8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het gedurende een lange periode in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Het bezit van dergelijk materiaal is buitengewoon verwerpelijk, onder meer omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen daadwerkelijk seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Kinderen die daar het slachtoffer van zijn, ondervinden in verreweg de meeste gevallen hun leven lang de zwaarwegende gevolgen daarvan. Kinderen dienen juist beschermd te worden tegen dit soort praktijken. Met het handelen van verdachte wordt dergelijk misbruik echter in stand gehouden en zelfs aangewakkerd.
De rechtbank heeft voor wat betreft de op te leggen strafsoort en de hoogte van de straf gelet op de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten, dienende als richtsnoer voor straftoemeting. In deze oriëntatiepunten wordt bij een delict als het onderhavige waarbij sprake is van het maken van een gewoonte uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld. Deze omstandigheid wordt niet in het voor- of nadeel van verdachte meegenomen.
Als strafverzwarende factoren heeft de rechtbank in overweging genomen dat verdachte zich verspreid over een lange periode van enkele jaren heeft beziggehouden met het downloaden en opslaan van kinderpornografische afbeeldingen. Daar komt bij dat hij daarmee is doorgegaan nadat hij daarmee niet eenmaal, maar zelfs tweemaal door de politie was geconfronteerd. Bovendien neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ontkent dat hij kinderpornografische afbeeldingen heeft verzameld en zo dus geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Hij heeft geen inzicht willen geven in zijn beweegredenen om kinderpornografisch materiaal te (blijven) verzamelen.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking het feit dat op een deel van de afbeeldingen zeer jonge kinderen te zien waren, zowel jongens als meisjes, die seksueel werden misbruikt. De aangetroffen kinderporno is gelet op de aard van de afbeeldingen (zeer expliciet waarbij sprake is van seksueel binnendringen) van een zeer ernstige categorie. Deze omstandigheid is in het nadeel van verdachte meegenomen.
S. Keppel, reclasseringswerker, heeft over verdachte een reclasseringsrapport opgemaakt. In dat rapport van 1 oktober 2018 is het volgende te lezen. Verdachte heeft PDD-NOS, ADHD en een beneden-gemiddelde intelligentie. Verdachte ontkent kinderpornografisch materiaal in zijn bezit te hebben gehad en weigert over zijn seksualiteit en eventuele delictgedrag te praten. Daardoor is de kans op recidive niet goed in te schatten.
Als verdachte wordt veroordeeld, dan is het nodig dat er een onderzoek komt (met aansluitend een behandeling), waarin wordt beoordeeld waardoor het delictgedrag van verdachte is veroorzaakt en wat het verband is met de PDD-NOS, ADHD en beneden-gemiddelde intelligentie van verdachte. Verdachte heeft – ook op zitting – aangegeven bij een eventuele veroordeling te willen meewerken aan een onderzoek.
De reclassering heeft geadviseerd – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* een meldplicht bij Reclassering Nederland;
* het meewerken aan behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen
door de reclassering.
De reclassering heeft verder geadviseerd dat een gevangenisstraf onwenselijk is in het geval van verdachte, omdat hij bij een gevangenisstraf niet kan worden begeleid (en mogelijk ook niet kan worden behandeld) door [instelling] , zijnde de instelling waardoor hij wordt begeleid. Voorts kan zijn psychische problematiek maken dat hij in detentie ontregeld raakt.
De rechtbank zal niettemin (naast een taakstraf) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eist in het geval van artikel 240b Wetboek van Strafrecht. Bovendien maken de ernst, aard en omvang van het feit dat een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. In het bijzonder acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden, omdat verdachte hardnekkig is doorgegaan met het downloaden van kinderporno, ondanks dat hij twee keer eerder door de politie ermee is geconfronteerd dat er kinderporno op zijn gegevensdragers is aangetroffen. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat aan verdachte een duidelijk signaal in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden afgegeven dat het downloaden van kinderporno ontoelaatbaar is.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank in sterke mate rekening houden met de psychische problematiek van verdachte, zijn behoefte aan begeleiding en behandeling en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte naar alle waarschijnlijkheid zeer belastend zal zijn.
Ten slotte zal de rechtbank rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden wat het eerste feit betreft. Ten aanzien van feit 1 geldt dat verdachte op 19 maart 2014 – toen zijn computer in beslag werd genomen - bekend werd met het feit dat tegen hem een strafrechtrechtelijk onderzoek liep. Met betrekking tot feit 2 werd verdachte daarmee bekend op 1 april 2016 toen bij verdachte zijn computer en harde schijf in beslag werden genomen. Tussen die beide data en de datum van het eindvonnis van heden is respectievelijk 4,5 en 2,5 jaar verstreken. Deze overschrijding van de redelijke termijn voor deze feiten weegt in strafverminderende zin mee en leidt ertoe dat de rechtbank een korting toepast op de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.
De rechtbank komt op grond hiervan tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte een proeftijd van drie jaren koppelen. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de officier zijn geëist. Van groot belang is dat er onderzoek komt wat de reden is dat verdachte de sterke behoefte heeft kinderporno te downloaden en dat verdachte hiervoor wordt behandeld. Gelet op de kennelijk sterke behoefte van verdachte om kinderporno te downloaden zal de rechtbank verdachte eveneens verbieden om gedurende de proeftijd contact te hebben met anderen over seksueel getinte onderwerpen terzake van minderjarigen. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de reclassering de mogelijkheid wordt gegeven om verdachte zijn gegevensdragers te (laten) controleren op het bezit van kinderporno.