ECLI:NL:RBMNE:2018:698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
16/659842-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling door een zoon van zijn vader en diens partner met ernstige gevolgen

Op 23 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van zware mishandeling van zijn vader en de partner van zijn vader. De mishandeling vond plaats op 29 juli 2017 in de woning van de vader in De Bilt. De verdachte had de confrontatie met zijn vader gezocht, vermoedelijk om te praten over de erfenis van zijn moeder, wat leidde tot een gewelddadige uitbarsting. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte zijn vader en diens partner ernstig verwond, waarbij beide slachtoffers in hulpeloze toestand zijn achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan zijn vader, die een kaakfractuur en een delier opliep, en aan de partner van zijn vader, die een zware hersenschudding en een lichte verlamming van een hersenzenuw opliep. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 16 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een vrijheidsbeperkende maatregel die hem verbiedt contact te hebben met zijn vader en diens partner gedurende vijf jaar. De rechtbank weegt zwaar mee dat de mishandeling een grote impact heeft gehad op het leven van beide slachtoffers, waarbij de vader niet meer zelfstandig kan wonen en de partner van de vader mogelijk blijvende schade heeft opgelopen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de materiële en immateriële schade die de slachtoffers hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659842-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 november 2017 en 9 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mr. E.J. Dennekamp namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht, en hetgeen in het kader van het spreekrecht namens de slachtoffers naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

Het verwijt dat aan verdachte wordt gemaakt, is beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is op de zitting van 9 februari 2018 nader omschreven. De definitieve tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair:op 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland [slachtoffer 1] , zijn vader, zwaar heeft mishandeld
Subsidiair:op 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland een poging heeft gedaan [slachtoffer 1] , zijn vader, zwaar te mishandelen
Feit 2
Primair:op 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland [slachtoffer 2] zwaar heeft mishandeld
Subsidiair:op 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland een poging heeft gedaan [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. Het is volgens hem onduidelijk wat er die bewuste dag is gebeurd. Verdachte heeft een black-out gehad en kan er – afgezien van het feit dat hij weet dat hij bij zijn vader in de woning op bezoek kwam – niets over verklaren. Gezien de ravage in de woonkamer en keuken is het volgens de verdediging zeer wel mogelijk dat de verwondingen bij de slachtoffers zijn veroorzaakt doordat zij zonder toedoen van de verdachte ongelukkig ten val zijn gekomen. Volgens de raadsman is dit zelfs zeer aannemelijk gelet op het kleine wondje dat verdachte op zijn hand had.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 30 juli 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte van zware mishandeling gedaan. Zij heeft verklaard dat zij buiten bewustzijn is geweest na de mishandeling en dat zij pijn en letsel aan haar hoofd heeft. [2] Zij heeft verklaard dat zij de dag ervoor op 29 juli 2017 rond 8.30 uur en 9.00 uur samen met haar partner [slachtoffer 1] naar zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] is gereden om de paarden te gaan verzorgen. Er speelt een groot conflict tussen haar partner en zijn zoon [verdachte] . [3]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 29 juli 2017 omstreeks 11.15 uur een melding gekregen van mishandeling van twee personen op de [adres] te [woonplaats] . Hij hoorde toen hij ter plaatse kwam dat er twee oudere mensen binnen zaten die mogelijk mishandeld waren en erg verward en moeilijk aanspreekbaar waren. Hij zag toen hij naar binnen liep dat de man bloed in zijn gezicht had en dat hij een dikke wang had. Hij zag ook dat de vrouw bloed in haar gezicht had. Hij zag dat de keuken een puinhoop was met omgevallen stoelen, een verschoven tafel en andere stukken hout op de grond. Het leek door de puinhoop alsof er gevochten was in de keuken. [4] Vervolgens hoorde verbalisant [verbalisant 1] van het Operationeel Centrum dat zij waren gebeld door een vrouw die een voicemailbericht zou hebben ontvangen van [verdachte] . In dit voicemailbericht zou [verdachte] hebben gezegd dat hij zijn ouders buiten westen had geslagen en in de woning zou hebben achtergelaten. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] is na een melding om 11.11 uur op 29 juli 2017 ter plaatse gegaan naar de [adres] en trof daar onder meer aan [getuige 1] , naar later bleek, de dochter van de slachtoffers. [getuige 1] verklaarde dat zij die ochtend WhatsAppberichten kreeg van haar moeder. Verbalisant [verbalisant 2] heeft deze weergegeven in zijn proces-verbaal van bevindingen van 29 juli 2017.
“moeder [slachtoffer 2]
10.53
uur Hej
10.53
uur Help
?
10.54
uur Buis melidz
wat”
[getuige 1] verklaarde aan verbalisant dat zij daarop haar moeder heeft gebeld, dat zij zeer verward over kwam en niet kon vertellen wat er aan de hand was. Vervolgens heeft zij haar vriend gebeld om direct naar de woning aan de [adres] te gaan. [6]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft [getuige 2] op 31 juli 2017 als getuige gehoord. Getuige [getuige 2] verklaarde dat [verdachte] zaterdag omstreeks 10.15 uur bij haar thuis langs is geweest en dat hij toen andere kleren heeft aangedaan. Hij zou volgens eigen zeggen naar de politie gaan want “Ze zouden hem toch wel vinden.” [7] Getuige [getuige 2] verklaarde dat ze de indruk had dat hij andere kleren aandeed omdat hij zo bezweet was. Zij verklaarde dat hij zich paniekerig gedroeg en een onrustige ademhaling had. Hij was vrijdag ook al bij haar geweest en toen vertelde hij dat hij wilde gaan praten met [slachtoffer 1] , zijn vader, over financiële zaken zonder [slachtoffer 2] erbij. [verdachte] vertelde getuige [getuige 2] dat [slachtoffer 2] een samenlevingscontract heeft met [slachtoffer 1] . Over 29 juli 2017 vertelde hij dat [slachtoffer 1] boos werd en de tafel ondersteboven gooide en dat hij op [verdachte] in ging slaan. [verdachte] was daarop terug gaan slaan en [slachtoffer 2] was zich ermee gaan bemoeien, toen heeft hij haar ook geslagen. [verdachte] zei dat hij een waas voor zijn ogen had gekregen. [8] Getuige [getuige 2] verklaarde dat zij niet wist wat ze moest doen toen [verdachte] aan haar vertelde dat hij zijn ouders bewusteloos had achtergelaten in de woning. Zij heeft hem gevraagd wat hij nu ging doen. [verdachte] zei dat hij er klaar mee was en dat zij maar moest beslissen wat er moest gebeuren. [9]
In de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] is als uitwendig waargenomen letsel opgenomen: bult rechts behaarde hoofdhuid, schaafwond linker bovenlip, blauwe plek rechts naast navel. Er is sprake van gering bloedverlies en een hersenschudding. [10]
In een brief van 13 oktober 2017 van [A] , orthoptist betreffende [slachtoffer 2] is als diagnose opgenomen: lichte verlamming van de vierde hersenzenuw, gedecompenseerd door hersenschudding. Hierdoor treedt met name in linksblik dubbelzien en onrustig beeld op. Visus en gezondheid ogen in orde. Het beeld is nog hetzelfde als de vorige keer, er zit geen verbetering in. [11]
In de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] van 4 augustus 2017 is als uitwendig waargenomen letsel opgenomen: multipele schaafwond aangezicht, fractuur mandibula (kaak) en sinus maxillans (kaakholte) links. Er is sprake van gering bloedverlies en patiënt is ernstig cognitief beperkt, waarschijnlijk dementieel beeld. De geschatte duur van de genezing is 4-6 weken. [12]
In een brief van 12 oktober 2017 van dr. [B] , klinisch geriater betreffende [slachtoffer 1] beschrijft hij dat [slachtoffer 1] is opgenomen met een ernstige verwardheidstoestand met ernstige verbale en fysieke agressie en loopdrang. Er bleek sprake van een ernstig geagiteerd delier. Dit beeld was – naar zij vernamen – ontstaan na het hoofdtrauma van 29 juli en sindsdien toegenomen in ernst. [13]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting niets willen verklaren over wat er in het huis van zijn vader, [slachtoffer 1] , heeft plaatsgevonden op 29 juli 2017. Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte die dag bij zijn vader in de woning is geweest en eveneens dat hij zijn vader en diens partner heeft mishandeld. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij die dag naar de woning van zijn vader is geweest. Tegenover getuige [getuige 2] verklaarde hij, kort na het incident, dat hij zijn vader en diens partner heeft geslagen. Hij, verdachte zag er op dat moment bezweet uit en hij heeft vervolgens de verantwoordelijkheid om eventueel iets te doen bij getuige [getuige 2] gelegd. Dit betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zijn vader en de vriendin van zijn vader heeft mishandeld.
Dat verdachte zich beroept op geheugenverlies en om die reden niets meer zou kunnen verklaren, gaat naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande niet op. Dit geldt eveneens voor de stelling van de verdediging dat het door de slachtoffers opgelopen letsel zou zijn veroorzaakt door een val.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:op 29 juli 2017 in het arrondissement Midden-Nederland aan [slachtoffer 1] (te weten zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten kaakfracturen en een (in ernst toegenomen) delier heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen.
feit 2:op 29 juli 2017 in het arrondissement Midden-Nederland aan [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (zware) hersenschudding en een (lichte) verlamming van een hersenzenuw (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] (blijvend) dubbel en/of onrustig ziet) heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:zware mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat
feit 2:zware mishandeling
6.1
Het standpunt van de verdediging
Op de terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer(exces). De raadsman heeft gesteld dat verdachte heeft verklaard dat zijn vader zeer dreigend op hem af kwam en daarbij een tafel heeft verschoven. Of het gaat om verschuiven of omgooien is een semantische discussie. De vader van verdachte is, ondanks zijn leeftijd, nog een sterke en vitale man. In zijn werkzame leven was hij voeger en hij reed in juli 2017 nog dagelijks paard en verzorgde de paarden ook zelf.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van verdachte dat zijn vader de tafel zou hebben omgegooid niet wordt ondersteund door hoe verbalisanten de situatie in de woning aantreffen. Op de foto is te zien dat de tafel overeind staat. Maar ook als vader [slachtoffer 1] de tafel wel zou hebben omgegooid, levert dat geen noodweersituatie op, aldus de officier van justitie. Niet gebleken is dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van vader en als dat wel zou worden aangenomen, is niet voldaan aan het onttrekkingsvereiste. Verdachte had zich na het omgooien van de tafel uit de voeten kunnen maken, omdat er toen een tafel tussen verdachte en zijn vader instond. Ten aanzien van [slachtoffer 2] is een beroep op noodweer in het geheel niet aan de orde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te beoordelen of sprake was van noodweer dient allereerst te worden vastgesteld of sprake is geweest van een noodweersituatie toen verdachte zijn vader en [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Om te komen tot de conclusie dat sprake was een noodweersituatie moet er een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of anders lijf, eerbaarheid of goed zijn waartegen de verdachte zich noodzakelijk diende te verdedigen.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat zijn vader een tafel omgooide en dreigend op hem afkwam. Kort na het incident heeft hij tegen getuige [getuige 2] verklaard dat zijn vader hem zou hebben geslagen, waarop hij heeft teruggeslagen. Vervolgens zou [slachtoffer 2] zich ermee zijn gaan bemoeien. Ter terechtzitting wilde verdachte daar naar gevraagd geen antwoord geven over de feitelijke gang van zaken dan wel verklaren waaruit deze wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] zou hebben bestaan. Nu met voornoemde verklaringen niet vast staat dat er sprake is geweest van een wederrechtelijke aanranding waaraan verdachte zich niet kon onttrekken en verdachte heeft geweigerd daarover meer inzicht te verstrekken acht de rechtbank dit verweer zowel ten aanzien van zijn vader als ten aanzien van [slachtoffer 2] onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken van een noodzaak tot verdediging en evenmin is gebleken dat verdachte zich niet aan de situatie kon onttrekken.
Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen. Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Beroep op noodweerexces
Nu hiervoor is vastgesteld dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 25 september 2017, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater;
  • een rapport van 26 september 2017, opgemaakt door drs. A.J. Klumpenaar, GZ-psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater Kaiser, houdt onder meer het volgende in. Omdat verdachte zich in het onderzoek afhoudend heeft opgesteld, heeft de psychiater geen diagnose kunnen stellen en is enkel waarschijnlijkheidsdiagnostiek mogelijk. Over het moment van het tenlastegelegde kan de psychiater geen uitspraken doen omdat verdachte aangeeft dat hij geheugenverlies heeft voor dat moment. Om dezelfde reden kan de psychiater ook geen concrete uitspraak doen over de relatie tussen het tenlastegelegde en de toestand van verdachte op dat moment. De psychiater stelt dat het lijkt alsof er vooral een toestand van opwinding is geweest op dat moment. Evenmin kan de psychiater een uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog Klumpenaar, houdt onder meer het volgende in. Op basis van het onderzoek kan de psycholoog geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens vaststellen. Er zijn voorts op basis van het onderzoek onvoldoende gronden om een stoornis vast te stellen ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat de psycholoog geen stoornis kan objectiveren bij verdachte, adviseert hij om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- een vrijheidsbeperkende maatregel te weten een verbod tot direct en indirect contact met zijn vader [slachtoffer 1] en met [slachtoffer 2] en een verbod zich op te houden binnen een straal van 500 meter vanaf de adressen [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] , gedurende 5 jaar, met vervangende hechtenis gedurende twee weken indien niet aan de maatregel wordt voldaan.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van twee oudere, relatief kwetsbare personen. Het is ernstig dat verdachte deze personen in hun eigen woning heeft opgezocht en hen dusdanig heeft toegetakeld dat zij ernstig letsel hebben opgelopen. Vervolgens heeft verdachte de slachtoffers in een hulpeloze toestand achtergelaten en heeft hij het aan een ander overgelaten om te besluiten of de hulpdiensten al dan niet gealarmeerd dienden te worden. In de tussentijd heeft verdachte wel de tegenwoordigheid van geest gehad om bij een vriendin langs te gaan en zich daar om te kleden en zijn verhaal te doen. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank in dit kader ook mee dat het gaat om de vader van verdachte en zijn partner. Uit het dossier volgt genoegzaam dat de reden voor de confrontatie voor verdachte is geweest om te praten over een (deel van de) erfenis van zijn moeder waar hij naar eigen zeggen ‘recht’ op zou hebben. Dat verdachte vervolgens is overgegaan tot deze gewelddadige confrontatie acht de rechtbank bijzonder laakbaar. Eveneens zorgwekkend is het feit dat verdachte niet heeft willen verklaren over de gebeurtenissen en dat hij stelt zich niets meer te kunnen herinneren. Dat verdachte zich niets heeft kunnen herinneren en of hier een medische of psychische oorzaak voor is, hebben de psychiater noch de psycholoog kunnen onderzoeken omdat verdachte niet heeft meegewerkt aan de onderzoeken. Hij heeft zich afstandelijk en afzijdig opgesteld en heeft onder meer geweigerd om bepaalde tests te maken. Ook heeft verdachte geweigerd toestemming te geven aan de onderzoekers om contact op te nemen met mensen uit zijn omgeving en mensen die in medisch opzicht iets over hem zouden kunnen verklaren. Dit weegt mee in het nadeel van verdachte ten aanzien van het verkrijgen van een volledig beeld van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 9 oktober 2017. Hierop staan geen relevante veroordelingen vermeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport van 1 november 2017 van H. Kamans. Daarin wordt het recidiverisico ingeschat op laag en wordt vermeld dat een toezicht niet geïndiceerd is. De reclassering adviseert een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf als mogelijkheid voor een stok achter de deur.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De door verdachte gepleegde feiten zijn dusdanig ernstig dat een forse, onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats is.
Vast staat echter dat de gevolgen voor de slachtoffers zeer ernstig zijn. De rechtbank zal voor het voorkomen van nieuwe strafbare feiten tegenover hen bevelen dat verdachte:
  • zich niet ophoudt in een straal van 500 meter van [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] ;
  • zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren. Voor het geval verdachte zich niet houdt aan de maatregel, zal per overtreding daarvan vervangende hechtenis voor de duur van twee weken worden opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Dit doet de rechtbank niet. Mede gelet op het rapport van de reclassering waarin het recidiverisico als laag wordt ingeschat, ziet de rechtbank niet in dat ernstig rekening moet worden gehouden met het feit dat de verdachte – op korte termijn – wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen
De rechtspraak heeft oriëntatiepunten voor straftoemeting die niet bindend zijn, maar wel een uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van op te leggen straffen. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor zware mishandeling in de vorm van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zonder gebruik te maken van een wapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Zwaar lichamelijk letsel wordt omschreven als zwaar lichamelijk letsel, als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan volledig herstel valt te verwachten binnen zes maanden na de gebeurtenis.
De oriëntatiepunten gaan voor zware mishandeling in de vorm van het opzettelijk toebrengen van
zeerzwaar lichamelijk letsel, zonder gebruik te maken van een wapen uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. Zeer zwaar lichamelijk letsel wordt omschreven als zwaar lichamelijk letsel, als bedoeld in artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht, dat levensbedreigend is of waarvan een zeer langdurige herstelperiode (meer dan zes maanden) of geen volledige genezing wordt verwacht.
Ten aanzien van de situatie van [slachtoffer 1] stelt de rechtbank vast dat bij hem gelet op de kaakfracturen en het (in ernst toegenomen) delier sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Uit de wet volgt dat, omdat verdachte dit zijn vader heeft aangedaan, de straf met een derde deel kan worden verhoogd. Verder ziet de rechtbank dat er een groot verschil is in de situatie van vader zijn geestelijke gesteldheid en zelfstandigheid vóór 29 juli 2017 en na 29 juli 2017. Vader woonde eerder zelfstandig en kon in principe al zijn bezigheden zonder problemen uitvoeren. [slachtoffer 2] heeft tijdens de terechtzitting een beeld van de situatie geschetst die totaal anders is en een grote impact heeft op hun beider levens. Dit weegt de rechtbank zeer zwaar mee in het nadeel van verdachte. Weliswaar kan op basis van enkel het opgelopen letsel niet worden gesteld dat dit zeer zwaar lichamelijk letsel is, de gevolgen zijn wel zodanig. De heer [slachtoffer 1] verblijft momenteel nog steeds in een verpleegtehuis en verkeert niet meer in de mogelijkheid om naar zijn eigen woning terug te keren, laat staan zelfstandig te wonen. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden is.
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2] stelt de rechtbank vast dat dit wel wordt gekwalificeerd als zeer zwaar lichamelijk letsel. Het letsel aan haar oog dat zij door de mishandeling heeft opgelopen is tot op heden niet genezen en het is immer onduidelijk of het ooit nog volledig zal genezen. De rechtbank sluit zich aan bij het oriëntatiepunt van een gevangenisstraf van 8 maanden en zal dit ten aanzien van feit 2 aan verdachte opleggen.
Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte voor beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden oplegt.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 8.400,65. Dit bedrag bestaat uit € 8.400,65 materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.040,13. Dit bedrag bestaat uit € 4.540,13 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel de kosten die een rechtstreeks gevolg zijn van de tenlastegelegde feiten voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt voor beide vorderingen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie gesteld dat de kosten van derden, de telefoonkosten, de reiskosten, de kosten als gevolg van de vernieling van de ruit en de verblijfkosten niet toewijsbaar zijn. Hij komt in totaal tot een toewijsbaar bedrag van € 1.009,20.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie gesteld dat de kosten van derden niet toewijsbaar zijn. Het gaat dan om de kosten van het zorgverlof van haar dochter en zus, de reiskosten van haar zus en de kosten van het pension van de hond van haar zus. Omdat nog niet duidelijk is bij [slachtoffer 2] of haar letsel blijvend is, stelt de officier van justitie voor om voor de immateriële schade een voorschot van € 5.000,- toe te kennen.
Voor het overige dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard omdat hij vrijspraak heeft bepleit.
Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat een medische onderbouwing bij de vorderingen ontbreekt. Ook is het volgens hem de vraag of het letsel is ontstaan door de gebeurtenissen op 29 juli 2017 of dat het een andere oorzaak heeft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank acht de kosten met betrekking tot het verblijf in het ziekenhuis (€ 84,00), verblijf bij Woonzorgcentrum Marijke (€ 190,00), de eigen bijdrage aan het CAK (€ 487,95), de parkeerkosten voor bezoek aan Altrecht (€ 80,00), de reiskosten voor 6 bezoeken aan Woonzorgcentrum Huize Marijke (€ 66,77) en 31 bezoeken aan Altrecht in Utrecht (€ 351,42) en reiskosten met de Regiotaxi voor een bezoek aan Altrecht (€ 15,60) voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.260,14 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit 1 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige gevorderde kosten als volgt:
- € 2.260,54 aan kosten voor de paarden. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd en deze ook in een te ver verwijderd verband staan van het bewezenverklaarde feit 1.
- € 735,20 aan kosten voor de pensionstalling voor de paarden. De rechtbank acht deze kosten niet een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 1.
- € 233,65 aan kosten voor de kapotte ramen. De rechtbank acht deze kosten evenmin een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 1.
- € 3.905,75 aan eigen bijdrage CAK. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd.
- € 464,77 aan reiskosten voor bezoeken aan Altrecht. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd.
- € 144,14 aan reiskosten vriendin van partner. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd en deze ook in een te ver verwijderd verband staan van het bewezenverklaarde feit 1.
- € 105,80 aan parkeerkosten bij Altrecht in Utrecht. Afgezien van het toegewezen bedrag van € 80,00 zijn de kosten niet onderbouwd.
- € 78,00 aan ritkosten taxi. Afgezien van het toegewezen bedrag van € 15,60 zijn de kosten niet onderbouwd.
- € 50,00 aan telefoonkosten et cetera. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd en ook in een te ver verwijderd verband staan van het bewezenverklaarde feit 1.
- € 109,98 aan inrichtingskosten. De rechtbank acht deze kosten onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten in een te ver verwijderd verband staan van het bewezenverklaarde feit 1.
Zij zal de benadeelde partij daarom op voornoemde onderdelen niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
[slachtoffer 2]
De rechtbank acht de kosten met betrekking tot het verblijf in het ziekenhuis (€ 6,90 parkeren en 56,00 ziekenhuis), eigen risico zorgverzekering 2017 (€ 369,06), eigen risico zorgverzekering 2018 (€ 385,00), kosten rollator (€ 51,50), kosten bril (€ 40,00) kosten voor 7,5 maand huishoudelijke hulp a € 75,00 per maand (€ 562,50) en zorgverlof dochter (€ 210,95) voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt.
De immateriële schade waardeert de rechtbank op € 7.000,-. Hierbij speelt een rol dat [slachtoffer 2] tot op heden volledig arbeidsongeschikt is, maar ook dat nog niet duidelijk is of het letsel dat zij heeft blijvend is. De rechtbank heeft hierbij vergelijkbare zaken mede in aanmerking gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.681,91 aan materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit 2 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering voor wat betreft de immateriële schade toewijzen tot een bedrag van € 7.000,-.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de overige gevorderde kosten als volgt:
- € 397,49 aan reiskosten van de zus van [slachtoffer 2] . De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd.
- € 1.260,50 aan overige kosten voor de huishoudelijke hulp. De rechtbank acht deze kosten niet een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2.
- € 339,23 aan kosten zelfwerkzaamheid. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd en evenmin een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit 2. Daarnaast is er ook geen inzicht in de situatie voor en na de mishandeling. Dit geldt ook voor de navolgende kosten.
- € 75,00 aan energiekosten.
- € 450,00 aan zorgverlof zus. De rechtbank acht deze onvoldoende aannemelijk gemaakt nu de kosten niet zijn onderbouwd.
- € 336,00 aan pensionkosten voor de hond. De rechtbank acht deze kosten niet een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit 2. De kosten staan in een te ver verwijderd verband.
Zij zal de benadeelde partij daarom op voornoemde onderdelen niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op grond van het zogenoemde liquidatietarief in civiele zaken. De rechtbank kent daarom tweemaal twee punten toe zodat de kosten voor [slachtoffer 1] worden begroot op 2 punten x € 384,-- = € 768,- en voor [slachtoffer 2] worden begroot op 2 punten x € 452,- = € 904,-. In totaal een bedrag van € 1.672,-.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 302, 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat verdachte zich niet ophoudt in een straal van 500 meter van [adres] te [woonplaats] en [adres] te [woonplaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door verdachte niet aan de maatregel van contactverbod wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden (180 dagen);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag van € 1.260,14, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2017 tot de dag van volledige betaling;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.260,14 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 22 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 768,-;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag van materiele schade van € 1.681,91, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2017 tot de dag van volledige betaling en tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag van immateriële schade van € 7.000,00;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.681,91 en € 7.000,00 te betalen, het eerste bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 78 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 904,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.A.T. van der Geest, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en
A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. de Gier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 1] (te weten zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een kaakfractuur, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen te slaan/stompen en/of te schoppen;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] (te weten zijn vader tot wie hij in
familierechtelijke betrekking staat) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer 1] meermalen te slaan/stompen en/of te schoppen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een zware hersenschudding, heeft toegebracht door die [slachtoffer 2] meermalen te slaan/stompen en/of te schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2017 te [woonplaats] , gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer 2] meermalen te slaan/stompen en/of te schoppen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, alsmede ongenummerde geschriften. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2017, 24 oktober 2017 en 21 november 2017, genummerd 2017233102, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 131. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor aangever van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pagina 9.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangever van [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , pagina 10.
4.Een proces-verbaal bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 12.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 13.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pagina 14.
7.Een proces-verbaal verhoor getuige van [verbalisant 3] , pagina 36.
8.Een proces-verbaal verhoor getuige van [verbalisant 3] , pagina 37.
9.Een proces-verbaal verhoor getuige van [verbalisant 3] , pagina 38.
10.Een schriftelijk bescheid te weten een geneeskundige verklaring, pagina 83.
11.Een schriftelijk bescheid te weten een brief van [A] , pagina 130.
12.Een schriftelijk bescheid te weten een geneeskundige verklaring, pagina 129.
13.Een schriftelijk bescheid te weten een brief van Altrecht, pagina 131.