Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het proces-verbaal van de zitting op 23 januari 2018;
- een faxbericht van 8 februari 2018 van mr. M. Rotgans namens gedaagde [B] ;
- een faxbericht van 8 februari 2018 van mr. S.I. van Dijk-Elsinga namens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht;
- de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter van 31 januari 2018.
- verzoeker en zijn gemachtigde de heer [A] ;
- namens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, mr. S.I. van Dijk-Elsinga, advocaat te Utrecht.
2.Het wrakingsverzoek
- U wilt mijn ordner en mijn conclusie van antwoord niet in ontvangst nemen.
- Ik vind dat de zaak zich niet leent voor een kort geding. Er moet een bodemprocedure komen.
- Het dossier is niet compleet. De dagvaarding is niet compleet, deze is in stukken aangeleverd. De dagvaarding is niet ontvangen door [verzoeker] , maar alleen door [naam] . De zaak bestaat dus eigenlijk niet. Ik ( [A] namens [naam] ) mag mij niet voegen, want ik ben geen partij.
- De stukken die namens de wederpartij zijn ingeleverd worden wel geaccepteerd, terwijl dit meer dan 20 pagina’s zijn en dat is in strijd met het procesreglement. En als ik dan een conclusie van antwoord wil indienen, dan mag dat niet omdat het in strijd is met het procesreglement. Dat is meten met twee maten.
Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken. Hierbij is niet met twee maten gemeten. Eiser heeft de laatste stukken verstuurd aan de rechtbank op 19 januari 2018. Dit is, anders dan de stukken van verzoeker, ruim op tijd in de zin van het procesreglement.
3.De beoordeling
Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken, te raadplegen op www.rechtspraak.nl. Een procesbeslissing leent zich in beginsel niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Dit is alleen anders als de beslissing in deze situatie zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat het de rechter aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt, of dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is hier geen sprake. De omstandigheid dat de door de eiser wel tijdig -namelijk op 19 januari 2018- bij de rechtbank ingebrachte stukken de rechter nog niet hadden bereikt en dat eiser daarom ter zitting de stukken nogmaals overlegde, maakt niet dat er sprake is van een ongelijke behandeling of van willekeur.