Ter onderbouwing van haar vorderingen voert [eiser] het volgende aan. Omdat
[eiser] in 2016 ervaarde dat zijn verhuizing naar [vestigingsplaats] nadelige gevolgen had voor zijn
praktijk, heeft hij met [A] gesproken over een nieuwe locatie van het kantoor.
Partijen hebben over een nieuwe locatie geen overeenstemming bereikt per 1 juli 2017. In
oktober 2017 is tijdens de voortgaande besprekingen tussen partijen gebleken dat
er onvoldoende draagvlak was voor verdere samenwerking na 1 januari 2019.
[eiser] gaat er vanuit dat partijen gezamenlijk hebben besloten tot beëindiging van de
maatschap per 1 januari 2018 zoals bedoeld in artikel 12 lid 1 onder g van het
maatschapscontract. Partijen hebben daarbij afgesproken dat ieder zijn eigen praktijk
voortzet. Er is geen sprake van een schriftelijke of mondelinge opzegging door [eiser] .
Volgens [eiser] hebben partijen ook uitvoering gegeven aan de ontbinding door de
ontbinding gezamenlijk op 7 november 2017 aan het personeel te communiceren.
Omdat er echter nog sprake is van een onverdeeld vermogen, is de maatschap nog niet
geëindigd. Partijen dienen nog over de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen
overeenstemming te bereiken. De maatschap blijft voortbestaan voor zover dat voor de
vereffening van haar vennootschapsvermogen nodig is.
[eiser] betwist het standpunt van [A] dat [A] vanaf 1 januari 2018 moet worden
beschouwd als voortzettende maat en daarmee als de maatschap kan worden beschouwd, zodat het gezamenlijk vermogen aan [A] toevalt. Artikel 13 van het maatschapscontract is niet van toepassing volgens [eiser] . Er is geen specifieke bepaling in het maatschapscontract die de huidige situatie tussen partijen regelt en er moet dan ook volgens de wettelijke regeling worden overgegaan tot verdeling van het maatschapsvermogen.
[eiser] stelt dat partijen op 20 december 2017 bij elkaar zijn gekomen in het kader van mediation en een aantal afspraken hebben gemaakt, namelijk dat [eiser] toegang zou worden verschaft tot de server zodat hij klantdossiers en financiële informatie kon inzien en dat hij klantdossiers en persoonlijke zaken kon ophalen bij het kantoor. Ook is overeengekomen dat [eiser] zijn urenstaten zou invullen en zo snel mogelijk de declaraties zou doen uitgaan. [A] is deze afspraken volgens [eiser] echter niet nagekomen.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op alle informatie die zijn klanten
betreffen, alle gegevens van de maatschap en toegang tot en inzicht in het onverdeelde
maatschapsvermogen. Ook stelt [eiser] dat hij recht heeft op informatie over de financiële
situatie van de maatschap alsmede over de activa en passiva. [eiser] heeft een spoedeisend
belang omdat hij geen toegang meer heeft tot noodzakelijke klantgegevens die op de
terminal server staan, geen financiële transacties meer kan inzien of verrichten omdat hem
alle rechten tot de gezamenlijke bankrekening zijn ontzegd en hij geen enkel inzicht heeft in
de financiële situatie van de maatschap. Het wordt [eiser] onmogelijk gemaakt om zijn
werkzaamheden behoorlijk uit te voeren en daardoor lijdt hij (reputatie)schade. Omdat
[eiser] geen toegang had tot de server, is [eiser] genoodzaakt geweest om een eigen systeem
in te richten en kostbare accountantssoftware aan te schaffen. [eiser] betwist dat hij het
maatschapscontract heeft geschonden. Daarnaast stelt [eiser] dat hij wel uren heeft gemaakt
voor de maatschap tot 20 december 2017, maar dat hij deze niet kon registeren omdat hij
geen toegang meer had tot het systeem.