8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft [slachtoffer] met geweld beroofd van haar tas. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. Zoals ook blijkt uit de toelichting van haar vordering benadeelde partij waarin zij aangeeft dat zij na de beroving angstig is geworden zowel thuis als op straat en dat deze gebeurtenis van invloed is op haar dagelijks functioneren, zowel zakelijk als privé.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan, bij een first offender, voor een straatroof uit van een taakstraf van 60 uur, dan wel één maand jeugddetentie.
Uit het strafblad van verdachte van 19 juli 2018 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met het vonnis van deze rechtbank van heden, waarbij verdachte in een andere zaak is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie.
Op 14 maart 2018 is er, in een andere zaak tegen verdachte, over verdachte een psychologisch rapport uitgebracht door P.M.A. van Oss en P.R. Bhagwandin, beiden GZ psycholoog. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van PTSS, ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Geadviseerd is verdachte het in die zaak ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
De rechtbank acht het aannemelijk dat, gelet op de aard van de problematiek van verdachte en de relatief korte periode waarbinnen de strafbare feiten zijn gepleegd, de problematiek van verdachte ook aanwezig was ten tijde van het onderhavige feit en van invloed was op het handelen van verdachte ten tijde van dit feit.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Door de Raad van de Kinderbescherming is op 27 juli 2018 een adviesrapport uitgebracht. Dit rapport is ter terechtzitting toegelicht door C. van Steenderen, Raad voor de Kinderbescherming en K. Leenders, Samen Veilig Midden-Nederland.
De behandeling van de problematiek van verdachte dient voorop te staan. Verdachte zit op dit moment vanuit een civiel kader gesloten geplaatst. Verdachte doet het inmiddels goed, ondanks moeilijke momenten en heeft inmiddels een aantal vrijheden opgebouwd. Komende maand wordt bekeken of hij overgeplaatst kan worden naar Valkenheide. De jeugdreclassering is door de civiele plaatsing op dit moment minder bij verdachte betrokken, maar dat zal veranderen als verdachte meer vrijheden krijgt en naar buiten gaat. Beide deskundigen adviseren verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Tegelijk met onderhavige zaak diende bij deze rechtbank nog een strafzaak tegen verdachte ter zake een straatroof, het bezit van een boksbeugel en een diefstal. De officier van justitie acht in die zaak voornoemde feiten wettig en overtuigend bewezen en heeft een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden geëist en heeft daarbij sterk rekening gehouden met zijn eis in de onderhavige zaak. Nu de rechtbank in de andere zaak tot een zelfde bewezenverklaring, maar tot een andere, te weten een lagere, straftoemeting is gekomen dan de officier van justitie, wijkt de rechtbank in onderhavige zaak bij de straftoemeting, in het nadeel van verdachte, af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en indien verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, passend en geboden is.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat een onvoorwaardelijke werkstraf, uit puur praktisch oogpunt, niet wenselijk is nu verdachte gesloten is geplaatst en niet duidelijk is wanneer hij een werkstraf kan uitvoeren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op enig moment wel in staat en in de gelegenheid is de werkstraf uit te voeren omdat de termijn waarbinnen de werkstraf verricht dient te worden één jaar bedraagt, welke termijn ook nog verlengd kan worden.