4.3Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] (hierna: aangever) heeft aangifte gedaan en heeft onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
‘Op 28 juni 2018 te [woonplaats] heeft hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij gestoken met een mes en hij zei: ‘Jij moet doodgaan.’ Ik lag op de grond, ik bleef liggen en hij heeft me neergestoken met een mes. Toen hij mijn nier had geraakt, ben ik neergestort en blijven liggen. Ik ben ook geraakt in mijn hoofd. Hij heeft mij ook geraakt op een plek achter, waarmee we naar de wc gaan. En ook op mijn gezicht.’
Getuige [getuige 1] , directrice van de school op het AZC te [locatie] , heeft onder meer verklaard:
‘Ter hoogte van bungalow [nummer] hoorden wij achter ons geschreeuw van het slachtoffer. Ik weet dat dit het geschreeuw van het slachtoffer is omdat ik alleen het slachtoffer heb horen schreeuwen. (….)
Ik zag dat er een man, een hele donkere man, op de grond lag. Ik zag dat de dader het slachtoffer, die op de grond lag, schopte tegen zijn lijf en tegen zijn hoofd. (…)
De dader bleef het slachtoffer schoppen op zijn hoofd en lijf. Ook zag ik dat hij slaande bewegingen maakte met zijn handen. Ik zag dat het slachtoffer zich verweerde. Ik hoorde het slachtoffer schreeuwen. Ik hoorde dat het slachtoffer pijnkreten schreeuwde. (…)
Toen zag ik dat de man een mes in zijn rechterhand had. (….) De punt van het mes was bebloed. Ik zag dat er druppels en spetters bloed op het snijvlak zaten. (….) Ik zag dat de rechterhand en de onderarm van de dader onder het bloed zat. Dit waren ook bloeddruppels, net zoals op het mes.’
Getuige [getuige 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
‘Ik zag dat één van de mannen op de grond lag en dat deze zich verdedigde. De andere stond over hem heen en sloeg hem. Ik zag dat de man die op de grond lag zich probeerde te verdedigen met onder andere zijn benen. (…)
Ik zag gelijk dat de man die sloeg, een mes vasthield. (….)
Ik zag dat de dader steekbewegingen maakte richting het slachtoffer. Ik kan niet zeggen met welke hand hij dit deed, maar hij maakte meerdere keren steekbewegingen richting het slachtoffer. Ik zag dat de dader dit richting het hele lichaam deed. Ik zag dat de man die op de grond lag, zich verdedigde en omrolde. Ik zag dat de dader stak waar het ook maar kon.’
Getuige [getuige 3] heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik zag dat het slachtoffer steekwonden in zijn lijf had. Ik zag een steekwond in zijn been en een in zijn rug.’
Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik heb aangever twee of drie keer met een mes gestoken.’
In een geneeskundige verklaring / letselbeschrijving betreffende aangever staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende opgenomen:
‘Op het hoofd een lineaire onderbreking van de huid, circa 20 centimeter met meerdere hechtdraden. Het beeld past bij een diepe snijverwonding.
In het aangezicht vier lineaire onderbrekingen van de huis met scherpe wondranden. Meerdere hechtdraden. Betreft een snijwond.
In de hals puntvorming letsel met hechtdraad. Het beeld past bij prikverwonding.
Op de lengteas van de rug een dwars verlopende snijwond. Het beeld past bij een steek- snijverwonding.
Steekwond heupregio rechts. Fors letsel welke delen en spier, slagaderlijke bloeding van perforerende slagader doorstoken. Aan de achterzijde van de heup een steekgat gehecht tot op het niveau van de onderrug. In de bilregio een steekverwonding tot aan het bot. Het beeld past bij steek- snijverwondingen.’
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood, al dan niet in voorwaardelijke zin, onder meer gelet op het verweer van de raadsman dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever heeft gehad.
De stelling van de raadsman dat van de verklaring van verdachte moet worden uitgegaan, nu aangever (kennelijk bewust) geen aanvullende verklaring heeft afgelegd en niet heeft gereageerd op de verklaring(en) van verdachte, wordt verworpen. Weliswaar volgt uit de aangifte dat aangever verward overkomt, maar daar waar het gaat om de toedracht van het feit is aangever helder en zijn verklaring wordt op dat punt ruimschoots ondersteund door andere bewijsmiddelen. Derhalve is de verklaring van aangever, voor zover het tegendeel is betoogd door de raadsman, bruikbaar voor het bewijs. De verklaring van verdachte – waarbij de rechtbank zich afvraagt welke verklaring van verdachte dat dan zou moeten zijn, nu verdachte niet eenduidig en consistent heeft verklaard – dient dan ook niet dwingend tot uitgangspunt genomen te worden, zoals de raadsman stelt.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte de aangever meermalen met een mes heeft gestoken in diverse delen van het lichaam. Getuige [getuige 2] heeft treffend verklaard dat verdachte de aangever ‘stak waar hij maar kon’, en dit wordt bevestigd door de opgemaakte letselbeschrijving. De aangever heeft op meerdere plekken van zijn lichaam fors letsel opgelopen, waaronder aangezichtsverwondingen tot op het bot en een slagaderlijke bloeding in de heupregio rechts. Gelet op het handelen van verdachte en de door verdachte jegens aangever gedane uitlating ‘jij moet doodgaan’, waarvan de rechtbank geen reden heeft te twijfelen dat deze door verdachte is gedaan, heeft verdachte opzettelijk gepoogd de aangever van het leven te beroven. Het is algemeen bekend dat het hoofd en de hals kwetsbaar zijn, en, wanneer zij worden geraakt door het steken met een mes, kan dit de dood tot gevolg hebben. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is geenszins aan verdachte te danken. Daar komt nog bij dat verdachte de op de grond liggende aangever tegen het hoofd heeft geschopt.
Voor zover de raadsman stelt dat het verdachte aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken, overweegt de rechtbank dat daarvan slechts bij hoge uitzondering sprake zal zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is van een situatie waarbij een dergelijke uitzondering aan de orde is niet gebleken.
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.