ECLI:NL:RBMNE:2018:753

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
28 februari 2018
Zaaknummer
16/036579-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak met onvoldoende bewijs

Op 28 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting aan een Mercedes-Benz personenauto op 7 januari 2017 te Driebergen-Rijsenburg. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, gebaseerd op getuigenverklaringen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Hoewel een getuige de verdachte had gezien in de nabijheid van de brandende auto, kon niet worden vastgesteld dat hij enige handeling had verricht die de brand zou kunnen hebben veroorzaakt. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk de brand had aangestoken, en sprak hem vrij van het ten laste gelegde feit. Daarnaast werden de benadeelde partijen, die schadevergoeding eisten, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partijen hun vorderingen bij de burgerlijke rechter konden indienen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/036579-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres,
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 7 januari 2017 te Driebergen-Rijsenburg opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto (Mercedes-Benz) terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor anderen te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Verdachte voldoet aan het door getuige [getuige] verstrekte signalement van de persoon die door hem, kort voordat de Mercedes-Benz vlam vatte, bij de auto is gezien. Bovendien heeft [getuige] verklaard dat de persoon waarvan hij zag dat hij die nacht werd aangehouden – verdachte – de persoon betreft die hij bij de bewuste auto had gezien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – het ten laste gelegde niet bewezen. Daartoe overweegt zij als volgt.
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de man is die door getuige [getuige] is gezien. Op basis van de verklaring van [getuige] kan worden vastgesteld dat verdachte, terwijl hij een sigaret aan het roken was, op enig moment kortdurend tussen de Mercedes-Benz personenauto en de daarvoor geparkeerde auto is gaan staan, dat verdachte zich vervolgens weer naar het trottoir heeft verplaatst en dat kort daarop vlammen worden gezien uit de grill van de Mercedes-Benz.
Uit het dossier blijkt echter niet van enige handeling van verdachte op basis waarvan de brand zou kunnen zijn veroorzaakt. Niet is waargenomen dat verdachte bij het voertuig heeft gebukt of met zijn handen naar de Mercedes-Benz heeft gereikt. Ook is niet waargenomen dat verdachte, anders dan zijn sigarettenpeuk, op dat moment iets anders voorhanden had, zoals, bijvoorbeeld, een brandversnellend middel. Ten slotte is naar aanleiding van de brand geen onderzoek verricht naar het ontstaan van de brand op grond waarvan een technisch mankement had kunnen worden uitgesloten.
Op basis van deze omstandigheden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht aan de Mercedes-Benz personenauto. De rechtbank zal verdachte hiervan derhalve vrijspreken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 28.882,70, bestaande materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 900,-. Dit bedrag bestaat uit € 750,- materiële schade en € 150,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [benadeelde 1] B.V. en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering nu de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vorderingen. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partijen
- verklaart [benadeelde 1] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt [benadeelde 1] B.V. in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt [benadeelde 2] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. G.A. Bos en C.A.M. Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.S. Benschop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2017 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente
Utrechtse Heuvelrug, althans in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
een personenauto (Mercedes-Benz [kenteken] ), althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan die personenauto en/of een andere personenauto (Daihatsu
[kenteken] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is
ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor zich in die buurt bevindende woningen en/of
andere personenauto('s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor bewoners van die woningen, in elk geval levensgevaar voor
een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners
van die woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht