ECLI:NL:RBMNE:2018:6907

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/659907-17 tul bijz vw
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke gevangenisstraf wegens niet-naleving van bijzondere voorwaarden en gebrek aan medewerking aan behandeling

Op 9 november 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/659907-17. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden toegewezen. De veroordeelde, geboren in 1976 en thans gedetineerd, had eerder een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd gekregen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden omvatten onder andere het volgen van behandeling voor verslavingsproblematiek en het naleven van aanwijzingen van de reclassering. Echter, de veroordeelde heeft herhaaldelijk niet voldaan aan deze voorwaarden, waaronder het gebruik van drugs en het afbreken van behandelingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en dat zijn houding en gedrag, waaronder agressie en gebrek aan motivatie, hebben geleid tot het niet succesvol doorlopen van de voorgeschreven behandelingen. De reclassering heeft de kans op recidive als zeer groot ingeschat, gezien de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan de noodzakelijke klinische behandeling. De rechtbank concludeert dat zonder medewerking van de veroordeelde een effectieve behandeling niet mogelijk is en dat het recidiverisico zonder behandeling zeer hoog is. Daarom heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659907-17
Datum uitspraak: 9 november 2018
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Beslissing van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 1 oktober 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 11 januari 2018, in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [1976] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in [instelling] ,
hierna ook: de veroordeelde.

1.De procedure

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- voormeld vonnis, waarbij de veroordeelde is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Verdachte moet zich hiertoe gedurende de door Reclassering Inforsa te bepalen periode melden zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- zich, indien en voorzover de reclassering dat nodig acht, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen in een instelling voor (forensische) verslavingszorg of soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en emotioneel welzijn bij (forensische) verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, kan veroordeelde binnen het ambulante behandeltraject worden verplicht tot een korte klinische opname (ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek) voor de duur van maximaal 7 weken, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs;
- mee zal werken aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de reclassering op de hoogte zal houden van wijzigingen in zijn woonadres, telefoonnummer of andere contactgegevens;
- een advies van GGZ Reclassering Inforsa Hilversum , van 27 september 2018, opgemaakt door L. Hoogland, reclasseringswerker, waarin staat dat de veroordeelde voormelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- het bevel van de rechter-commissaris tot voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling van 28 september 2018;
- de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie van 1 oktober 2018, waarin de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf vordert.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 oktober 2018, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, mr. R. Leuven, veroordeelde, de raadsvrouw van veroordeelde, mr. H. de Kroon, alsmede L. Hoogland, reclasseringswerker en werkzaam bij Inforsa .

2.De beoordeling

2.1
Het standpunt van de reclassering
Uit het rapport van 20 augustus 2018 blijkt dat veroordeelde al jarenlang kampt met wisselende depressieve klachten. Na een eerder fysiek trauma zou hij (niet-aangeboren) hersenletsel hebben opgelopen, zich vooral uitend in cognitieve klachten. Veroordeelde gebruikt nog steeds excessief drugs, met name speed en cannabis. Dit gebruikt hij met name als zelfmedicatie om rustig te worden.
In het kader van het verplichte reclasseringstoezicht werd veroordeelde op 22 februari 2018 voor het eerst gezien. Veroordeelde werd in eerste instantie aangemeld bij [instelling] . Daar werd hij op basis van zijn problematiek en zorgvraag afgewezen. Vervolgens werd hij aangemeld bij [instelling] [geboorteplaats] . Vanaf het begin liep dit contact niet goed, wel werd de diagnose ADHD gesteld. Veroordeelde wilde echter geen behandeling volgen bij [instelling] , hij vertrouwde de behandeling en de medewerkers van [instelling] niet meer. Op 5 juli 2018 besloot [instelling] daarom de behandeling te stoppen, doordat veroordeelde niet gemotiveerd was en hulpverlening afwees.
Op 12 juli 2018 is de veroordeelde opgenomen in [instelling] in [plaats] voor een klinische behandeling, gericht op diagnose, het onder controle krijgen van het verslavingsprobleem en het behandelen van de psychiatrische stoornis. Deze opname is met ‘vallen en opstaan’ verlopen. Veroordeelde stelde de eisen van de behandeling veel te hoog, hij wilde snel resultaat. Veroordeelde is tijdens zijn opname bij [instelling] meerdere malen teruggevallen in middelengebruik. Hij had hiervoor al meerdere waarschuwingen gekregen.
Op 24 september 2018 is veroordeelde fysiek en verbaal agressief geworden. Doordat het gevaar van de medewerkers in het geding kwam, werd de heer [veroordeelde] dringend verzocht direct te vertrekken uit [instelling] .
Er is bij veroordeelde sprake van een forse justitiële voorgeschiedenis en eerder gewelddadig gedrag. Het in beeld brengen van de problematiek (nadere diagnostiek, met mogelijk daaruit voortvloeiende aanvullende behandeladviezen) en abstinentie van middelen moeten bijdragen aan het terugdringen van het recidiverisico. Omdat veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de geïndiceerde behandelingen, heeft de reclassering de kans op recidive als zeer groot ingeschat.
De enige optie is een langdurige klinische behandeling binnen een forensisch kader. De reclassering heeft veroordeelde aangemeld bij [instelling] . Zij zullen gaan kijken welke forensische klinische behandeling voor veroordeelde geïndiceerd zal zijn. Mocht hij hier niet aan mee willen werken, dan adviseert de reclassering de zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
Ter terechtzitting heeft L. Hoogland het bovengenoemde rapport en advies toegelicht. Zij heeft naar voren gebracht dat veroordeelde inmiddels is afgewezen voor opname in [instelling] . Op dit moment ligt er een indicatiestelling voor de [instelling] . Een langdurige klinische opname is op dit moment nog de enige optie voor de behandeling van veroordeelde en de vermindering van het recidiverisico. Veroordeelde legt de lat voor de hulpverlening zo hoog, dat men nooit aan zijn verwachtingen en eisen zal kunnen voldoen.
2.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat veroordeelde geen hulp wil en zij ook geen andere mogelijkheden ziet. Zij heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
2.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat veroordeelde zich meermalen niet aan zijn bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Veroordeelde is drugs blijven gebruiken en diverse behandelingen en opnames zijn afgebroken vanwege zijn gebrek aan motivatie, (agressieve) houding en drugsgebruik. De hem geboden behandeling en begeleiding hebben niet geleid tot een positieve verandering in zijn drugsgebruik of zijn houding.
Veroordeelde heeft ter terechtzitting nadrukkelijk aangegeven niet te willen meewerken aan een klinische opname, in welke instelling dan ook.
Gelet op de overtredingen van de bijzondere voorwaarden is er alle reden om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen. Er is geen enkel aanknopingspunt om veroordeelde nogmaals klinisch te laten opnemen en te behandelen, gelet op zijn weigerachtige houding. Het recidiverisico is zonder behandeling en begeleiding van veroordeelde zeer hoog. Zonder medewerking van veroordeelde is een effectieve behandeling echter helaas niet mogelijk en zinvol.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie daarom geheel toewijzen en gelasten dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in detentie heeft doorgebracht uit hoofde van het bevel voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gedaan door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en
M.W.V. van Duursen, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 9 november 2018.