ECLI:NL:RBMNE:2018:6923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/16/444604 / HA ZA 17-662
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over inbreuk op intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot barbecuestandaard

In deze civiele procedure, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de vraag centraal of er sprake was van inbreuk op intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot een barbecuestandaard die door twee partijen, [eiseres] B.V. en Global Management Services B.V., vanuit China naar Nederland was geïmporteerd. Global had het uiterlijk van de barbecuestandaard als gemeenschapsmodel laten registreren en had de Douane verzocht om op te treden tegen een vermoedelijke inbreuk door [eiseres]. De Douane had de goederen van [eiseres] geblokkeerd, wat leidde tot een juridische strijd over de geldigheid van het modelrecht van Global en de vraag of [eiseres] inbreuk maakte op deze rechten.

De rechtbank oordeelde dat Global niet tijdig een civiele procedure had ingesteld, zoals vereist door de EU-Verordening inzake de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Hierdoor was Global niet aansprakelijk voor de schade die [eiseres] had geleden door de blokkade. De rechtbank verwierp de vorderingen van [eiseres] in conventie en oordeelde dat het beslag dat [eiseres] had gelegd op de bankrekening van Global moest worden opgeheven. Global werd in reconventie veroordeeld tot schadevergoeding aan [eiseres] voor de schade die voortvloeide uit het beslag.

De rechtbank benadrukte dat de uitleg van de EU-Verordening leidde tot de conclusie dat de aansprakelijkheid van Global niet van toepassing was, omdat de civiele procedure niet naar behoren was ingeleid. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Global, die werden vastgesteld op een bedrag van € 8.182,42 in conventie en € 3.129,21 in reconventie, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/444604 / HA ZA 17-662
Vonnis van 9 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J. Gevers te Assen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLOBAL MANAGEMENT SERVICES B.V.,
statutair gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te Baarn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Global worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 december 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2018
  • de akte overlegging producties tevens akte uitlaten van [eiseres]
  • de antwoordakte tevens akte overlegging producties van Global
  • de akte uitlating van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres] en Global hebben allebei vanuit China een barbecuestandaard geïmporteerd in Nederland. De barbecuestandaards zijn beide door de Chinese fabrikant Auplex gemaakt en zijn volgens partijen identiek, hierna: “de barbecuestandaard”. Voordat [eiseres] de barbecuestandaard importeerde, heeft Global het uiterlijk daarvan als gemeenschapsmodel laten registreren.
2.2.
Global heeft bij de Douane een verzoek ingediend tot optreden bij een vermoedelijke inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten op grond van de EU-Verordening inzake de handhaving van intellectuele eigendomsrechten door de douane met nummer 608/2103, hierna: “de Verordening”. Dat verzoek is toegewezen en daarmee is Global volgens de Verordening “houder van het besluit” geworden.
2.3.
Vanwege het toegewezen verzoek heeft de Douane op 4 april 2017 een container barbecuehouders van [eiseres] - die Auplex vanuit China naar Nederland had verzonden - aan de Nederlandse grens tegengehouden. Er werd namelijk vermoed dat de barbecuehouders inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van Global. De Douane heeft Global van de blokkade, hierna: “de blokkade”, een kennisgeving gestuurd.
2.4.
Global heeft daarop een brief aan [eiseres] gestuurd - die volgens de Verordening “houder/aangever van de goederen” is - waarin zij zegt dat [eiseres] inbreuk maakt op haar gemeenschapsmodel en zij haar sommeert deze inbreuk te staken. [eiseres] heeft de inbreuk betwist door onder meer te zeggen dat het gemeenschapsmodel niet geldig is. Daarover hebben partijen gediscussieerd.
2.5.
Op grond van artikel 23 van de Verordening moest Global bij een betwisting van de gestelde inbreuk binnen 10 werkdagen na de kennisgeving van de Douane een civiele procedure opstarten over de vraag of er inbreuk is gemaakt op haar intellectuele eigendomsrechten. Global heeft om verlenging van deze termijn gevraagd met 10 werkdagen en de Douane heeft de termijn verlengd tot en met 3 mei 2017.
2.6.
De discussie tussen partijen richtte zich inmiddels vooral op de vraag of het door [eiseres] aangedragen bewijs ter ondersteuning van haar stelling dat de barbecuestandaard al eerder op de markt was gebracht, authentiek was. Voordat de verlengde termijn voor het instellen van een civiele procedure afliep, heeft Global de Douane gevraagd om de blokkade van de container op te heffen, omdat zij vanwege deze discussie nog niet kon beslissen of zij een kort geding of een bodemprocedure tegen [eiseres] wilde starten.
2.7.
Uiteindelijk heeft Global [eiseres] op 21 december 2017 gedagvaard voor de rechtbank Den Haag in een civiele bodemprocedure over de inbreukvraag, hierna: “de bodemprocedure”.

3.De beoordeling

in conventie

3.1.
[eiseres] zegt dat Global geen procedure in de zin van artikel 23 van de Verordening is gestart. De alsnog door Global bij de rechtbank Den Haag ingestelde procedure kan volgens [eiseres] niet als zodanig worden beschouwd. Deze procedure is namelijk pas na het verstrijken van de in artikel 23 genoemde termijn is ingesteld. Verder stelt [eiseres] dat in artikel 28 van de Verordening staat dat Global door het niet (tijdig) instellen van een procedure aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] door de blokkade heeft geleden. Die schade vordert [eiseres] in deze procedure. Global leest artikel 28 van de Verordening anders en ontkent deze aansprakelijkheid.
3.2.
In artikel 28 van de Verordening staat:
“Indien een krachtens deze verordening naar behoren ingeleide procedure niet wordt voortgezet ingevolge een handeling of verzuim van de houder van het besluit (…) of indien achteraf wordt vastgesteld dat de betrokken goederen geen inbreuk maken op het intellectuele-eigendomsrecht, is de houder van het besluit aansprakelijk jegens enige houder van de goederen of aangever die in dit opzicht schade heeft geleden, overeenkomstig de specifieke toepasselijke wetgeving.”
3.3.
Partijen verschillen van mening over wat wordt bedoeld met “
een krachtens deze verordening naar behoren ingeleide procedure”.[eiseres] zegt dat hiermee de douaneprocedure wordt bedoeld die heeft geleid tot de blokkade en dat Global die procedure niet heeft voortgezet, omdat zij niet tijdig een civiele procedure heeft ingesteld. Daarom is Global aansprakelijk voor de in artikel 28 van de Verordening bedoelde schade, aldus [eiseres] . Global betwist deze uitleg. Zij zegt dat met de woorden “
naar behoren ingeleide procedure”niet de blokkadeprocedure wordt bedoeld, zoals [eiseres] stelt, maar de civiele procedure die krachtens artikel 23 van de Verordening moet worden ingesteld. Nu zij die procedure niet heeft ingesteld, althans niet naar behoren, is het bepaalde in artikel 28 van de Verordening niet van toepassing op deze situatie.
3.4.
De rechtbank heeft gekeken naar de tekst en de ratio van de Verordening en is het op grond daarvan eens met Global. Dat wordt als volgt uitgelegd.
3.5.
In de Verordening wordt - naast artikel 28 - in de nummers 13, 15 en 16 van de inleidende overwegingen en de artikelen 3 (inleidende overweging, lid 2 sub a en lid 3), 16 (lid 2 sub d), 21 (sub a), 23 (lid 1 alinea onder sub c, lid 3 en lid 5), 24 (lid 1), 26 (lid 9) en artikel 33 (lid 8) gesproken over het “inleiden van een procedure”. Uit de tekst van die artikelen blijkt dat het dan altijd gaat over het instellen van een procedure waarin wordt vastgesteld of er sprake is van een inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, een civiele procedure dus. Daarom moet ervan uit worden gegaan dat ook de “ingeleide procedure” in artikel 28 (en op pagina 4 van productie 8 van [eiseres] , waar zij nog naar heeft verwezen) gaat over de civiele procedure over de inbreukvraag. Dit kan anders zijn als in de Verordening ook over de douaneprocedure die tot een blokkade leidt, wordt geschreven met de woorden “inleiden van een procedure”, maar dat is niet zo. Als het daarover gaat worden de woorden “verzoek” en “indienen” gebruikt, zoals bijvoorbeeld in artikel 5 van de Verordening. De tekst van de Verordening sluit dus aan bij de uitleg van Global.
3.6.
Ook de ratio van de Verordening sluit aan bij de uitleg van Global. De Verordening heeft tot doel om rechthebbenden van intellectuele eigendomsrechten in staat te stellen deze rechten te handhaven. De Douane blokkeert de invoer van goederen waarvan wordt vermoed dat ze inbreuk op intellectuele eigendomsrechten maken, zodat de rechthebbende tijd heeft om te bedenken of hij vindt dat er inderdaad inbreuk wordt gemaakt en of hij een civiele procedure wil opstarten om verdere inbreuk tegen te gaan. Uit de Verordening blijken dus verschillende fases: de fase waarin een civiele procedure moet worden opgestart, althans moet worden beoordeeld of een zodanige procedure wordt ingeleid en daarna de fase waarin dit niet (tijdig) is gebeurd of de fase waarin dat wél tijdig is gebeurd.
3.7.
In de eerste fase worden de goederen vastgehouden als de houder van het besluit en/of de houder van de goederen niet instemmen met de vernietiging van de goederen. Deze blokkade duurt maximaal 20 werkdagen (10 werkdagen + eventueel 10 werkdagen verlenging). Binnen die termijn moet de houder van het besluit beslissen of hij een civiele procedure start waarin wordt vastgesteld of er inbreuk wordt gemaakt.
3.8.
Als de houder van het besluit binnen deze termijn geen civiele procedure start dan geeft de Douane de goederen vrij (artikel 23 lid 5). Als er geen geldige reden is voor het niet-opstarten van een civiele procedure, kan de Douane daarnaast ook haar optreden schorsen (artikel 16 lid 2 sub d). Dit betekent dat zij (in de toekomst) geen goederen meer blokkeert op basis van het verzoek. Dit is het eigen sanctiebeleid van de Douane dat in de Verordening is geregeld. Deze sancties zien dus op de situatie dat er niet of niet tijdig een civiele procedure is gestart. Daaruit kan worden afgeleid dat als er wél tijdig een civiele procedure is ingesteld, het eigen sanctiebeleid van de Douane ophoudt. [eiseres] heeft nog verwezen naar pagina 6 onder “Let op” in combinatie met pagina 7 onder 13 sub 5 van productie 8, maar als de rechtbank vervolgens naar de nummers 13.5 en 14.5 van die productie kijkt - waar Global naar heeft verwezen - dan blijkt dat het gaat over het opleggen van een sanctie door de Douane als er geen geldige reden is om geen civiele procedure op te starten. Dit bevestigt dus de conclusie dat de sancties van de Douane slechts zien op de situatie dat de civiele procedure niet (tijdig) is ingeleid.
3.9.
Als de houder van het besluit wél tijdig een civiele procedure start, blijven de goederen vastgehouden totdat de procedure is beëindigd. Dit kan erg lang zijn. Daarom staat in artikel 28 van de Verordening dat de houder van het besluit aansprakelijk is als hij in de civiele inbreukprocedure ongelijk krijgt of hij deze procedure afbreekt. De goederen zijn dan achteraf onterecht vastgehouden en de houder van de goederen moet dan de schade vergoed krijgen die hierdoor is veroorzaakt. Artikel 28 van de Verordening biedt zo een vangnet voor de periode waarin de Douane zelf geen sancties meer op kan leggen. Dat deze aansprakelijkheid ook via artikel 6:162 BW kan worden vastgesteld, zoals [eiseres] zegt, maakt niet dat de Verordening anders moet worden uitgelegd. In tegendeel, de Verordening verwijst juist naar de toepasselijke wetgeving en dus (ook) naar artikel 6:162 BW.
3.10.
Global heeft de civiele procedure niet tijdig gestart en dus is er sprake van een situatie waarin het eigen sanctiebeleid van de Douane gold (zie 3.8). Het was in dit geval niet nodig om de sanctie van het vrijgeven van de goederen op te leggen, omdat Global daarom zelf al had gevraagd voordat de termijn voor het instellen van een civiele procedure verstreek. Of er reden was voor het schorsen van het Douane-optreden - waarvan Global zegt dat dit niet zo is en wat [eiseres] (bij gebrek aan wetenschap) betwist - doet er hier niet toe.
3.11.
In het licht van alles wat hiervoor is overwogen is de conclusie dat artikel 28 Verordening hier niet van toepassing is. De civiele procedure is namelijk niet tijdig en dus niet naar behoren in de zin van dat artikel door Global ingeleid. Het andersluidende standpunt van [eiseres] wordt dus verworpen. Dat standpunt is overigens ook om een andere reden niet voor de hand liggend. Als de uitleg van [eiseres] zou worden gevolgd, zou Global ook aansprakelijk zijn voor de door [eiseres] door de blokkade geleden schade als Global in de inbreukprocedure (de civiele procedure) gelijk krijgt en dus achteraf blijkt dat de blokkade terecht was. Dit standpunt strookt niet met de ratio van de Verordening: het mogelijk maken dat een rechthebbende zijn intellectuele eigendomsrechten handhaaft. Indien dit terecht gebeurt, moet de schade van de blokkade voor rekening en risico van de inbreukmaker blijven.
3.12.
[eiseres] heeft nog gezegd dat in het geval de uitleg van Global zou worden gevolgd - zoals de rechtbank doet - en de civiele procedure te laat wordt ingesteld en daarna wordt afgebroken of verloren door Global, er sprake is van een “term de grâce” voor de periode dat de goederen zijn geblokkeerd. Dat is echter niet juist. Mocht Global de civiele procedure afbreken of daarin ongelijk krijgen, dan kan [eiseres] (ook zonder toepassing van artikel 28 van de Verordening) op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk worden gesteld voor de schade die [eiseres] heeft geleden door de blokkade. Daarvan is nu alleen nog geen sprake, omdat de inbreukprocedure nog loopt.
3.13.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat Global niet aansprakelijk is op grond van artikel 28 van de Verordening en worden de vorderingen van [eiseres] in conventie afgewezen.
in reconventie
3.14.
[eiseres] heeft ter verzekering van verhaal van haar vorderingen in conventie ten laste van Global beslag gelegd onder de ING Bank.
3.15.
Global vordert - na akte wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om het op 17 juli 2017 op verzoek van [eiseres] ten laste van Global gelegde conservatoir beslag onder de ING Bank op te heffen en om [eiseres] te veroordelen de schade te vergoeden die [eiseres] door dit beslag heeft geleden.
3.16.
Het beslagverlof is op precies dezelfde grondslag gebaseerd als de vordering in conventie: aansprakelijkheid van Global op grond van artikel 28 van de Verordening. In conventie is geoordeeld dat deze aansprakelijkheid in dit geval niet bestaat. Het beslag is dus gelegd voor een vordering die ondeugdelijk is gebleken. Om die reden heft de rechtbank het beslag op en moet [eiseres] in beginsel de schade vergoeden die Global door het beslag heeft geleden.
3.17.
Global onderbouwt deze schade als volgt. De ING Bank heeft door het beslag een bedrag van € 48.218,19 geblokkeerd. Global kon dit bedrag daardoor niet meer gebruiken en moest dit bedrag (opnieuw) lenen en wel tegen een contractuele rente van 7,5%. De rentekosten tot 31 december 2017 bedragen € 1.654,61.
3.18.
[eiseres] betwist de hoogte en verschuldigdheid van de rente bij gebrek aan wetenschap. [eiseres] kan dit niet controleren, omdat het om een intercompany-lening gaat en zij geen inzicht heeft in de onderlinge verhoudingen. Bovendien is de rente over een te hoog bedrag berekend. Het verlof voor het leggen van beslag is namelijk maar voor een bedrag van ongeveer € 27.000 verleend. [eiseres] betwist dat er een hoger bedrag dan
€ 27.000 is geblokkeerd door de ING Bank, maar als dat zo is dan had Global de bank moeten vragen dit aan te passen.
3.19.
Global heeft ter zitting uitgelegd dat er geen sprake is van een intercompany-lening, maar van een lening tussen twee aparte vennootschappen die niet in concern-verhouding staan. Bovendien is Global II (de leninggever) geen handelsonderneming. Global heeft toegelicht dat er rente in rekening moet worden gebracht om te voldoen aan fiscale eisen. [eiseres] heeft dit niet weersproken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat er terecht rente in rekening is gebracht.
3.20.
De hoogte van de rente is, volgens Global, berekend door een registeraccountant en deze blijkt uit de als productie 36 overgelegde factuur. [eiseres] heeft dit niet betwist, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de hoogte van de rente klopt.
3.21.
Global herhaalt dat het bedrag dat door de ING Bank is geblokkeerd hoger is dan het bedrag waarvoor verlof is verleend. De rechtbank wijst er op dat beslag onder een bank een momentopname is: het gehele saldo dat op het moment van beslaglegging op de rekening(en) van Global staat, valt onder het beslag (Giro-arrest HR 7 juni 1929, NJ 1929, p. 1285). Het maakt daarbij niet uit wat de hoogte is van het bedrag waarvoor verlof is verleend. [eiseres] heeft daarom onvoldoende betwist dat een bedrag van ongeveer € 48.000 door de ING bank is geblokkeerd en de rechtbank gaat daar dus vanuit.
3.22.
Global zegt dat zij de ING bank heeft gevraagd het bedrag dat het verlof te boven ging vrij te geven, maar deze weigerde dat. Global heeft vervolgens niet aan [eiseres] gevraagd om er voor te zorgen dat het meerdere werd vrijgegeven, maar dat kan in dit geval niet aan Global worden tegengeworpen. De rechtbank licht dat hieronder toe.
3.23.
Als er een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat, zoals hier van [eiseres] aan Global, is de benadeelde (Global) binnen redelijke grenzen verplicht maatregelen te nemen om de schade die zij door het beslag lijdt te beperken: zoals bijvoorbeeld het sturen van een brief aan de aansprakelijke partij ( [eiseres] ) waarin zij meldt dat zij door het beslag renteschade zal lijden en waarin zij verzoekt ervoor te zorgen dat het bedrag wordt vrijgegeven dat het beslagverlof te boven gaat. Als Global deze schadebeperkingsplicht schendt, kan (een deel van) de schade voor haar rekening blijven op grond van eigen schuld. Bij het beoordelen van het gedrag van Global moet er rekening mee worden gehouden dat het [eiseres] is die door haar onrechtmatig handelen heeft veroorzaakt dat Global de schade diende te beperken. In de jurisprudentie wordt als uitgangspunt genomen dat als de aansprakelijke partij het zelf (even makkelijk als de benadeelde) in de hand heeft om de schade te beperken, zij in beginsel niet met succes een beroep kan doen op schending van de schadebeperkingsplicht door de benadeelde.
3.24.
[eiseres] heeft niet weersproken dat als zij een brief naar de ING Bank had gestuurd met de opdracht om het meerdere vrij te geven, dat de ING Bank dit dan zou hebben gedaan. De rechtbank gaat daar dus vanuit. In beginsel had [eiseres] de schade dus (even makkelijk als Global) kunnen beperken. De schade had voor haar dan wel voorzienbaar moeten zijn, nu Global haar niet op de schade heeft gewezen. Of dat het geval is, kan in het midden blijven. [eiseres] heeft namelijk niet gesteld dat zij bereid was geweest tot gedeeltelijke opheffing van het beslag (gevraagd, dan wel ongevraagd). De schade moet daarom al volledig voor rekening van [eiseres] komen.
3.25.
De rechtbank wijst de reconventionele vorderingen dus toe.
in conventie en reconventie
3.26.
Global vordert de daadwerkelijk door haar gemaakte proceskosten, omdat [eiseres] volgens haar misbruik van procesrecht heeft gemaakt doordat zij vorderingen heeft ingesteld op basis van bewijs dat op haar verzoek is vervalst en de vorderingen (ook los hiervan) kansloos zijn.
Kansloze vorderingen?
3.27.
Volgens Global had [eiseres] moeten weten dat haar vorderingen kansloos waren, omdat deze zijn gebaseerd op de Verordening, terwijl die geen grondslag voor die vorderingen biedt. De rechtbank ziet dit anders. Partijen verschilden van mening over de uitleg van de Verordening en [eiseres] heeft dit geschil aan de rechtbank voorgelegd om hier een oordeel over te geven. Dat is de taak van de rechtbank: om knopen door te hakken, waar partijen dat zelf niet lukt. Het vragen van een oordeel aan de rechtbank levert daarom niet snel misbruik van procesrecht op. De stellingen van [eiseres] waren niet zo overduidelijk onhoudbaar dat haar vorderingen daarom bij voorbaat kansloos waren en het onrechtmatig was om deze aan de rechtbank voor te leggen.
Bewijs vervalst?
3.28.
Zoals hiervoor in conventie al is overwogen, stelt [eiseres] dat Global aansprakelijk is voor de door haar door de blokkade geleden schade, omdat Global niet tijdig een civiele procedure is gestart. Global zegt dat zij niet meteen een civiele procedure is gestart, omdat er toen nog discussie tussen partijen was over de vraag of Global een geldig modelrecht had vanwege het al dan niet het bestaan van “prior art” en over de echtheid van de stukken die [eiseres] ter onderbouwing van haar stellingen beschikbaar had gesteld. Daarom heeft Global de goederen in april 2017 zekerheidshalve laten vrijgeven door de douane.
3.29.
[eiseres] stelde zich in een brief van 20 april 2017 op het standpunt dat eerder een identieke barbecuestandaard op de relevante markt is gebracht door de Finse onderneming Keslog Oy en door de Chinese onderneming TopQ. Volgens [eiseres] was het model van Global daarom niet nieuw op het moment van depot. Deze brief luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…) Minstens zo belangrijk is dat Auplex voorts stelt en bewijst dat zij de betreffende barbecue standaard reeds in februari 2015 op de markt heeft gebracht. De betreffende barbecue standaard is in ieder geval geleverd aan een Finse onderneming. Bijgaand zend ik u de verzendbevestiging, de factuur en de bijbehorende foto’s afkomstig van Auplex waaruit duidelijk blijkt dat de betreffende barbecue standaard reeds in februari 2015 door Auplex op de markt is gebracht. Niet alleen blijkt hier overduidelijk uit dat uw cliënte niet voldoet aan het nieuwheidsvereiste ten aanzien van het door haar verrichtte modeldepot, maar (…).
Ten overvloede zend ik u tevens een afschrift van een e-mailbericht van maart 2016 waarbij een andere Chinese onderneming, TopQ, een identieke barbecue standaard aan cliënte heeft aangeboden. Ook hieruit blijkt reeds voor de vermeende introductie van de barbecue standaard waarvoor uw cliënte een modeldepot heeft verkregen, een identieke barbecue standaard reeds op de markt was gebracht. Ook hieruit volgt wederom dat uw cliënte niet voldoet aan de vereiste nieuwheid ten aanzien van het modeldepot.
(…)”
3.30.
De bijlagen die [eiseres] in haar brief van 20 april 2017 noemt ter onderbouwing van haar standpunt zijn, onder meer, een “updated packing list” met als geadresseerde Keslog Oy en een e-mail van TopQ met als bijlage een foto waarop, onder meer, een barbecue van 14 inch met standaard is afgebeeld (beide productie 17 Global).
Volgens Global is de foto bij de e-mail van TopQ bewerkt en is de “updated packing list” vervalst in opdracht van [eiseres] . In e-mails van 20 april en 21 april 2017 (beide productie 22 Global) heeft Global dit aan [eiseres] kenbaar gemaakt. [eiseres] zegt in een e-mail van 24 april 2017 (productie 23 Global) deze standpunten niet te onderschrijven.
3.31.
Global zegt dat de foto van de TopQ-barbecue is bewerkt, omdat daarop een 14 inch barbecue is te zien met een standaard met twee poten, terwijl het om een standaard van vier poten gaat. Volgens Global zijn twee poten weggelakt. [eiseres] ontkent dat zij iets heeft veranderd aan de afbeelding die TopQ bij haar mail aan [eiseres] had gevoegd. De foto is precies zo door TopQ aangeleverd. Eenzelfde afbeelding is via Google te vinden (productie 17 [eiseres] ). Het betreft ook dan een door TopQ beschikbaar gestelde foto.
De rechtbank stelt vast dat de afbeelding bij de e-mail van TopQ gelijk is aan de via Google gevonden afbeelding. Met het oog hierop wordt ervan uitgegaan dat [eiseres] de afbeelding niet heeft bewerkt.
3.32.
De “updated packing list” is wel aangepast op verzoek van [eiseres] . Daarvoor geldt het volgende. Op 19 april 2017 heeft [A] (een medewerkster van Auplex) een “packing list” die ziet op een levering aan Keslog Oy aan [eiseres] gestuurd. Naar aanleiding daarvan mailt [eiseres] op 20 april 2017 - voor zover hier van belang - het volgende aan [A] :
“(…) Also you have send us the packing list to Finland of this stand being delivered to Finland in 2015. This is very helpful but there is no picture in the packing list so we cannot recognize if it is the same model. Can you add this picture in this packing list and send it again also clearly with your company name on this? (…)”
3.33.
In reactie daarop heeft [A] op diezelfde dag een e-mail gestuurd met als bijlage de “updated packing list”. Deze e-mail luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
“(…) For the packing list, pls check attached scanning copy with pictures.
(…)”
3.34.
Op 18 december 2017 mailt een andere medewerkster van Auplex - voor zover hier van belang - het volgende aan Global:
“(…)
Last week you, me and mr [B] discussed in our offices the updated packing list that [A] has sent to [eiseres] on 20th April 2017.
Today our boss Mr [B] and me discussed this with [A] and she tell us that she made changes (add picture, remove destination, etc.) tot he Original packing list upon request of [C] and put company stamp on it and sent to him.
(…)”
3.35.
Uit het bovenstaande blijkt dus dat de “packing list” is aangepast op verzoek van [eiseres] . Global zegt dat zij op het moment dat zij de goederen liet vrijgeven alleen op de hoogte was van de “updated packing list” en niet van de oorspronkelijke niet-aangepaste “packing list”. [eiseres] heeft ter zitting eerst verklaard dat zij de oorspronkelijke “packing list” toentertijd wèl aan Global heeft gezonden, maar later verklaarde zij dat zij dat niet zeker weet. [eiseres] heeft geen stukken overgelegd waaruit die eerdere toezending aan Global blijkt. Daarom staat vast dat Global op het moment dat zij de goederen liet vrijgeven alleen op de hoogte was van de “updated packing list”. Dit betekent dat [eiseres] zich ter onderbouwing van haar stellingen ten tijde van de blokkade in 2017 heeft bediend van een stuk waarvan zij wist dat het op haar verzoek was aangepast en dus niet authentiek was, terwijl zij hiervan geen melding heeft gemaakt. In deze procedure heeft Global dit stuk ingebracht, waarna [eiseres] niet (direct) heeft gezegd dat het stuk op haar verzoek is aangepast. Dit een en ander is in strijd met de goede procesorde.
3.36.
Daar komt het volgende bij. Aan de “updated packing list” is, onder meer, een foto toegevoegd waarop een barbecue met standaard met de code “AU-13” te zien is. De op de foto afgebeelde barbecue en -standaard zouden volgens [eiseres] februari 2015 aan Kelsog Oy zijn gezonden. De barbecuestandaard op de foto is gelijk aan het model van Global. Global stelt dat de barbecue met standaard die op de foto is afgebeeld een thermometer bevat die pas na de datum van verzending is ontwikkeld. De foto die door Auplex aan de “update packing list” is toegevoegd, toont dus niet de barbecue met standaard die in februari 2015 aan Keslog Oy is gezonden. Dit wordt bevestigd door de heer [D] (corporate counsel van de Kesko Group, voorheen Keslog Oy). Hij verklaart dat de barbecue met standaard op de foto op de “updated packing list” niet overeenkomt met de barbecue en standaard die een aan Keslog Oy gerelateerde vennootschap van Auplex heeft ontvangen. Bij zijn verklaring is een foto gevoegd van de barbecue met standaard die wél is ontvangen. Daarop is inderdaad een hele andere barbecuestandaard te zien dan het model van Global, aldus Global
3.37.
[eiseres] heeft hiertegen ingebracht dat de foto wel degelijk overeenkomt met het naar Finland verzonden product, omdat daarbij de artikelcode “AU-13” staat en dat is dezelfde artikelcode als is gebruikt bij de barbecuestandaard die Global heeft ingevoerd. Global heeft daarop echter gezegd dat “AU” staat voor Auplex en “13” voor het formaat van de barbecue, namelijk 13 inch. Auplex zou nog veel meer barbecuestandaarden van 13 inch produceren en daarvoor dezelfde code gebruiken. [eiseres] heeft op dit punt niet meer gereageerd, behalve door te zeggen dat volgens Auplex de foto de barbecue toont die is verzonden.
3.38.
In het licht van alle hiervoor vermelde omstandigheden, gaat de rechtbank ervan uit dat de foto die aan de “updated packing list” is toegevoegd niet de barbecuestandaard weergeeft die in 2015 aan (een zustervennootschap van) Keslog Oy is gestuurd. Dat Auplex een verkeerde foto aan de “updated packing list” heeft toegevoegd, komt - in tegenstelling tot wat [eiseres] beweert - voor rekening en risico van [eiseres] . [eiseres] mocht niet zomaar op Auplex afgaan en had moeten controleren of de door Auplex toegevoegde foto juist was. Zeker nu het toevoegen van de foto op verzoek van [eiseres] gebeurde, [eiseres] Global daarvan niet op de hoogte heeft gebracht en [eiseres] aan die foto grote gevolgen verbond (ongeldig modelrecht Global).
3.39.
De rechtbank vindt het zeer waarschijnlijk dat Global (in ieder geval mede) op grond van de niet authentieke packing list en de verkeerde daarop afgebeelde foto twijfel kreeg over de geldigheid van haar modelrecht en daarom niet binnen de daarvoor gestelde termijn een civiele procedure heeft opgestart, maar in plaats daarvan de geblokkeerde goederen heeft laten vrijgeven. Als Global wel direct een civiele procedure zou zijn gestart, had de onderhavige procedure niet plaats hoeven vinden. Immers, in deze procedure wordt Global juist het verwijt gemaakt dat ze niet onmiddellijk is gaan procederen. Global vindt dat [eiseres] daarom veroordeeld moet worden in de volledige proceskosten van
€ 26.126,63. De rechtbank gaat hier niet in mee. Een groot deel van de door Global gemaakte kosten betreffen namelijk werkzaamheden in het kader van de discussie over het al dan niet vervalsen van bewijs. Uiteindelijk ziet die discussie op de inbreukvraag. Immers, het gaat over de authenticiteit van het door [eiseres] aangedragen bewijs op grond waarvan zij zegt dat Global geen geldig modelrecht heeft. De kosten van de werkzaamheden met betrekking tot de inbreukvraag horen in de inbreukprocedure in Den Haag thuis. Wél vindt de rechtbank het in het licht van al het vorenstaande en gegeven het feit dat dit tot extra werkzaamheden heeft geleid aan de zijde Global, passend dat [eiseres] meer proceskosten moet voldoen dan gebruikelijk. [eiseres] zal daarom veroordeeld worden tot vergoeding van de proceskosten ter hoogte van drie maal het liquidatietarief.
De kosten aan de zijde van Global worden in conventie begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat
6.258,42(3 punt × tarief € 695,38) x 3
Totaal € 8.182,42
De kosten aan de zijde van Global worden in reconventie begroot op:
- salaris advocaat €
868,50(3 punt × factor 0,5 × tarief € 695,38) x 3
Totaal € 3.129,21
3.40.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen met inachtneming van de in de beslissing genoemde termijn.
3.41.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment al kunnen worden begroot. De nakosten worden daarom toegewezen op de manier die in de beslissing staat.

4.De beslissing

De rechtbank
in conventie
4.1.
wijst de vorderingen af,
in reconventie
4.2.
heft op het op 17 juli 2017 ten laste van Global onder de ING Bank gelegde conservatoir beslag,
4.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van een bedrag van € 1.654,61, vermeerderd met de contractuele rente van 7,5% over het geleende bedrag vanaf 31 december 2017 tot de datum van dit vonnis,
in conventie en reconventie
4.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Global tot op heden begroot op € 8.182,42 in conventie en € 3.129,21 in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246 aan salaris advocaat, te vermeerderen – onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden – met een bedrag van € 82 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.type: MB (4209)