ECLI:NL:RBMNE:2018:702

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
453786 / HA RK 18-25
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in kort geding over geschil tussen Waterschap en verzoeker

Op 23 februari 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, de behandelend rechter in een kort geding. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een zitting op 23 januari 2018, waarbij de verzoeker zich benadeeld voelde door de gang van zaken. De verzoeker stelde dat de rechter zijn ordner en conclusie van antwoord niet in ontvangst had genomen, dat de zaak niet geschikt was voor een kort geding en dat er gebreken waren in de dagvaarding. De gewraakte rechter verweerde zich door te stellen dat het aan de eiser is om te bepalen welk type procedure wordt gevoerd en dat de gestelde gebreken in de dagvaarding in het vonnis beoordeeld moeten worden. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid had aangetoond. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De procedure van de verzoeker in het kort geding zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 453786 / HA RK 18-25
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 23 februari 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , (verder te noemen: de verzoeker),
gemachtigde: de heer [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de zitting op 23 januari 2018;
  • een faxbericht van 8 februari 2018 van mr. M. Rotgans namens gedaagde [B] ;
  • een faxbericht van 8 februari 2018 van mr. S.I. van Dijk-Elsinga namens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht;
  • de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter van 31 januari 2018.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 9 februari 2018 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder te noemen: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • verzoeker en zijn gemachtigde de heer [A] ;
  • namens het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, mr. S.I. van Dijk-Elsinga, advocaat te Utrecht.
Mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans is, met bericht van verhindering, niet verschenen

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans als behandelend rechter (verder te noemen: de rechter) in het kort geding met zaaknummer 6535363 UV EXPL 17-357 MCE/30660 tussen Waterschap Amstel, Gooi en Vecht als eiser en verzoeker als gedaagde waarbij [B] zich gevoegd heeft aan de zijde van de gedaagde.
2.2.
Op 23 januari 2018 heeft de mondelinge behandeling in voormeld kort geding plaatsgevonden en is de rechter tijdens deze behandeling door verzoeker gewraakt. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
2.3.
Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018 luidt onder meer:
[verzoeker] legt aan zijn wrakingsverzoek de volgende redenen ten grondslag:
  • U wilt mijn ordner en mijn conclusie van antwoord niet in ontvangst nemen.
  • Ik vind dat de zaak zich niet leent voor een kort geding. Er moet een bodemprocedure komen.
  • Het dossier is niet compleet. De dagvaarding is niet compleet, deze is in stukken aangeleverd. De dagvaarding is niet ontvangen door [verzoeker] , maar alleen door [naam] . De zaak bestaat dus eigenlijk niet. Ik ( [A] namens [naam] ) mag mij niet voegen, want ik ben geen partij.
  • De stukken die namens de wederpartij zijn ingeleverd worden wel geaccepteerd, terwijl dit meer dan 20 pagina’s zijn en dat is in strijd met het procesreglement. En als ik dan een conclusie van antwoord wil indienen, dan mag dat niet omdat het in strijd is met het procesreglement. Dat is meten met twee maten.
2.4.
De rechter berust niet in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij dat het aan de eiseres is om te kiezen welk type procedure gevoerd wordt. Dit gaat buiten de rechter om. Het staat de gedaagde partij vrij om bezwaar te maken. De kort-gedingrechter zal dan in het vonnis beslissen op dit formele verweer. Met betrekking tot het incomplete dossier meent de rechter dat indien er gebreken kleven aan de dagvaarding of de betekening hiervan, dit zal worden beoordeeld in het te wijzen vonnis. Aangaande het weigeren van de stukken stelt de rechter dat zij de ordner en de conclusie van antwoord heeft geweigerd wegens strijd met de goede procesorde. Hierbij verwijst zij naar artikel 6.2 van het
Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken. Hierbij is niet met twee maten gemeten. Eiser heeft de laatste stukken verstuurd aan de rechtbank op 19 januari 2018. Dit is, anders dan de stukken van verzoeker, ruim op tijd in de zin van het procesreglement.
2.5.
Mr. S.I. van Dijk-Elsinga heeft meegedeeld dat zij het standpunt van de rechter onderschrijft. De rechter heeft eenvoudigweg het procesreglement gevolgd en de ontvangst van de veelheid aan stukken terecht geweigerd. Dat de zaak niet geschikt zou zijn voor een kort geding en dat er gebreken zouden kleven aan de dagvaarding maakt niet dat de rechter tijdens de zitting partijdig is geweest of de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
2.6.
Mr. M. Rotgans heeft laten weten dat het standpunt van haar cliënt is dat deze zaak niet geschikt is voor een kort geding en dat het om die reden van belang is dat de rechter wel kennis neemt van de stukken in de ordner.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De rechtbank onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De rechtbank zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Verzoeker heeft als reden voor wraking naar voren gebracht dat de zaak niet geschikt is voor een kort geding en dat er daarom een bodemprocedure moet komen. De wrakingskamer overweegt dat het aan de eisende partij is om te kiezen welk type procedure aanhangig wordt gemaakt. De rechter staat daar buiten. Indien de gedaagde hierop een formeel verweer voert, moet de rechter hier in het vonnis op beslissen. Niet is gebleken dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling zich hierover heeft uitgelaten. Dit levert dan ook geen enkele aanwijzing op voor (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter.
3.4.
Ten aanzien van de door de verzoeker naar voren gebrachte reden voor wraking dat het dossier incompleet is, de dagvaarding niet ontvangen is en dat daarom de zaak niet zou bestaan, het volgende. De wrakingskamer overweegt dat de gestelde gebreken aan de dagvaarding, de wijze van betekenen en de eventuele gevolgen daarvan beoordeeld dienen te worden in het te wijzen vonnis in kort geding. Niet is gebleken dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling zich hierover heeft uitgelaten. Dit levert dan ook geen enkele aanwijzing op voor (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter
3.5.
Met betrekking tot de beslissing van de rechter om verzoeker niet toe te staan dat tijdens de behandeling van het kort geding nog stukken werden ingebracht geldt dat dit een procesbeslissing is van de rechter, gebaseerd op het
Procesreglement kort gedingen rechtbanken, kantonzaken, te raadplegen op www.rechtspraak.nl. Een procesbeslissing leent zich in beginsel niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Dit is alleen anders als de beslissing in deze situatie zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat het de rechter aan de vereiste onpartijdigheid ontbreekt, of dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is. Daarvan is hier geen sprake. De omstandigheid dat de door de eiser wel tijdig -namelijk op 19 januari 2018- bij de rechtbank ingebrachte stukken de rechter nog niet hadden bereikt en dat eiser daarom ter zitting de stukken nogmaals overlegde, maakt niet dat er sprake is van een ongelijke behandeling of van willekeur.
3.6.
Voor zover verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nog andere dan de hierboven onder 2.3. genoemde feiten en omstandigheden aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft willen leggen, gaat de rechtbank daaraan voorbij. Op grond van artikel 37 lid 3 Rv moeten alle feiten en omstandigheden namelijk tegelijk worden voorgedragen. En daaraan is door verzoeker ten aanzien van die andere feiten en omstandigheden niet voldaan.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civielrecht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 6535363 UV EXPL 17-357 MCE/30660 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, en
mrs. G.J.J.M. Essink en A. van Dijk als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door
mr. F.G.T. Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2018.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.