ECLI:NL:RBMNE:2018:787

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
UTR 17/2790
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Volksbank N.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) aan een (ex-)werkneemster. De Volksbank, eiseres, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat aan de (ex-)werkneemster een WGA-uitkering heeft toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 100%. Eiseres betwist de toekenning van deze uitkering en stelt dat de (ex-)werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat er geen reëel te verwachten herstel is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de (ex-)werkneemster zich op 24 maart 2015 arbeidsongeschikt heeft gemeld en dat het Uwv in eerdere besluiten heeft geconcludeerd dat er geen duurzame arbeidsbeperkingen zijn. De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts heeft aangetoond dat er een redelijke verwachting is dat de belastbaarheid van de (ex-)werkneemster zal verbeteren, ondanks de complexe medische situatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van De Volksbank ongegrond verklaard, wat betekent dat de toekenning van de WGA-uitkering aan de (ex-)werkneemster in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/2790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2018 in de zaak tussen

De Volksbank N.V., te Utrecht, eiseres
(gemachtigden: drs. H.E. Wonnink en drs. O.E.H. Sartorius),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan
[A] , (ex-)werkneemster van eiseres, met ingang van 21 maart 2017 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA) toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Bij besluit van 29 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
(Ex-)werkneemster heeft geen toestemming verleend voor kennisneming van de medische stukken door eiseres.
Bij beslissingen van 14 september 2017 en 11 december 2017 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bepaald dat de kennisneming van medische stukken in dit geding is voorbehouden aan drs. H.E. Wonnink en drs. O.E.H. Sartorius als arts-gemachtigden van eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar arts-gemachtigde drs. O.E.H. Sartorius. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Zoals hiervoor is vermeld, heeft (ex-)werkneemster in beroep geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met eiseres. Teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog door middel van deze uitspraak bij eiseres bekend raken, wordt het vermelden van medische gegevens hieronder zo veel als mogelijk vermeden.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. (Ex-)werkneemster was laatstelijk werkzaam als klantadviseur. Zij heeft zich op 24 maart 2015 arbeidsongeschikt gemeld. Verweerder heeft vervolgens de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluiten genomen.
3. Eiseres voert aan dat (ex-)werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. In het concrete geval van (ex-)werkneemster is geen sprake van een reëel te verwachten herstel van beperkingen in termen van arbeidsmogelijkheden tot een verdiencapaciteit van meer dan 20% van de maatman. Dit hangt volgens eiseres ermee samen dat sprake is van een complex medisch beeld. (Ex-)werkneemster is al twee jaar onder behandeling, maar uit informatie van de specialist blijkt dat haar reactie op de medicatie zeer matig is en de behandeling tijdelijk wordt gestaakt. Daarnaast stelt eiseres dat er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit kleeft. Onder verwijzing naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 februari 2009 (ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896) stelt zij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft onderbouwd dat verbetering van de belastbaarheid niet kan worden uitgesloten. Ter zitting heeft eiseres verwezen naar de interne richtlijn ‘Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’ van het Uwv waarin vermeld staat dat: “door de wetgever is besloten ook diegenen tot de IVA toe te laten, voor wie geldt dat verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten.”
4. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van artikel 4 van de Wet WIA is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. In het tweede lid van dit artikel is bepaald, dat onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5.1
De rechtbank ziet geen aanleiding om de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig, ontoereikend gemotiveerd of onjuist te achten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft, na kennisneming van het dossier en de informatie van de behandelend sector waaronder de door de verzekeringsarts opgevraagde informatie, in de rapportages van 29 mei 2017 en 21 december 2017 geconcludeerd dat bij
(ex-)werkneemster geen sprake is van duurzame arbeidsbeperkingen. (Ex-)werkneemster is onder behandeling. Uit de informatie van de behandelend specialist blijkt dat
(ex-)werkneemster zeer langdurig behandeld zal moeten worden en dat zij zolang er sprake is van actieve ziekte verminderd belastbaar zal zijn. Voorts heeft zij vooralsnog prednison nodig. Dit impliceert volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de belastbaarheid zal toenemen of zelfs zal normaliseren als er geen sprake meer is van actieve ziekte, hetgeen het doel van de behandeling is. De vereiste behandeling met prednison is eindig. Verder geldt dat bij het ziektebeeld van (ex-)werkneemster de prognose uiteindelijk vrijwel altijd goed is. Er is wel bij een aanzienlijk deel van de patiënten een heel lange periode van medicatiegebruik noodzakelijk. Uiteindelijk dooft het ziektebeeld vrijwel altijd uit, zij het soms pas na 3 jaar of langer. Er is geen reden om aan te nemen dat dit bij (ex-)werkneemster niet het geval zou kunnen zijn. Overigens is de prognose ook zonder behandeling goed, echter dan vaak na een nog langere periode.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd dat bij (ex-)werkneemster sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Dat volgens eiseres sprake is van een complex medisch beeld, doet daar niet aan af. Uit de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat ook de overige medische problemen van (ex-)werkneemster bekend waren bij de medische beoordeling in bezwaar. Eiseres heeft verder niet onderbouwd waarom door een samenstel van medische problemen verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten is. Ten aanzien van de verwijzing van eiseres naar de interne richtlijn van het Uwv, merkt de rechtbank op dat hierin ook het volgende is vermeld: “aan de andere kant is het niet de bedoeling diegenen tot de IVA toe te laten voor wie geldt dat een verbetering van de belastbaarheid, in welke mate dan ook, tot ‘reële’ mogelijkheden behoort. In dat geval zou bij deze groep het accent te nadrukkelijk en te snel op het onvermogen worden gelegd. In een later stadium is alsnog overgang naar de IVA mogelijk, zodra duidelijk is dat verbetering van de belastbaarheid niet meer kan optreden.” In dat kader wijst de rechtbank partijen op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 februari 2017 waarin wordt geadviseerd over één jaar heronderzoek te verrichten om de duurzaamheid opnieuw te toetsen.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht aan (ex-)werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend in verband met volledige, maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.