Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
“ [naam] ”,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil over buitengerechtelijke kosten in een letselschadezaak. De eiser, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, vertegenwoordigde mevrouw [A], die letsel had opgelopen bij een verkeersongeval in januari 2017. De verzekeraar ASR Schadeverzekering N.V. had de aansprakelijkheid erkend en een schadevergoeding van € 8.000,00 aangeboden, welke door [A] werd geaccepteerd. Daarnaast had ASR € 3.500,00 betaald voor buitengerechtelijke kosten, maar de gemachtigde van [A], [naam], vond dit bedrag te laag en vorderde een aanvullend bedrag aan buitengerechtelijke kosten van ASR.
De kantonrechter overwoog dat ASR in beginsel gehouden is om de buitengerechtelijke kosten te vergoeden, maar dat deze kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen als zij voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW. De rechter stelde vast dat de zaak niet complex was, aangezien de aansprakelijkheid direct was erkend en er geen juridische discussie had plaatsgevonden over de schade. De kantonrechter oordeelde dat de door [naam] gedeclareerde kosten niet redelijk waren, gezien de eenvoud van de zaak en het feit dat de werkzaamheden voornamelijk bestonden uit nazorg na de acceptatie van het schadevoorstel.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van [naam] af en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ASR, begroot op € 600,00. De rechter benadrukte dat de uitgevoerde buitengerechtelijke werkzaamheden voldoende waren beloond met het reeds betaalde bedrag door ASR. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.