ECLI:NL:RBMNE:2018:791

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
653004-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen hennepkwekerij en vrijspraak diefstal stroom

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 februari 2018, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2018 en de verklaringen van de verdachte en haar advocaat, mr. S.M. Hof, de tenlastelegging beoordeeld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit van Liander in de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de diefstal van elektriciteit, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit, aangezien de verdachte niet op de hoogte was van de gemanipuleerde elektriciteitsmeter. Echter, de rechtbank achtte het medeplegen van hennep teelt wel bewezen, gezien de betrokkenheid van de verdachte bij de besluitvorming en de uitvoering van de hennepkwekerij. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie en de zorg voor haar zieke moeder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/653004-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Vietnam)
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair: in de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] op het adres [adres] , al dan niet met anderen, opzettelijk 317 hennepplanten en 350 hennepstekjes heeft geteeld of aanwezig heeft gehad;
subsidiair: medeplichtig is aan het onder 1 primair ten laste gelegde door onder meer het ter beschikking stellen van het pand gelegen aan genoemd adres;
feit 2:
primair: in de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] op het adres [adres] , al dan niet met anderen, stroom heeft gestolen van Liander;
subsidiair: medeplichtig is aan het onder 2 primair ten laste gelegde door onder meer het ter beschikking stellen van het pand gelegen aan genoemd adres.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert verdachte hiervan vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen en bevindingen in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van of medeplichtigheid aan het stelen van elektriciteit. De verklaring van verdachte dat zij geen weet had van de gemanipuleerde elektriciteitsmeter wordt door de inhoud van het dossier niet weerlegd. Nu bewijs voor medeplegen van of medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit ontbreekt, zal de rechtbank haar van dit feit vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 5 oktober 2015, omstreeks 02.40 uur is het adres [adres] te [woonplaats] onderzocht met een warmtebeeldcamera naar aanleiding van een anonieme melding van mogelijke hennepteelt op dit adres. Uit dit onderzoek bleek dat aan de achterzijde van de woning, achter het raam op de eerste verdieping, een ongewone warmtebron aanwezig was. De temperatuur van dit raam week veel af ten opzichte van het raam van het pand daarnaast. [2]
Op 12 oktober 2015 werden op het adres [adres] te [woonplaats] twee kweekruimtes aangetroffen. [3] In de kweekruimte op de eerste verdieping werden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
  • 161 lege en gebruikte plantenpotten met resten van verrijkte aarde;
  • een flinke hoop verrijkte aarde met daarin wortelresten in de hoek van de ruimte;
  • 15 assimilatielampen voorzien van armaturen;
  • 2 koolstoffilters;
  • een aan- en afzuiginstallatie.
In de kweekruimte op de zolderverdieping werden onder meer de volgende goederen aangetroffen:
  • 350 jonge en kleine planten in plantenpotten, gevuld met verrijkte aarde;
  • 156 lege plantenpotten met resten van verrijkte aarde;
15 assimilatielampen voorzien van armaturen;
  • 2 koolstoffilters;
  • 1 knipschaar;
  • een aan- en afzuiginstallatie.
Op 12 oktober 2015 werden de aangetroffen hennepplanten gekwalificeerd als hennep zoals vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet. [6]
De man van verdachte, [echtgenoot van verdachte] , heeft op 13 oktober 2015 in zijn verhoor als verdachte verklaard dat hij was benaderd door ene [A] die hem had voorgesteld om een hennepkwekerij in zijn woning op te zetten. Om de behandeling van de ziekte van zijn schoonmoeder uit Vietnam te bekostigen heeft hij met zijn vrouw besproken om in te gaan op het aanbod van [A] . Zij vonden het allebei goed om met hulp van [A] een kwekerij op te starten. [7] De kwekerij is sinds juni 2015 in de woning aanwezig. [8]
Verdachte heeft op 13 oktober 2015 verklaard dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij wist van de planten in de potten. Het geld wat het zou opbrengen zou bestemd zijn voor haar zieke moeder. Verder heeft zij verklaard over twee eerdere oogsten die zijn mislukt. Aangaande het geld wat verdiend zou zijn met de hennepkwekerij heeft zij verklaard dat het hen alleen nog maar geld heeft gekost. [9]
Bewijsoverwegingen
Het verweer van de verdediging dat met betrekking tot het onder feit 1 primair ten laste gelegde geen sprake is van medeplegen, treft geen doel.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet slechts willoos heeft toegezien dat er in de woning die zij met haar gezin bewoonde een hennepkwekerij werd aangelegd. Zij was medeverantwoordelijk voor de beslissing om in te gaan op het aanbod van [A] , aangezien het geld toen nodig was om de behandelingen voor haar zieke moeder te bekostigen. Ook heeft zij verklaard kennis te hebben gehad van hetgeen zich in de potten bevond en heeft zij verklaard dat er twee keer was geoogst; weliswaar was deze oogst niet van goede kwaliteit. Verder heeft zij verklaard dat het hen alleen maar geld heeft gekost. Op grond van de genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte zodanig nauw betrokken was bij de besluitvorming om in de gezamenlijke woning een hennepplantage te exploiteren en de opbrengsten daarvan ten goede te laten komen aan haar zieke moeder, dat zij, ondanks dat zij geen directe uitvoeringshandelingen van het telen heeft verricht, toch als medepleger kan worden aangemerkt van niet alleen het aanwezig hebben, maar ook van het telen van hennep.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - het samen met anderen telen en aanwezig hebben van hennep in de ten laste gelegde periode.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1 primair:
zij in de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] te [woonplaats] een groot aantal hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd, rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn en de bekennende proceshouding, verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de voorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en de geëiste taakstraf aanzienlijk te matigen. Voor het geval de rechtbank wel een voorwaardelijk deel zou willen opleggen, heeft de verdediging verzocht een voorwaardelijke taakstraf op te leggen in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen illegaal hennep gekweekt. Verdachte heeft verklaard dat zij en haar man geld wilden verdienen om hun schulden af te betalen en om geld naar haar zieke moeder in Vietnam te sturen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij zich bij haar handelen kennelijk slechts heeft laten leiden door haar eigen financiële positie en geen oog heeft gehad voor de schadelijke gevolgen die de door haar gepleegde delicten voor de samenleving hebben. Productie van en handel in hennep gaan, los van de nadelige gevolgen voor de volksgezondheid, vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit die verdachte door haar handelen heeft bevorderd dan wel mede in stand heeft gehouden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 28 december 2017, waaruit blijkt dat verdachte nooit voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de lange tijd die het heeft geduurd voordat verdachte is gedagvaard na ontdekking van de hennepkwekerij en het eerste verhoor. Gelet op staande jurisprudentie gaat de rechtbank niet uit van overschrijding van de redelijke termijn. Het eerste verhoor van verdachte hoeft nog niet te worden aangemerkt als een handeling waaraan in redelijkheid de verwachting kan worden ontleend dat tegen haar door het openbaar ministerie een strafvervolging wordt ingesteld, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld inverzekeringstelling en de betekening van de inleidende dagvaarding.
Wat betreft haar persoonlijke omstandigheden heeft verdachte ter terechtzitting onder andere verklaard dat zij veel schulden heeft opgebouwd bij diverse instanties en mensen in haar omgeving. Zij werkt nu fulltime bij de nagelstudio en heeft de zorg voor haar zoon.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank gaat uit van het telen en aanwezig hebben van in totaal 984 hennepplanten (tweemaal 317 en eenmaal 350) in de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is voor het telen van dit aantal planten een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden passend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is, met daarbij een taakstraf voor de duur van 80 uren. De rechtbank volgt daarmee de eis van de officier van justitie en merkt daarbij op dat alle matigende factoren daarin in voldoende mate zijn verdisconteerd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
40 dagenhechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.K. Oosterling - van der Maarel, voorzitter,
mrs. J.W. Moors en H. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2018.
Mrs. Moors en Bakker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
primair
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 317 hennepplanten en ongeveer 350 hennepstekjes, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
[echtgenoot van verdachte] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen, (onder meer) bekend als [A] of [A] in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] te [woonplaats] ) een hoeveelheid van f in totaal) ongeveer 317 hennepplanten en ongeveer 350 hennepstekjes, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die [echtgenoot van verdachte] en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
feit 2
primair
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in / uit een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
[echtgenoot van verdachte] en/of een of meer andere onbekend gebleven personen, (onder meer) bekend als [A] of [A] , in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres] te [woonplaats] heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [echtgenoot van verdachte] en/of die een of meer andere onbekend gebleven personen en/of aan verdachte, waarbij die [echtgenoot van verdachte] en/of die een of meer andere onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 12 oktober 2015 te [woonplaats] opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- aan die [echtgenoot van verdachte] en/of die een of meer andere onbekend gebleven personen
voornoemd pand aan de [adres] open te stellen en
- hem/hen in de gelegenheid te stellen
a. a) de verzegeling van de hoofdaansluitkast te verbreken en/of te verwijderen en/of
b) de deksel van de hoofdaansluitkast te verwijderen en/of
c) een illegale aansluiting aan te brengen, zodat de elektriciteit/stroom niet werd bemeten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 september 2016, genummerd 2015294873, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 127. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 7.
3.Pagina 12 en 13.
4.Pagina 13.
5.Pagina 13 en 14.
6.Pagina 14.
7.Pagina 53.
8.Pagina 54.
9.Pagina 62 en 63.