ECLI:NL:RBMNE:2018:6889

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
16/652418-18 en 16/659957-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Drietal inbraken in restaurants te Utrecht met oplegging van gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie inbraken in restaurants in Utrecht in de periode van 14 maart 2018 tot en met 30 maart 2018. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting op 7 augustus 2018 een bekennende verklaring afgelegd. De tenlastelegging omvatte inbraken waarbij de verdachte onder andere tablets en geld heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak van begeleiding bij zijn re-integratie in de samenleving. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is afgewezen, en de proeftijd van een andere voorwaardelijke straf is verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652418-18 en 16/659957-16 (
tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te Curaçao (
Nederlandse Antillen),
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en mr. B.A.A. Postma, advocaat te Amersfoort naar voren hebben gebracht. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen M.J. van Elst, reclasseringswerker werkzaam bij Inforsa, heeft verklaard.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 7 augustus 2018 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 14 maart 2018 tot en met 15 maart 2018 te Utrecht een inbraak in een restaurant, te weten [restaurant] , heeft gepleegd en daarbij drie tablets, en/of een bak met geld (met ongeveer 40 euro) heeft weggenomen toebehorende aan die [restaurant] ;
feit 2: in de periode van 19 maart 2018 tot en met 20 maart 2018 te Utrecht een inbraak in een restaurant, te weten [restaurant] , heeft gepleegd en daarbij een Iphone, en/of een fooienbakje met geld (met ongeveer 40 euro) heeft weggenomen toebehorende aan die [restaurant] ;
feit 3: op 30 maart 2018 te Utrecht een inbraak in een restaurant, te weten [restaurant] , heeft gepleegd en daarbij twee tablets, en/of een doos met blikjes drank heeft weggenomen toebehorende aan die [restaurant] ;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden met dien verstande dat voor alle drie de feiten alleen de inklimmingsvariant wettig en overtuigend te bewijzen is. Met betrekking tot de weggenomen goederen ten laste gelegd onder feit 2 en 3 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat alleen respectievelijk voor het fooienbakje en de doos met blikjes drank voldoende bewijs aanwezig is in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich evenals de officier van justitie op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
T.a.v. feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [restaurant] van 2 april 2018; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2018. [3]
T.a.v. feit 2:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [restaurant] van 2 april 2018; [4]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2018. [5]
T.a.v. feit 3:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [restaurant] van 30 maart 2018; [6]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 augustus 2018. [7]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 18 maart 2018 te Utrecht, drie tablets en een bak met geld (met ongeveer 40 euro), die aan een ander toebehoorden, te weten aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
op 20 maart 2018 te Utrecht, een fooienbakje met geld (met ongeveer 40 euro), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
op 30 maart 2018 te Utrecht, blikjes drank, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder alle ten laste gelegde feiten meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde levert volgens de wet
telkensde volgende strafbare feiten op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met oplegging van – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* het meewerken aan een ambulante behandeling voor de duur van de proeftijd,
waaronder maximaal 7 weken binnen een klinische setting indien noodzakelijk;
* een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke;
* een locatiegebod voor het adres [adres] te [woonplaats] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich volledig in de eis van de officier van justitie kan vinden. Indien de rechtbank tot een ander oordeel komt dan geeft de raadsvrouw mee dat, nu het zogenaamde taakstrafverbod van toepassing is, er gedacht kan worden aan een strafoplegging waarbij het substantiële deel dat reeds in voorarrest is doorgebracht wordt meegenomen. Zij voert hiertoe aan dat het van groot belang is dat een op te leggen straf het ingezette kader, waaronder de verkregen woning via de instelling [organisatie] , niet doorkruist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal inbraken in hetzelfde restaurant binnen een periode van twee weken waarbij hij meerdere goederen heeft weggenomen. Verdachte heeft met zijn handelwijze aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen, hij heeft geen oog gehad voor de schade die hij heeft veroorzaakt en hij heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn zucht naar geldelijk en materieel gewin. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij, door zo te handelen volledig voorbij is gegaan aan de gevolgen van zijn daad voor het slachtoffer.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte met betrekking tot de feiten openheid van zaken heeft gegeven. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en heeft te kennen gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Uit het strafblad van verdachte van 30 juli 2018 blijkt dat verdachte zich meerdere malen eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke misdrijven, waarbij de laatste veroordeling dateert van 22 februari 2018. Dit betreft onder meer een voorwaardelijke veroordeling, hetgeen verdachte er klaarblijkelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk strafbaar feit te begaan. Dit neemt de rechtbank verdachte eveneens in het nadeel van verdachte mee.
Omtrent verdachte heeft de reclassering een rapport d.d. 24 juli 2018 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door M.J. van Elst, reclasseringswerker, wordt weergegeven dat verdachte ten gevolge van dakloosheid en financiële tekorten tot het delictgedrag is gekomen. Zijn intelligentieniveau is een belemmerende factor en het is niet gemakkelijk voor verdachte om een andere draai aan zijn leven te geven. De rapporteur heeft geconcludeerd dat een stabiele basis moet worden gecreëerd, waarop er door behandeling kan worden gekomen tot gedragsverandering. Het recidiverisico wordt door de rapporteur ingeschat als hoog.
De rapporteur heeft op zitting haar rapportage toegelicht en heeft benadrukt dat verdachte veel inzet en motivatie laat zien en op de goede weg is. Echter, gezien zijn in het verleden opgedane traumatische ervaringen heeft hij veel ondersteuning nodig. Zij heeft verder verklaard dat het van groot belang is dat de plaatsing bij het begeleid wonen project [organisatie] niet in gevaar komt, nu het huidige team van hulpverleners geen andere mogelijkheid ziet voor plaatsing in een andere vorm van begeleid wonen.
De reclassering heeft geadviseerd – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht bij Reclassering GGZ Inforsa;
  • verplichte ambulante behandeling bij de afdeling Forensisch FACT van GGZ Inforsa of soortgelijke instelling, waaronder maximaal 7 weken binnen een klinische setting indien noodzakelijk;
  • een locatiegebod voor het adres [adres] te [woonplaats] welke wordt gecontroleerd door middel van (reeds aangesloten) elektronische controle;
De rechtbank neemt de conclusies en het advies ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de invulling hiervan over en maakt deze tot de hare.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Ter voorkoming van de kans op herhaling zullen aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden worden. De rechtbank stelt de duur van de klinische opname zoals deze is geformuleerd door de reclassering op maximaal 7 weken.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Vorderingen tot tenuitvoerlegging onder het parketnummer 16/659957-16 en 16/237705-17
Nu de rechtbank nadrukkelijk rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering hieromtrent, waaronder de noodzaak van het behoud van de huidige plek bij een instelling voor begeleid wonen, acht de rechtbank het niet opportuun de eerder voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal de vordering met het parketnummer 16/237705-17, overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, dan ook afwijzen. Van de vordering met het parketnummer 16/659957-16 zal de rechtbank, in overweging nemende dezelfde redenen, de proeftijd met één (1) jaar verlengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
183 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 zich ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich persoonlijk zal melden bij Reclassering GGZ Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6 te Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 zich zal laten behandelen bij de afdeling Forensisch FACT van GGZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht doch niet langer dan de duur van de door de rechtbank gestelde proeftijd. Van deze behandeling zal een deel van
maximaal 7 wekeneen klinische behandeling inhouden, indien de reclassering dit nodig acht. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zal verblijven in een beschermde dan wel begeleide woonvorm bij Stichting de Tussenvoorziening of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal bevinden op het adres [adres] te [woonplaats] tussen 22.00 uur en 07.00, zolang de reclassering dit nodig acht. Deze verplichting zal worden gecontroleerd door middel van (reeds aangesloten) elektronische controle zolang de reclassering dit nodig acht.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering van de officier van justitie van 9 juli 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 22 februari 2018, parketnummer 16/237705-17, voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
- verlengt proeftijd met één jaar van de bij vonnis van 10 november 2016 door de meervoudige kamer in de rechtbank Utrecht aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke 6 maanden gevangenisstraf, parketnummer 16/659957-16, in overweging nemende de vordering van de officier van justitie van 14 juni 2018 strekkende tot tenuitvoerlegging;
Bevel tot voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M Severeijns, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en J.W. Ouwerkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2018.
mr. J.W. Ouwerkerk is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2018 tot en met 15 maart 2018 te Utrecht, althans arrondissement Midden-Nederland drie tablets, althans één of meerdere tablet(s) en/of een bak met geld (met ongeveer 40 euro), althans een geldbedrag (van ongeveer 40 euro), in elk geval enige(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde(n), te weten aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij in of omstreeks de periode 19 maart 2018 tot en met 20 maart 2018 te Utrecht, althans arrondissement Midden-Nederland een telefoon (een Iphone) en/of een fooibakje met geld (met ongeveer 40 euro), althans een geldbedrag (van ongeveer 40 euro), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde(n), te weten aan
[restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
Hij op of omstreeks 30 maart 2018 te Utrecht, althans arrondissement Midden-Nederland
twee tablets, althans één of meerdere tablet(s) en/of (een doos met) één of meerdere blikje(s) drank, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan (een) ander(en) toebehoorde(n), te weten aan [restaurant] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2018115870 Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 58. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [restaurant] d.d. 2 april 2018, pag. 21 t/m 24.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2018.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [restaurant] d.d. 2 april 2018, pag. 21 t/m 24.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2018.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [restaurant] d.d. 30 maart 2018, pag. 5 t/m 7.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 augustus 2018.