Op 23 februari 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster in de strafzaak met parketnummer 16-243303-17. Verzoekster had op 23 januari 2018 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. K.G. van de Streek, de rechter die haar strafzaak behandelde. Dit verzoek was gebaseerd op het gebrek aan vertrouwen in de rechter, nadat haar verzoek tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak was afgewezen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld die duiden op persoonlijke vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond vormt voor een wrakingsverzoek. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster het wrakingsmiddel mogelijk misbruikte om de behandeling van haar strafzaak te vertragen.
De wrakingskamer heeft ook bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de aanhangige strafzaak en de vordering tot tenuitvoerlegging niet in behandeling zal worden genomen. Dit besluit is genomen om te voorkomen dat verzoekster het wrakingsmiddel blijft gebruiken om de procedures te vertragen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.