ECLI:NL:RBMNE:2018:6901

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
652640-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld en overtreding van gedragsaanwijzing door verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2018, is de verdachte beschuldigd van huiselijk geweld en het niet naleven van een gedragsaanwijzing. De verdachte, geboren in Syrië en woonachtig in Hilversum, werd ervan beschuldigd op 20 augustus 2018 de gedragsaanwijzing te hebben overtreden door zich in de nabijheid van zijn partner te bevinden, terwijl deze hem verbood om op die locatie te komen. Daarnaast werd hij beschuldigd van mishandeling van zijn echtgenote op 30 september 2017, waarbij hij haar meerdere keren in het gezicht en tegen haar lichaam zou hebben geslagen.

Tijdens de zitting op 5 december 2018 heeft de officier van justitie, mr. B. Nitrauw, de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.D. van der Heijden, betwistte de beschuldigingen en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling. De rechtbank oordeelde echter dat de aangifte van de echtgenote, ondersteund door verklaringen van verbalisanten, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en legde een gevangenisstraf op van 121 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werd een meldplicht bij de reclassering opgelegd en een contact- en locatieverbod ten aanzien van de echtgenote voor de duur van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het huiselijk geweld en de overtreding van de gedragsaanwijzing, en verklaarde de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/652640-18 en 16/217973-17 (VTVV) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman
mr. J.D. van der Heijden, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tekst van de tenlastelegging in de strafzaak met parketnummer 16/652640-18 is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
verdachte op 20 augustus 2018 in Hilversum zich niet heeft gehouden aan de gedragsaanwijzing die aan hem was opgelegd, die inhield dat hij niet op de [straatnaam] in Hilversum mocht komen.
feit 3:
verdachte op 30 september 2017 in Hilversum zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar te stompen en/of te slaan in haar gezicht en/of tegen haar lichaam.
De rechtbank nummert de bij de dagvaarding met het parketnummer 16/652640-18 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1 en feit 2.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman het volgende gesteld. De verklaring van verdachte dient als een algemene uitspraak te worden beschouwd. Verdachte bekent niet op de tenlastegelegde datum zijn vrouw te hebben mishandeld, maar verklaart in het algemeen dat hij dit vaker heeft gedaan. De medische verklaring betreffende aangeefster is een anamnese en het is onduidelijk of het letsel van aangeefster daadwerkelijk is waargenomen door een geneeskundige of dat slechts de woorden van aangeefster zijn opgeschreven. De verklaring van de arts dient daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Hierbij komt dat de verbalisanten die ter plaatse zijn geweest, zich geen letsel konden herinneren. Geconcludeerd moet worden dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Derhalve dient verdachte te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de gedragsaanwijzing van 4 augustus 2018 gegeven krachtens artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering, (opgenomen als bijlage bij proces-verbaal nummer PL0900-2018242108-5, pagina 3);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 5 december 2018.
feit 2
Bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer] verklaart in haar aangifte van 1 maart 2018 dat haar man haar op
30 september 2017 heeft mishandeld. Deze mishandeling heeft plaatsgevonden in hun woning aan de [straatnaam] te Hilversum. Nadat aangeefster een grap had gemaakt, kwam verdachteop haar af lopen met gebalde vuisten. Verdachte sloeg aangeefster met zijn vuisten meerdere keren in haar gezicht en op haar hand. Hierdoor voelde aangeefster pijn op haar wang, kin en hand. [1]
Op 30 september 2017 hebben verbalisanten van Politie Midden-Nederland aangeefster
[slachtoffer] bezocht naar aanleiding van een melding. Zij hebben geconstateerd dat aangeefster erg bang was voor haar echtgenoot [verdachte] , zijnde verdachte. [2]
Verdachte verklaart zijn vrouw [slachtoffer] in de periode dat zij in Nederland woonachtig zijn, meermalen te hebben geslagen. [3]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet geen redenen te twijfelen aan de juistheid van de aangifte van aangeefster. Deze aangifte wordt ondersteund door de mutatie waarin is vastgelegd dat op 30 september 2017 een melding is gedaan door aangeefster en twee verbalisanten ter plaatse zijn geweest en door de verklaring van verdachte dat hij zijn echtgenote meermalen heeft mishandeld.
De verweren van de raadsman vinden hun weerlegging in de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en –overwegingen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna onder rubriek 5 beschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
hij op 20 augustus 2018 te Hilversum opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 04 augustus 2018 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mag ophouden in de [straatnaam] te Hilversum.
feit 2:
hij op 30 september 2017 te Hilversum zijn echtgenote [slachtoffer] heeft mishandeld door deze meerdere malen tegen het hoofd en tegen het lichaam te stompen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
feit 2:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 121 dagen, met aftrek van de periode die verdacht in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering;
- oplegging aan verdachte van een vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, houdende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod ten aanzien van de [straatnaam] en de omliggende honderd meter, op te leggen voor een periode van twee jaren. Te bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de maatregel wordt overtreden, in die zin dat bij iedere overtreding één week vervangende hechtenis wordt opgelegd, met een maximum van drie maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden, het uit te oefenen toezicht en het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er een civiele procedure aanhangig is gemaakt door aangeefster. Deze procedure zal begin januari 2019 aanvangen en heeft betrekking op het ouderlijk gezag van verdachte over de kinderen. Mede in dat licht verzoekt de raadsman de rechtbank een straf op te leggen waardoor verdachte, mogelijk in het kader van reclasseringstoezicht, kan laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden.
De raadsman verzoekt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen tot 4 oktober 2018, met aanvullend één maand gevangenisstraf voorwaardelijk, met daaraan reclasseringstoezicht gekoppeld. Ten slotte verzoekt de raadsman de vrijheidsbenemende maatregel, ingevolge 38v van het Wetboek van Strafrecht, slechts gedurende één jaar op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld, bestaande uit mishandeling van zijn partner. Daarnaast heeft hij zich niet gehouden aan de gedragsaanwijzing die hem was opgelegd.
De rechtbank oordeelt het ernstig dat de verdachte zijn partner heeft mishandeld en dat hij dit heeft gedaan in hun eigen woning. Het slachtoffer had zich veilig moeten kunnen voelen in haar woning en des te meer in het bijzijn van haar partner. Verdachte heeft, naast het fysieke geweld dat hij haar heeft aangedaan, ook haar gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij de gedragsaanwijzing heeft overtreden op dezelfde dag dat hem duidelijk was gemaakt dat hij niet naar zijn woning mocht gaan. Het lijkt erop dat hij lak heeft aan de aan hem opgelegde regels.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de duur van de voorlopige hechtenis zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 121 dagen, waarvan een gedeelte van 13 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal daarbij, naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarde de meldplicht opnemen, zoals door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie en de raadsman is voorgesteld.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten mishandeling.
Gelet op de combinatie van strafbare feiten die door verdachte zijn begaan en de houding die hij heeft aangenomen tegenover de eerder opgelegde gedragsaanwijzing, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat zowel de bijzondere voorwaarde, zijnde de meldplicht en het toezicht daarop door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank acht het ook noodzakelijk om aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien [slachtoffer] , op te leggen. Daartoe dient het volgende.
Artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat een locatie- en contactverbod opgelegd kan worden bij een veroordeling voor een strafbaar feit ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat een locatie- en contactverbod met betrekking tot [slachtoffer] , op de wijze zoals hierna omschreven, noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten.
De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren, waarbij de vervangende hechtenis wordt bepaald op 7 dagen voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt, met een maximum van 3 maanden.
Omdat er, gelet op het geweldsfeit dat door verdachte is gepleegd, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaald persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel bevelen.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de rechtbank te Midden-Nederland, Almere van 9 januari 2018 (parketnummer 16-217973-17) is verdachte 6 weken gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen en daarbij de bijzondere voorwaarden wijzigen naar enkel de meldplicht bij de reclassering. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en/of omstandigheden van de veroordeelde.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38v, 38w, 57, 184a, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, als hierboven in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 121 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 13 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich op de dag van vrijlating bij reclassering [.] op het adres [adres 2] te [plaatsnaam] zal melden en zich bij deze instelling zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarde en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren en beveelt dat:
* beveelt dat verdachte:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1994;
- zich niet ophoudt in de [straatnaam] te Almere;
* beveelt dat voor het geval de maatregel wordt overtreden de maatregel telkens wordt vervangen door één week hechtenis;
* beveelt dat de totale duur van de dan ten uitvoer te leggen vervangende hechtenis ten hoogste drie maanden bedraagt;
* beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-217973-17
  • verlengt de bij vonnis van 9 januari 2018 door de politierechter in de rechtbank
  • wijzigt de bijzondere voorwaarden, vastgesteld bij voormeld vonnis, in die zin dat deze komen te luiden dat:
 hij zich zal melden bij Reclassering [.] op het adres [adres 2] te [plaatsnaam] , zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2018 te Hilversum, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 04 augustus 2018 gegeven door de officier van justitie te Midden-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, niet mag ophouden in de [straatnaam] te Hilversum.
3.
hij op of omstreeks 30 september 2017 te Hilversum, althans in arrondissement Midden-Nederland, zijn echtgenote, althans zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door deze een of meerdere malen in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen de arm, althans het lichaam, te stompen en/of te slaan.

Voetnoten

1.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte met nummer PL0900-2018059469-1 opgemaakt op 7 maart 2018 door [politiefunctionaris 1] , [functie 1] van politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer] .
2.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2018059469-6 opgemaakt op 2 augustus 2018 door [politiefunctionaris 2] , [functie 2] van politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van voornoemde verbalisant.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 5 december 2018.