ECLI:NL:RBMNE:2018:814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
6302713 UC EXPL 17-12046
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en boete wegens treintje rijden in parkeergarage

In deze zaak vordert Q-Park Operations Netherlands II B.V. betaling van € 360,- van de gedaagde, die wordt beschuldigd van het zonder betaling verlaten van een parkeergarage door middel van 'treintje rijden'. Dit gebeurde op 8 november 2016, waarbij de gedaagde, als kentekenhouder van de betrokken auto, niet heeft kunnen aantonen dat zij niet de bestuurder was. Q-Park stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst, en dat zij op basis van de algemene voorwaarden een bedrag van € 60,- voor een verloren kaart en een boete van € 300,- verschuldigd is. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij nooit in de parkeergarage is geweest, maar kan dit niet onderbouwen.

De kantonrechter oordeelt dat Q-Park voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde de auto op de betreffende datum heeft bestuurd en dat het 'treintje rijden' een ernstige tekortkoming in de overeenkomst oplevert. De kantonrechter concludeert dat de boete van € 300,- niet als oneerlijk kan worden aangemerkt en dat de gedaagde de gevorderde bedragen moet betalen. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 6 januari 2017, en de gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 31 januari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6302713 UC EXPL 17-12046 SW/1581
Vonnis van 31 januari 2018
inzake
de besloten vennootschap
Q-Park Operations Netherlands II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
verder ook te noemen Q-Park,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 september 2017;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert de parkeergarage […] te Utrecht.
2.2.
Bezoekers die hun auto in deze garage willen parkeren, rijden langs een bord waarop informatie wordt vermeld over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.
2.3.
Voor het gebruik van de parkeergarage is een parkeervergoeding verschuldigd. Betaling hiervan vindt plaats op het moment dat de bezoeker de parkeergarage verlaat.
2.4.
Op 8 november 2016 om 13:22 uur is een Mercedes Benz B 200 CDI met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) de parkeergarage uitgereden zonder te betalen, door vlak achter een voorganger aan te rijden. Het kenteken van de auto staat op naam van [gedaagde] .
2.5.
De door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden (hierna: de Algemene Voorwaarden) luiden, voor zover hier relevant:
‘(…)
2.1
De toegang tot de parkeerfaciliteit wordt uitsluitend verleend onder toepassing van deze voorwaarden, die deel uitmaken van iedere parkeerovereenkomst gesloten met Q-Park.
(…)
6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd. (…).
6.3
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld dor middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (…), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- (…).
(…)’
2.6.
Bij aangetekende brief van 4 mei 2017 heeft de incassogemachtigde van Q-Park aan [gedaagde] geschreven dat Q-Park heeft geregistreerd dat de Mercedes met kenteken [kenteken] op 8 november 2016 om 13:22 uur de parkeergarage […] te Utrecht heeft verlaten zonder te betalen, door kort achter de voorganger aan te rijden. Om deze reden dient [gedaagde] , als kentekenhouder, € 360,- te betalen.
2.7.
[gedaagde] heeft niet aan dit verzoek voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Q-Park vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 360,-, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij met [gedaagde] een (parkeer)overeenkomst is aangegaan en dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst omdat zij met haar Mercedes op dinsdag 8 november 2016 om 13:22 uur, zonder te betalen is uitgereden door vlak achter haar voorganger de parkeergarage te verlaten en zich zodoende schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’. [gedaagde] is volgens Q-Park op grond van de algemene voorwaarden een bedrag verschuldigd voor een ‘verloren kaart’ van € 60,- en een aanvullende schadevergoeding van € 300,-.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij betwist dat zij op 8 november 2016 door middel van treintje rijden de parkeergarage heeft verlaten. Zij is nog nooit in de parkeergarage […] geweest. [gedaagde] heeft om bewijs verzocht, maar de gemachtigde van Q-Park weigerde dit te verstrekken. [gedaagde] hoopt dat het een misverstand betreft.

4.De beoordeling

4.1.
Q-Park heeft bij repliek een dvd in het geding gebracht. Met de beelden op deze dvd heeft Q-Park voldoende aangetoond dat een grijze Mercedes-Benz met kenteken [kenteken] op 8 november 2016 in haar parkeergarage te Utrecht is geweest en dat de bestuurder van deze auto de parkeergarage uit is gereden zonder voor het gebruik van de garage te betalen. Dit uitrijden is gebeurd door middel van ‘treintje rijden’: het bewust vlak achter de voorganger aan rijden om de voor deze voorganger geopende slagboom zonder te betalen te kunnen passeren.
4.2.
Het feit dat [gedaagde] op die dag kentekenhoudster was van voormelde auto rechtvaardigt het vermoeden dat zij die auto op die dag omstreeks 13:22 uur zelf heeft bestuurd. [gedaagde] heeft voormeld vermoeden niet weerlegd. Zij heeft niet betwist dat een auto van dit type en kleur en op dat kenteken op haar naam is geparkeerd. Evenmin heeft zij gesteld dat de auto waarmee de garage is uitgereden, niet haar auto kan zijn dan wel dat een ander de bestuurder van de auto is geweest. Op de foto’s en video is duidelijk een grijze Mercedes-Benz met haar kenteken zichtbaar. Dit brengt mee dat de kantonrechter ervan uitgaat dat [gedaagde] op 8 november 2016 de bestuurder is geweest die met Q-Park de gestelde overeenkomst heeft gesloten. Dat Q-Park niet eerder aan haar de camerabeelden heeft overgelegd kan niet aan Q-Park worden tegengeworpen. Het had op de weg van [gedaagde] zelf gelegen om, na ontvangst van de brief van 20 december 2016, bijvoorbeeld na te gaan of, en zo ja aan wie, zij haar auto had uitgeleend, zodat zij Q-Park kon informeren wie haar contractspartij die dag feitelijk is geweest. Door dit niet te doen heeft zij het vermoeden dat ze haar eigen auto die dag zelf bestuurde niet weerlegd en wordt zij zelf als contractspartij aangesproken.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil is dat op de overeenkomst de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn. Op grond van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden is [gedaagde] vanwege het ‘treintje rijden’ het tarief van ‘verloren kaart’ verschuldigd van € 60,-, alsmede een boete van € 300,-. Nu de overeenkomst tussen Q-Park en [gedaagde] moet worden aangemerkt als een consumentenovereenkomst als bedoeld in de Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in de consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn), dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. Daartoe dient artikel 6:233 BW conform de Richtlijn te worden uitgelegd en – indien de kantonrechter vaststelt dat het beding ‘oneerlijk’ is – het beding ambtshalve te worden vernietigd (HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691).
4.4.
In het licht van de Richtlijn en artikel 6:233, aanhef en onder a, BW, zal de kantonrechter bij de beantwoording van de vraag of het boetebeding van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden oneerlijk is, als maatstaf hanteren of de boete in een redelijke verhouding staat tot de voor Q-Park te verwachten schade door de gedraging waarop de boete is gesteld, en of de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding staat tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend. Verder moet de gedraging waarop de boete is gesteld een voldoende ernstige tekortkoming in de nakoming opleveren om een boete te kunnen rechtvaardigen.
4.5.
Wat betreft dit laatst punt stelt de kantonrechter voorop dat het ‘treintje rijden’ door [gedaagde] een ernstige tekortkoming oplevert in de nakoming van de overeenkomst, hetgeen een boete rechtvaardigt. Q-Park heeft in dit kader gesteld dat zij door het ‘treintje rijden’ niet alleen schade lijdt, maar dat het ‘treintje rijden’ ook gevaarzetting oplevert voor andere verkeersdeelnemers. In de boete zijn in de eerste plaats verdisconteerd de kosten die Q-Park in verband met het ‘treintje rijden’ heeft gemaakt en zal moeten maken. Dit betreft de kosten die voortvloeien uit investeringen in dure camerasystemen voor scherpe detectie van ‘treintje rijden’, de technische en administratieve aanpassingen en het onderhoud daarvan, de omstandigheid dat meerdere medewerkers aan de hand van meldingen de beelden opzoeken, bekijken en administreren, en het traceren en vervolgen van degene die zich schuldig heeft gemaakt aan ‘treintje rijden’. Verder wordt door Q-Park het zogeheten Parkeer Management Systeem gebruikt, dat vaak is aangesloten op het Parkeer Route Informatie Systeem (matrixborden binnen en buiten het stadscentrum die bezoekers informeren over de beschikbaarheid van parkeerplaatsen). Door het ‘treintje rijden’ worden deze systemen van onjuiste informatie voorzien wat betreft de beschikbaarheid van parkeerplaatsen. Dit betekent dat Q-Park inkomsten misloopt. Verder kunnen door deze manier van uitrijden de slagbomen ontregeld raken en kan er schade aan de slagboom ontstaan. Daarbij komt volgens Q-Park dat treintje rijden als maatschappelijk ontoelaatbaar gedrag beschouwd moet worden en een onveilige situatie oplevert. Daarnaast kunnen de slagbomen ontregeld raken en doorslaan naar de andere zijde waardoor een motorvoertuig of een persoon geraakt kan worden. Verder is volgens Q-Park uit de praktijk gebleken dat het treintje rijden kopieergedrag veroorzaakt. In verband met deze omstandigheden stelt Q-Park groot belang te hebben bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude.
4.6.
[gedaagde] heeft deze toelichting niet betwist en de kantonrechter heeft geen reden om aan de juistheid van die toelichting te twijfelen. Het treintje rijden moet ook als jegens Q-Park ontoelaatbaar gedrag worden aangemerkt. De genoemde schadeposten tezamen hebben Q-Park gebracht tot het vaststellen van de boete op een bedrag van € 300,-, met als bijkomende gedachte dat deze boete ook voldoende afschrikwekkend moet zijn. De kantonrechter is van oordeel dat die boete in een redelijke verhouding staat tot de (te verwachten) schade door de gedraging waarop de boete is gesteld. Bovendien staat de boete als ‘prikkel tot nakoming’ in een redelijke verhouding tot het belang voor Q-Park dat met nakoming van de verplichting is gediend, te weten het voorkomen van verkeersonveilige gedragingen door het financieel onaantrekkelijk maken van treintje rijden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het boetebeding, gelet op al hetgeen door Q-Park is gesteld over de aard en de achtergrond van dit beding, waartegen door [gedaagde] niets is aangevoerd, niet aan te merken is als een oneerlijk beding. Gelet op het vorenstaande is de door Q-Park gevorderde boete van € 300,- toewijsbaar.
4.7.
Q-Park vordert daarnaast een bedrag van € 60,-, zijnde het bedrag voor een verloren kaart, omdat zij niet meer kan nagaan hoe lang [gedaagde] van de parkeergarage gebruik heeft gemaakt. Dit bedrag zal als niet weersproken en niet onredelijke voorwaarde ook worden toegewezen.
4.8.
De slotsom is dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
4.9.
Q-Park heeft betaling gevorderd van de wettelijke rente vanaf pleegdatum, althans vanaf datum van verzuim, althans vanaf datum dagvaarding. Q-Park heeft niet gesteld waarom [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd zou zijn vanaf 8 november 2016. Q-Park heeft [gedaagde] op 20 december 2016 [gedaagde] echter verzocht om de hoofdsom binnen 16 dagen te voldoen, zodat zij de wettelijke rente is verschuldigd vanaf 6 januari 2017 tot de voldoening.
4.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) geldt dat een consument een betalingstermijn dient te krijgen van 14 dagen na ontvangst van de aanmaning. Q-Park heeft een termijn van 16 dagen gegund, maar onduidelijk is wanneer [gedaagde] de brief heeft ontvangen, zodat niet is voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
4.11.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Q-Park worden begroot op:
- dagvaarding € 83,51
- griffierecht € 117,00
- salaris gemachtigde €
120,00(2 punten x tarief € 60,00)
Totaal € 320,51

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van € 360,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2017 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park, tot op heden begroot op € 320,51, waarin begrepen € 120,- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2018.