4.3Het oordeel van de rechtbank
feit 1 en feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 februari 2018;
- het verhoor van getuige [getuige] van 26 oktober 2017;
- een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen;
- een NFI-rapport van 18 april 2017;
- een proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen iPhone verdachte van 13 juni 2017.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van XTC (MDMA en/of MDA) nu uit het NFI-rapport blijkt dat de aan het SIN-nummer AAJY2981NLgekoppelde pillen 2C-B bevatten.
feit 3:
Bewijsmiddelen
Op 25 september 2017 werd verdachte staande gehouden in Lelystad. Verdachte heeft verbalisanten toestemming gegeven om in zijn voertuig te kijken. Verbalisant [verbalisant 1] keek in het opbergvak in de deur van het voertuig en zag een donkerkleurige staaf liggen. Toen hij dit voorwerp uit de deur pakte herkende hij het als een ploertendoder. De verbalisant zag in het middenconsole van de auto een mes liggen. Verder zag hij dat de mat achter de bestuurdersstoel omhoog stond. Toen hij de mat optilde zag hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp liggen, vermoedelijk een luchtdrukwapen. Alle bovengenoemde wapens lagen binnen handbereik van verdachte, waarbij de ploertendoder en het mes duidelijk zichtbaar waren.
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming zijn de aangetroffen goederen inbeslaggenomen en voorzien van een goednummer:
- luchtdrukwapen PL0900-2017293933-2046482
- ploertendoder PL0900-2017293933-2046484
- mes PL0900-2017293933-2046485.
Verdachte heeft op 26 september 2017 verklaard dat hij het mes in de auto heeft gezien en dat dit in de middenconsole lag.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft twee van de drie inbeslaggenomen goederen onderzocht. Het onder goednummer PL0900-2017293933-2046485 inbeslaggenomen wapen is onderzocht en de verbalisant heeft geconcludeerd dat voor dit wapen geldt dat gelet op de aard of omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het voor geen ander doel is bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, categorie IV onder 7°.
Het onder goednummer PL0900-2017293933-2046484 inbeslaggenomen wapen is onderzocht en de verbalisant heeft geconcludeerd dat het een ploertendoder betreft. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft het onder goednummer PL0900-2017293933-2046482 inbeslaggenomen wapen onderzocht en geconcludeerd dat dit een gasdrukpistool betreft, van het merk Sheridan, model E series, kaliber 5mm (.20). Dit voorwerp is bestemd om projectielen door een loop af te schieten. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie, categorie IV onder 4.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bij zijn verhoor op 26 september 2017 verklaard dat de auto waarin hij reed bij zijn staandehouding niet aan hem toebehoorde. Sinds drie weken reed hij in de auto en hij had het mes in de middenconsole zien liggen. Van de ploertendoder en het gasdrukpistool had hij geen weet. Ter zitting van 14 februari 2018 heeft verdachte verklaard dat hij ook niet wist van het mes in de middenconsole omdat de middenconsole gesloten zou zijn met een klep. De raadsman heeft naar voren gebracht dat het voertuig waarin verdachte reed niet aan hem toebehoorde, maar van zijn overleden schoonvader was geweest. Verschillende familieleden maakten gebruik van deze auto. Het is niet uit te sluiten dat zijn schoonvader of andere familieleden de wapens in de auto hebben gestopt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt hiertoe als volgt. De goederen zijn aangetroffen in het voertuig waar verdachte in ieder geval al drie weken gebruik van maakte. De rechtbank is van oordeel dat het geschetste alternatieve scenario dat de wapens toebehoorden aan de overleden schoonvader van verdachte of aan andere gebruikers van het voertuig, onvoldoende concreet is en geen steun vindt in het dossier. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat verbalisanten relateren dat het mes en de ploertendoder in het zicht lagen en dat alle drie de wapens binnen handbereik van verdachte lagen. Daarbij heeft verdachte wisselend verklaard over zijn wetenschap ten aanzien van de aanwezigheid van het mes.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes, een ploertendoder en een gasdrukpistool voorhanden heeft gehad.
feit 4:
Op 31 augustus 2017 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van een poging tot het betalen met vals geld voor de koop van twee pakjes sigaretten bij het tankstation BP te Lelystad. De door verdachte aangeboden bankbiljetten ter betaling van de sigaretten werden niet geaccepteerd door de scanner en de geldchecker. Aangeefster heeft dit geld, te weten tweemaal een briefje van 20 euro en eenmaal een briefje van 50 euro, aan verdachte teruggegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de bankbiljetten had ontvangen bij de verkoop van zijn televisie. Hij had geen vermoeden van de valsheid omdat hij de bankbiljetten, na de weigering bij het tankstation, heeft gebruikt voor zijn boodschappen bij de Albert Heijn.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte heeft geprobeerd te betalen met zowel twee bankbiljetten van 20 euro, als een bankbiljet van 50 euro, maar dat deze werden geweigerd door de bediende van het tankstation. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat dat hier sprake is van het proberen te betalen met vervalste bankbiljetten en/of het in voorraad hebben van vervalste bankbiljetten is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet is komen vast te staan dat de door de verdachte aangeboden bankbiljetten ook daadwerkelijk vervalste bankbiljetten betroffen. Nu de valsheid van de bankbiljetten niet is vast te stellen spreekt de rechtbank verdachte vrij van het onder feit 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.