ECLI:NL:RBMNE:2018:6902

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
16/652518-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging van een politieagent met een vol bierblik

In deze strafzaak, behandeld door de Meervoudige Kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte op 16 juni 2018 in Utrecht beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging van een politieagent. De verdachte, geboren in 1988 in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft tijdens een openbaar evenement een vol bierblik naar een politieboot gegooid, met de intentie om de brigadier van politie, [verbalisant 1], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft op 31 augustus 2018 een openbare terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, de vordering heeft ingediend en de verdediging is gevoerd door mr. C.C.J. Tuip.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, opzettelijk een vol blik bier naar de politieboot gooide, waarbij hij de aanmerkelijke kans aanvaardde dat hij een van de opvarenden zou raken. Daarnaast heeft de verdachte tijdens het incident een schietgebaar gemaakt naar de brigadier, wat door de agent als bedreigend werd ervaren. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen bewezen verklaard: de poging tot zware mishandeling en de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

De rechtbank heeft de verdachte vervolgens veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de problematiek van de verdachte, die eerder al meerdere keren was veroordeeld voor vergelijkbare delicten. De rechtbank achtte de kans op recidive zeer hoog en oordeelde dat een ISD-maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652518-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats] (Polen)
zonder vaste woon-/ of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 16 juni 2018 in Utrecht heeft geprobeerd [verbalisant 1] , brigadier van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een vol bierblik naar die [verbalisant 1] te gooien, dan wel (subsidiair) die [verbalisant 1] heeft bedreigd door een bierblik naar die [verbalisant 1] te gooien;
feit 2op 16 juni 2018 in Utrecht [verbalisant 1] , brigadier van politie, heeft bedreigd, door met zijn handen een schietgebaar in de richting van die [verbalisant 1] te maken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte daarom vrijgesproken dient te worden. Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegd heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet. Verdachte heeft verklaard dat hij niemand wilde raken en daarom op de voorkant van de boot mikte. Verder is er niets bekend over de snelheid waarmee het blikje werd gegooid, de afstand tussen verdachte en de boot, de schade aan de boot, waar het blikje de boot heeft geraakt en hoever de opvarenden van die plek stonden. Voorts heeft de betrokken verbalisant geen aangifte van bedreiging gedaan. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verbalisant zich bedreigd voelde. De verklaring van verdachte dat hij enkel en alleen de aandacht op zich wilde vestigen en aangehouden wilde worden, vindt steun in de verklaring van getuige [getuige] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 en 2
[verbalisant 1] , brigadier van politie, deed op 16 juni 2018 dienst als schipper op een politieboot. Terwijl hij op de Oudegracht te Utrecht voer zag hij ineens een blik bier rakelings langs zijn hoofd komen en op 30 centimeter afstand op de rand van de boot uiteenspatten. Hij zag dat het een halve liter blik betrof. [2] Op de Oudegracht zag hij een man staan met een soortgelijk bierblik in zijn handen als het blik waarmee gegooid was. Hij kreeg oogcontact met de man en zag dat de man één hand uitstak en naar hem wees. De man bracht zijn andere hand naar zijn wang, kantelde zijn hoofd een beetje en kneep een oog dicht. Het was een gebaar waarbij het er op lijkt alsof je een fictief wapen hebt en daarmee richt. Hij vond dit een zeer bedreigend gebaar en voelde zich op dat moment ook bedreigd. [3] De man die het blik gooide stond op ongeveer 15 meter afstand van de politieboot en ongeveer 5 meter hoger op de kade. Het bierblik waarmee gegooid was, was vol. [4]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de beelden van de camera’s van het politie cameratoezicht waargenomen dat op het tijdstip 17:30.42 de politieboot P129 onder de brug doorvaart en uit beeld verdwijnt. [5] Als bijschrift bij de bijgevoegde foto’s staat op hetzelfde tijdstip dat de boot met politiecollega’s de locatie van de verdachte passeert. Op de foto is te zien dat drie personen in het achterste gedeelte van de boot staan. [6] Op het tijdstip 17:30.47 wordt waargenomen dat de verdachte een cilindervormig voorwerp in de richting gooit van de locatie waar de P129 uit beeld verdwenen is. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 juni 2018 in Utrecht een vol blikje bier naar een politieboot had gegooid. Op het moment dat de agent (de rechtbank begrijpt: verbalisant [verbalisant 1] ) naar hem keek, had hij met zijn handen een schietgebaar naar die verbalisant gemaakt. [8]
Bewijsoverwegingen
Voorwaardelijk opzet
Op het moment dat verdachte het blik gooide was de boot hem al gepasseerd en bevonden de opvarenden van de, relatief kleine, boot zich tussen verdachte en de voorkant van de boot. Om, zoals verdachte heeft verklaard, naar de voorkant van de boot te gooien, moest verdachte daarom over of langs de hoofden van de opvarenden van de boot gooien. De afstand tussen de boot en verdachte bedroeg ongeveer 15 meter en verdachte stond op de kade van de Oudegracht en bevond zich ongeveer 5 meter hoger dan de boot. Verdachte had voorafgaand aan het incident 8 halve liters bier gedronken en verkeerde onder invloed van alcohol. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcohol de reactie en het inschattingsvermogen negatief beïnvloedt.
Door, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, van een hoger gelegen positie en over een aanzienlijke afstand een voorwerp te gooien naar een lager gelegen object, waarbij zich tussen verdachte en het beoogde doel personen bevonden, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een van deze personen tegen het hoofd zou kunnen raken.
Als een zwaar voorwerp, zoals een vol halve liter blik, met kracht van een hoogte en over een aanzienlijke afstand tegen een hoofd wordt gegooid, is het aannemelijk dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel kan oplopen.
Verdachte heeft door zo te handelen willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij één van de opvarenden van de boot zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen.
Bedreiging
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op de context van het incident waarbij [verbalisant 1] in eerste instantie bijna door een bierblik tegen zijn hoofd werd geraakt en dat verdachte vervolgens, terwijl hij [verbalisant 1] aankeek, een schietgebaar richting [verbalisant 1] maakte, sprake is geweest van een situatie waarin [verbalisant 1] zich bedreigd voelde.
[verbalisant 1] heeft daarnaast zelf in zijn proces-verbaal aangegeven dat hij de gehele situatie als bedreigend heeft ervaren.
De rechtbank acht gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1 primair
op 16 juni 2018 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] , brigadier van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vol blik bier in de richting van het hoofd, van die [verbalisant 1] heeft gegooid, terwijl hij, verdachte, hoger stond dan die [verbalisant 1] - en hij, verdachte, aldus naar beneden gooide;
2.
op 16 juni 2018 te Utrecht, [verbalisant 1] (brigadier van politie eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte terwijl hij daarbij die [verbalisant 1] aankeek en naar die [verbalisant 1] wees) opzettelijk dreigend een gebaar met (een van) zijn handen gemaakt alsof hij een pistool tegen zijn hoofd zette en de trekker overhaalde;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primairpoging tot zware mishandeling;
feit 2bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) op te leggen voor de duur van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een ISD-maatregel op dit moment nog niet opportuun is. De verdediging is van mening dat het advies van de reclassering te beknopt en te kort door de bocht is. Verder is niet gebleken dat er geen andere mogelijkheden zijn voor behandeling van verdachte. Voorts ontbreekt een concreet behandelplan. Behandeling van verdachte, bij voorkeur klinisch, is noodzakelijk, maar kan ook buiten de ISD.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geprobeerd [verbalisant 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en heeft hem vervolgens bedreigd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij deze handelingen tijdens een publiek evenement en tegen een politieagent heeft gepleegd. Uit de bevindingen van de politieagent, zoals daarvan blijkt uit het betreffende proces-verbaal, volgt dat hij zich hierdoor bedreigd heeft gevoeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 juli 2018 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig door de strafrechter is veroordeeld voor met name vermogensdelicten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Reclassering Nederland van 29 augustus 2018, opgemaakt door M. van der Spek. Uit dit rapport volgt dat het leven van betrokkene op alle fronten instabiel is. Hij heeft geen huis, geen werk of inkomsten, is verslaafd aan alcohol, is emotioneel in stabiel en heeft geen steunend netwerk. Elk
perspectief op stabiliteit ontbreekt momenteel. Voor een geslaagde resocialisatie zal betrokkene in eerste instantie abstinent dienen te worden van alcohol en een klinische behandeling moeten volgen om langdurig abstinent te kunnen blijven. Daarna zal betrokkene ondersteund moeten worden bij het vinden van woonruimte en werk. Omdat het betrokkene niet is gelukt om de problemen in het vrijwillige circuit op te lossen is een strafrechtelijk kader geïndiceerd.
Op 9 mei 2018 werd betrokkene veroordeeld tot meldplicht en een ambulante behandeling met een verplichte kortdurende klinische opname. De uitvoering hiervan is niet gestart omdat betrokkene binnen een maand recidiveerde. Naar eigen zeggen heeft betrokkene in Polen twaalf keer een detox doorlopen en verbleef hij éénmaal voor veertien maanden in een behandelkliniek voor zijn verslavingsproblematiek.
Gezien de ernst van de problematiek en omdat de delicten en de detenties elkaar in een hoog tempo opvolgen ziet de reclassering geen mogelijkheid meer voor hulpverlening in een ambulant strafrechtelijk kader. Slechts vanuit de geslotenheid en de mogelijkheid om teruggeplaatst te worden naar de geslotenheid bij terugval, heeft hulpverlening kans van slagen. Het risico op recidive wordt ingeschat als zeer hoog, als gevolg van de verslavingsproblematiek, huisvestingsproblematiek, gebrek aan inkomsten en afstand tot de arbeidsmarkt, de psychische instabiliteit en het delictpatroon van winkeldiefstallen.
Betrokkene staat open voor de hulpverlening. Omdat betrokkene geen Nederlands paspoort heeft, kan aan de extramurale fase een beperkte invulling gegeven worden. Desondanks acht de reclassering de kans van slagen van de ISD-maatregel in voldoende mate aanwezig.
De reclassering acht daarom een ISD-maatregel geïndiceerd.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan voor het opleggen van de ISD-maatregel. Bewezen is verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 19 juli 2018 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, te weten:
  • op 9 mei 2018 is verdachte door de Meervoudige Kamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 50 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren (parketnummer 13-701228-18);
  • op 12 januari 2018 is verdachte door de politierechter in Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstaf van 2 weken (parketnummer 13/701011-18);
  • op 12 januari 2018 is verdachte door de politierechter in Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstaf van 3 weken (parketnummer 13/237659-17).
De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De vordering van de officier van justitie voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de ISD-maatregel opleggen. Net als de reclassering, acht de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel met oplegging van bijzondere voorwaarden een gepasseerd station, mede gelet op de behandelingen en klinische opname die verdachte al eerder in Polen heeft ondergaan en die niet tot een blijvende verandering in het gedrag en de verslaving van verdachte hebben geleid.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van de problematiek van verdachte alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Falkmann, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en
C.E.M. Nootenboom, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] , brigadier van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vol/gevuld blik bier in de richting van het hoofd, althans het bovenlichaam, van die [verbalisant 1] heeft gegooid (terwijl hij, verdachte, hoger stond dan die [verbalisant 1] - en hij, verdachte, aldus naar beneden gooide);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [verbalisant 1] (brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een blik (gevuld met) bier op/tegen/in de richting van het gezicht/hoofd van die [verbalisant 1] gegooid;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [verbalisant 1] (brigadier van politie eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (terwijl hij daarbij die [verbalisant 1] aankeek en/of naar die [verbalisant 1] wees) opzettelijk dreigend een gebaar met (een van) zijn handen gemaakt alsof hij een pistool tegen zijn hoofd zette en/of de trekker overhaalde, althans een of meer geba(a)r(en) gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juni 2018, genummerd PL0900-2018172820, opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 11.
3.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 12.
4.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 13.
5.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 14.
6.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina16.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 14.
8.Verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 31 augustus 2018.