de weg staan. Beide personen stapten in de auto, waarbij [medeverdachte] achter aangever ging zitten. Nadat ze de voor aangever onbekende jongen hadden afgezet, is de auto doorgereden naar een plek bij de hei of het bos in de buurt van Oud-Valkeveente Naarden. Toen de onbekende jongen naar huis was gebracht, begonnen [verdachte] en [medeverdachte] beiden tegen aangever te zeggen dat hij moest betalen. Het bedrag waar ze het over hadden was € 2.200,00. Aangever moest dat contant betalen.
Beiden zeiden dat aangever een week de tijd kreeg om het geld bij elkaar te krijgen. Als aangever dat geld niet zou geven dan zou hij klappen krijgen.
Toen aangever in de auto zat, kreeg hij klappen van [verdachte] en [medeverdachte] over zijn gehele lichaam. Ook werd hij bedreigd door beiden dat hij nog meer klappen zou krijgen als hij niet zou betalen.
Aangever heeft verklaard dat hij pijn voelde aan zijn been, dat hij letsel heeft opgelopen in zijn nek toen [medeverdachte] en [verdachte] hem in zijn nek pakten, dat er foto’s zijn gemaakt van dat letsel en dat de foto’s, die de vader van aangever tijdens het verhoor op zijn mobiele telefoon laat zien aan de verbalisanten, via zijn vader zullen worden toegezonden.
Aangever is zowel in als buiten de auto geslagen door [medeverdachte] en [verdachte] . Toen zij bij een bos waren, stapten zij alle drie uit de auto en ging het verder zoals in de auto. In het bos is aangever met zijn eigen riem op zijn been geslagen door [medeverdachte] .
Toen aangever, [medeverdachte] en [verdachte] in het bos aankwamen, moest aangever zijn iPhone afgeven aan [medeverdachte] . Het IMEI-nummer van deze telefoon is [IMEI-nummer] . Aangever zag dat [medeverdachte] die iPhone in zijn broek deed en hoorde dat [medeverdachte] zei dat die telefoon nu van hem was en dat hij hem zou verkopen.
Aangever heeft voorts verklaard dat hij gisteren, op 11 juni 2016, is gebeld door [medeverdachte] met de vraag hoe aangever het geld zou regelen en dat ze aanstaande donderdag weer zouden gaan chillen. Aangever weet dat het niet chillen is, maar dat het weer net zo’n avond wordt als vorige week donderdag. Aangever is door [medeverdachte] en [verdachte] thuis afgezet.
De foto’s van het letsel van aangeveraan hals en been zijn bij de aangifte gevoegd.
De pleegdatum is donderdag 7 juli 2016 tussen 19:45 en 20:00 uur. Op het moment dat de aangifte was afgerond, zag aangever dat hij een whatsappbericht had binnen gekregen van ‘ [bijnaam] ’, de naam waaronder [medeverdachte] in de telefoon van aangever staat.‘ [bijnaam] ’ vroeg of aangever al vooruitgang had geboekt.
Op 13 juli 2016 vroeg [medeverdachte] in een whatsappbericht opnieuw aan aangever of hij vooruitgang had geboekt.
Op 14 juli 2016 belde [medeverdachte] met aangever.
Dit gesprek is getapt en de woordelijke weergave van het gesprek luidt als volgt (rechtbank: K = [medeverdachte] ; B = [slachtoffer] ):
K: Jo
B: Jo
K: Wat is er?
B: Ja ik heb het niet.
K: Watte?
B: Ik heb het niet ouwe. Die 2200.
K: Ik hoor je niet.
B: Dat ik die 22 niet heb.
K: Oke.
B: Dus ja….
K: Dat was de afspraak niet! Ik zie jou gewoon straks!
B: Ja…ja…. Ik heb het niet. Ik heb geen zin meer… Ik heb niet meer zin daar in ouwe.
K: Nee, hoeft ook niet, gaat ook niet gebeurden, maar ik zie jou wel straks!
B: Ja…maar…
K: Heb je me gehoord of niet! Ik zie jou straks!
B: Maar ik ga niets betalen.
K: Ik zegt tegen jou. Ik zie jou straks. Toch!
B: Ja
K: En dat wat we hebben afgesproken, gaan we ook gewoon doen! Ik zie jou straks! Gaan we wat anders doen. Dan ga je.. Het gebeurd niet wat er gebeurd, want we gaan iets… Ik heb ook al met die andere jongen gepraat. We gaan iets anders doen!
B: Mmmm
K: Ik zie jou gewoon straks ja!
B: ehhh…ja
K: Jo, ik bel jou ja, jo.
B: Jo.
Uit de door de politie opgevraagde verkeersgegevens van de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] blijkt dat deze telefoon op 3 augustus 2016 weer in gebruik werd genomen. In het toestel was een simkaart geplaatst voorzien van een telefoonnummer dat door de politie te koppelen was aan [A] .
[A] heeft verklaard dat hij de telefoon van [B] had gekregen om hem door te verkopen.[B] heeft verklaard dat hij voor € 200,00 een telefoon van [verdachte] heeft gekocht en dat de bijnaam van [verdachte] is.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 7 juli 2016 in de avonduren aan het chillen was met twee dames in de auto. De chillplek is aan de Crailoseweg, voorbij het zwembad de Sijsjesberg, waar je op een pad je auto kan parkeren, aldus getuige. Getuige zag op 7 juli 2016 aangever op die chillplek staan, samen met twee andere jongens. Ze stonden naast een auto, volgens de getuige een blauwe Peugeot 206. Die twee andere jongens waren [medeverdachte] en [verdachte] .
Toen getuige daar ging staan om te chillen en aan [medeverdachte] vroeg hoe het ging, vroegen [medeverdachte] en [verdachte] aan getuige of hij weg wilde gaan. Getuige had ongeveer 30 seconden het zicht op aangever. Aangever had waterige oogjes en stond ongemakkelijk naar getuige te kijken.
[verdachte] heeft verklaard dat hij een grijsachtig blauwe Peugeot 206 heeft gehad.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het strafdossier voldoende (steun)bewijs voor hetgeen in de aangifte is verklaard door aangever. De door verdachte ter zitting afgelegde verklaring dat hij altijd bevriend is geweest met de aangever, dat hij de telefoon van aangever heeft gekregen omdat hij nog € 100,00 van aangever kreeg, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet geloofwaardig.