ECLI:NL:RBMNE:2018:738

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
27 februari 2018
Zaaknummer
16/705410-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandel, afdreiging, valsheid in geschrifte en diefstal

Op 28 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensenhandel, afdreiging, valsheid in geschrifte en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte schuldig was aan mensenhandel, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij gebruik had gemaakt van dwangmiddelen. De verklaringen van de aangeefster, die in de prostitutie werkzaam was, waren niet voldoende om de tenlastelegging te ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had gedwongen of misleid, en dat de aangeefster mogelijk vrijwillig in de prostitutie had gewerkt.

Met betrekking tot de afdreiging oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot het openen van een bankrekening of het afgeven van geld. De verklaringen van de aangeefster werden niet ondersteund door ander bewijs. Voor de valsheid in geschrifte kon de rechtbank geen bewijs vinden dat de verdachte een valse salarisspecificatie had opgemaakt of gebruikt. Tot slot werd ook voor de diefstal vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de beschikking had over de bankpassen van de aangeefster.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van alle feiten was vrijgesproken. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M. Ferschtman, en de rechters mrs. N.E.M. Kranenbroek en H.B.W. Beekman.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705410-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 oktober 2017 en 14 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.B. Stenger, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en haar raadsman mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 in de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 augustus 2013 in Hilversum, Emmen, Utrecht, Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en/of elders in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door [slachtoffer] te dwingen met/voor derden arbeid of diensten van seksuele aard te verrichten teneinde daaruit (voor verdachte) voordeel te verkrijgen;
Feit 2 in de periode van 1 maart 2013 tot en met 31 december 2013 in Hilversum, Emmen en/of elders in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging van [slachtoffer] ;
Feit 3 in de periode van 15 december 2013 tot en met 31 december 2013 in Hilversum, Emmen en/of elders in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en/of het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift alsof het echt en onvervalst was;
Feit 4 in de periode van 1 maart 2013 tot en met 31 december 2013 in Hilversum, Emmen en/of elders in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van geld door te pinnen met een of meer bankpassen en/of creditcards van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 – mensenhandel
Aan verdachte is – kort gezegd – mensenhandel ten laste gelegd als bedoeld in artikel 273f, aanhef en onder sub 1, 4, 9 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.)
De strekking van de sub-onderdelen 1, 4 en 9 is dat strafbaar wordt gesteld hij die onder toepassing van een of meer middelen:
  • sub 1: een ander werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt met het oogmerk van (seksuele) uitbuiting van die ander;
  • sub 4: die ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele arbeid of diensten;
  • sub 9: die ander dwingt of beweegt hem (lees: verdachte) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen met of voor een derde.
Als middelen (hierna: dwangmiddelen) zijn in sub 1 onder meer omschreven: dwang, (dreiging met) geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), afpersing, fraude, misleiding dan wel misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
De rechtbank stelt op basis van (onder meer) de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en in het dossier aanwezige SMS-berichten vast dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode in de prostitutie werkzaam is geweest.
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde sub-onderdelen 1, 4 en 9 van artikel 273f Sr. is vereist dat verdachte bij de ten laste gelegde handelingen gebruik heeft gemaakt van een of meer dwangmiddelen, zoals genoemd in sub-onderdeel 1 van het ten laste gelegde. Het gebruik van dwangmiddelen raakt de kern van de in de sub-onderdelen 1, 4 en 9 ten laste gelegde verwijten. Immers, indien [slachtoffer] zonder dat sprake is geweest van een dwangmiddel vrijwillig in de prostitutie werkzaam was en mogelijk verdiensten uit die werkzaamheden aan verdachte heeft doen toekomen, zou er geen sprake zijn van een strafbaar feit.
Van de ten laste gelegde dwangmiddelen waarmee de gedragingen gepleegd zouden zijn, acht de rechtbank dwang, (dreiging met) geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), afpersing, fraude, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie niet bewijsbaar, nu zij van oordeel is dat deze ten laste gelegde onderdelen niet, althans onvoldoende door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen worden ondersteund.
Het dossier biedt daarentegen wel aanknopingspunten dat sprake zou kunnen zijn geweest van het gebruik van het dwangmiddel misleiding. Dit zou kunnen worden afgeleid uit de inhoud van (vele) SMS-berichten, aangetroffen in de telefoon van aangeefster, welke binnen de ten laste gelegde periode zijn ontvangen en verzonden door telefoonnummer [telefoonnummer] , zijnde het telefoonnummer van [slachtoffer] . Sommige van deze berichten wijzen op een affectieve dan wel seksuele relatie tussen aangeefster en de ontvanger(s) en verzender(s) daarvan. Uit andere berichten komt een beeld naar voren van het verslag doen van de prostitutiewerkzaamheden door aangeefster en de verdiensten daaruit, waarbij zij ook instructies lijkt te ontvangen over hoeveel en waar ze moet werken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld welke van deze SMS-conversaties hebben plaatsgevonden met verdachte. Verdachte ontkent een aantal van de in het dossier aanwezige conversaties te hebben gevoerd en het dossier biedt ruimte voor het door verdachte geschetste scenario dat niet hij, maar een ander deze gesprekken met [slachtoffer] heeft gevoerd. Het telefoonnummer of telefoonnummers waarmee contact is gelegd, zijn niet geregistreerd en uit het dossier kan (ook) niet worden opgemaakt of alle conversaties met hetzelfde nummer hebben plaatsgevonden. Bovendien komen de tijdstippen waarop de conversaties hebben plaatsgevonden niet overeen met de tijdstippen waarop [slachtoffer] blijkens de door haar overgelegde gegevens van haar provider berichten heeft verstuurd en ontvangen. Het enkele gegeven dat in sommige berichten de naam [verdachte] voorkomt is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat alle conversaties met verdachte hebben plaatsgevonden. Dit klemt temeer nu uit de weergave van de berichten niet volgt of, en zo ja, welke berichten binnen één en dezelfde SMS-conversatie hebben plaatsgevonden.
Dat sprake zou zijn geweest van het gebruik van een of meer dwangmiddelen door verdachte volgt, gelet op het voorgaande, alleen uit de aangifte en overige verklaringen van [slachtoffer] . De aangifte wordt op dit onderdeel noch door de SMS-berichten waarvan kan worden vastgesteld dat die van of naar verdachte zijn verzonden, noch door enig ander stuk uit het dossier ondersteund. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is voldaan aan het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 341, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder de sub-onderdelen 1, 4 en 9 ten laste gelegde.
Met betrekking tot sub-onderdeel 6 overweegt de rechtbank het volgende.
Voor een bewezenverklaring van sub-onderdeel 6 is vereist dat uitbuiting heeft plaatsgevonden. Ook hiervoor geldt dat zich in het dossier geen bewijsmiddelen bevinden die de verklaringen van [slachtoffer] op dit (voor dit verwijt essentiële) punt ondersteunen, zodat niet bewezen kan worden verklaard dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte daarom eveneens vrijspreken van het onder sub-onderdeel 6 ten laste gelegde.
Feit 2 – afdreiging
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 2 ten laste gelegde afdreiging. In het dossier bevindt zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaarmaking van een geheim [slachtoffer] heeft gedwongen tot het openen van een bankrekening, tot afgifte van de bij die rekening behorende bankpas en pincode, althans van geld of enig ander goed, toebehorende aan [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft weliswaar verklaard dat afdreiging heeft plaatsgevonden, maar dit wordt niet door enig ander bewijsmiddel ondersteund.
Feit 3 – valsheid in geschrift
Verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd het vals (doen) opmaken of (doen) vervalsen van een salarisspecificatie betreffende de maand november 2013, afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf] aan [slachtoffer] en/of het opzettelijk gebruik (doen) maken van die specificatie.
In het dossier ontbreken stukken – waaronder de in de tenlastelegging omschreven salarisspecificatie – op grond waarvan kan worden vastgesteld dat sprake is van een valse of vervalste specificatie. Reeds om die reden dient verdachte van het hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 4 – diefstal
Verdachte wordt ervan verdacht zonder toestemming van [slachtoffer] geld te hebben gepind met een of meer bankpas(sen) en/of creditcard(s) van [slachtoffer] en met gebruikmaking van de bij die pas(sen) behorende pincode(s).
In het dossier bevindt zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de beschikking heeft gehad over een of meer bankpassen van [slachtoffer] en de daarbij behorende pincode(s). Van dit deel van het ten laste gelegde zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en van verdachte, van prints van camerabeelden bij pinautomaten en gegevens welke zijn verstrekt door creditcardmaatschappij ICS is vast komen te staan dat verdachte heeft gepind met een op naam van [slachtoffer] gestelde creditcard. Deze creditcard betreft de Visa-creditcard met nummer [creditcardnummer] .
Uit door ICS verstrekte informatie blijkt dat voornoemde creditcard op 15 december 2013 via internet is aangevraagd vanaf een IP-adres dat is gekoppeld aan een Ziggo-gebruiker, te weten [verdachte] , [adres] te [woonplaats] . Laatstgenoemd adres is het woonadres van de moeder van verdachte.
[slachtoffer] heeft verklaard dat de creditkaart buiten haar medeweten en zonder haar toestemming is aangevraagd. Uit door ICS verstrekte informatie blijkt dat op 18 december 2013 door een vrouw is gebeld naar ICS met de vraag welke stukken aangeleverd moesten worden. Ook in de dagen daarna is meermalen telefonisch contact opgenomen met ICS en daarbij is gebeld vanaf de nummers [telefoonnummer] , zijnde een telefoonnummer van [slachtoffer] , en [telefoonnummer] , zijnde een telefoonnummer uit het telefoondistrict Hilversum, in welke plaats [slachtoffer] woonachtig is. De creditcard is voorts verstuurd naar het woonadres van [slachtoffer] .
Nu de creditcard – anders dan [slachtoffer] heeft verklaard – door de creditcardmaatschappij aan [slachtoffer] en niet aan verdachte is verstuurd en het dossier buiten de verklaring van [slachtoffer] geen aanknopingspunten biedt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van de pas en het pinnen van geld met deze pas met het oogmerk om het geld zich wederrechtelijk toe te eigenen, laat het dossier ruimte voor het door verdachte geschetste scenario dat [slachtoffer] de creditcard aan hem heeft verstrekt met het verzoek om geld voor haar te pinnen.
Gelet op het hiervoor overwogene zal verdachte ook van het onder 4 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 76.944,19. Dit bedrag bestaat uit € 61.944,19 materiële schade en € 15.000,-- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu verdachte van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 februari 2018.
Mrs. Beekman en Horst zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 mei 2013 tot en met 31 augustus 2013 te Hilversum en/of Emmen en/of Utrecht en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of Den Haag en/of elders in Nederland
A. een ander of anderen, te weten [slachtoffer] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),
door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°)
en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer] 's, seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten die [slachtoffer] (sub 6°),
immers is en/of heeft hij, verdachte,
een (exclusieve) relatie met die [slachtoffer] aangegaan en/of onderhouden en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte, met haar zou gaan trouwen en/of
tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte, (grote) schulden had en/of zij hem geld kon geven en/of lenen en/of
met die [slachtoffer] seks gehad en/of die seks gefilmd en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij die seks gefilmd had en/of
tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze in de prostitutie moest gaan werken omdat hij anders tegen haar ouders zou zeggen dat ze geen maagd meer was en/of die sexfilm aan haar ouders en/of derden zou laten zien en/of
een pistool tegen het hoofd van die [slachtoffer] gehouden, althans een pistool aan haar getoond en/of
die [slachtoffer] gedwongen (erotische) foto's van zichzelf te maken en/of die aan hem, verdachte, te sturen en/of
een of meer sexadvertenties aangemaakt op sites als kinky en/of sexjobs waarin die [slachtoffer] haar diensten aanbood en/of
die [slachtoffer] twee althans een werktelefoon(s) gegeven en/of
de klanten voor die [slachtoffer] geregeld en/of haar telkens naar die prostitutieklanten gebracht en/of na die prostitutieafspraken weer opgehaald en/of
aan die [slachtoffer] laten weten dat ze minimaal 6 klanten per dag moest hebben en/of
alle, althans een groot deel van het geld dat die [slachtoffer] met prostitutie verdiende geld aan hem, verdachte, laten afgeven althans van haar afgepakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van ongeveer 01 maart 2013 tot en met 31 december 2013 te Hilversum en/of Emmen en/of elders in Nederland,
met het oogmerk zich en/of een ander te bevoordelen
door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas van de ABN Amro en/of (een grote hoeveelheid) geld , in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld en/of het tenietdoen van een inschuld, immers heeft die [slachtoffer] op aandringen van hem, verdachte, een rekening
geopend bij de ABN Amro (een zogenaamde ABN Amro studentenrekening met 2500 euro kredietmogelijkheid) (waarna hij, verdachte, (ten volle) gebruik maakte van de kredietmogelijkheden op die rekening), en/of
die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ter beschikking stellen van gegevens, immers heeft hij, verdachte, van die [slachtoffer] de pincode van de pas behorend bij die ABN Amro rekening gekregen,
welke bedreiging (telkens) hierin bestond dat hij, verdachte, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd
dat ze een rekening moest openen omdat hij anders tegen haar ouders zou zeggen dat ze geen maagd meer was en/of dat hij een sexfilm met daarop seks tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] aan haar ouders en/of derden zou laten zien;

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van ongeveer 15 december 2013 tot en met 31 december 2013 te Hilversum en/of Emmen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) salarisspecificatie (salaris november 2013) afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf] aan de werknemer [slachtoffer] ,
- zijnde een geschrift dat (telkens) bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
als ware dat geschrift (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) voornoemde salarisspecificatie heeft verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen en/of toegestuurd en/of doen toesturen aan VISA International Card Services
(ter gelegenheid van het aanvragen van een creditcard op naam van een ander dan van hem, verdachte, te weten op naam van [slachtoffer] )
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die salarisspecificatie (in strijd met de waarheid) was aangegeven dat de werknemer van [bedrijf] genaamd [slachtoffer] die maand 1200,= euro had verdiend met een 40 urig contract, (terwijl die [slachtoffer] in werkelijkheid die maand 528,= euro had verdiend met een 20 urig contract);
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van ongeveer 15 december 2013 tot en met 31 december 2013 te Hilversum en/of Emmen en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
een salarisspecificatie (salaris november 2013) afgegeven door of namens het bedrijf [bedrijf] aan de werknemer [slachtoffer] ,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven)
op voornoemde werkgeversverklaring vermeld en/of doen vermelden - dat die [slachtoffer] 1200 euro verdiend had met een 40 urig contract
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
4.
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van ongeveer 01 maart 2013 tot en met 31 december 2013 te Hilversum en/of Emmen en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (meermalen) uit een of meer geldautomaat/geldautomaten heeft weggenomen (een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte (telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en / of het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een of meer valse sleutel(s), te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van een of meer bankpas(sen) en/of creditcard(s) van die [slachtoffer] (en/of de bij die pas(sen) en die card(s) behorende pincode(s)).