Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
“ [naam] ”,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil over buitengerechtelijke kosten in een letselschadezaak. Mevrouw [A] heeft letsel opgelopen bij een verkeersongeval in september 2016 en heeft [naam] ingeschakeld om haar belangen te behartigen. [naam] heeft ASR Schadeverzekering N.V., de verzekeraar van de andere betrokken automobilist, aansprakelijk gesteld. ASR heeft de aansprakelijkheid erkend en een voorschot van meer dan € 3.000,00 betaald, evenals ongeveer € 4.200,00 aan buitengerechtelijke kosten. [naam] vindt dit bedrag echter te laag en vordert een aanvullende bevoorschotting van ASR, evenals vergoeding van proceskosten.
ASR verweert zich tegen de vordering en stelt dat de door [naam] gedeclareerde kosten niet redelijk zijn. De kantonrechter overweegt dat ASR in beginsel gehouden is om de buitengerechtelijke kosten te vergoeden, maar dat deze kosten moeten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 BW. De kantonrechter concludeert dat de werkzaamheden van [naam] niet complex waren en dat de kosten die hij heeft gedeclareerd niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter wijst de vordering van [naam] af en veroordeelt hem in de proceskosten aan de zijde van ASR.
De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering van [naam] wordt afgewezen en dat hij de proceskosten moet vergoeden. De kantonrechter heeft de kosten aan de zijde van ASR begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde, met een termijn voor betaling van veertien dagen na de uitspraak.