ECLI:NL:RBMNE:2018:6797

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
C/16/465047 / HA RK 18-244
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid in deelgeschilprocedure met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een deelgeschilprocedure waarin A.S.R. Schadeverzekering N.V. verzoekt om medische informatie ter beschikking te stellen die van belang is voor de vaststelling van de schade van de zoon van de verweerders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd is om van dit deelgeschil kennis te nemen. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 1019x lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de rechter tot wiens absolute en relatieve bevoegdheid de zaak behoort, bevoegd is indien deze in een bodemprocedure in eerste aanleg aanhangig zou worden gemaakt. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over haar voornemen om de zaak te verwijzen naar de Rechtbank Gelderland, en beide partijen hebben aangegeven dat zij geen bezwaar hebben tegen deze verwijzing. De rechtbank heeft vervolgens de zaak op 8 augustus 2018 verwezen naar de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, en de griffier opgedragen om een afschrift van de verwijzingsbeschikking te verzenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN - NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer : C/16 /465047 / HA RK 18- 244
Beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ( deelgeschil) van 8 augustus 2018
in de zaak van
de naamloze vennootschap
A.S.R. SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht ,
verzoekende partij,
advocaat mr . W.S. Oostveen -Kouwenhoven te Ermelo
en

1.[verweerder/verweerster sub 1]

en
2. [verweerder/verweerster sub 2]in hun hoedanigheid van ouders en wettelijke vertegenwoordigers van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
advocaat mr . S. Demirtas te Arnhem.
Partijen worden hierna ASR en [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit :
- het verzoekschrift deelgeschil ex artikel 1019w e . v. Rv met drie producties, ter griffie ingekomen op 5 juli 2018;
- de brief van 9 juli 2018 van de griffier van deze rechtbank aan mr. Oostveen -Kouwenhoven ;
- het faxbericht van 10 juli 2018 van mr. Oostveen -Kouwenhoven ;
- de brief van 11 juli 2018 van de griffier van deze rechtbank aan mr. Oostveen-Kouwenhoven en mr. Demirtas;
- het faxbericht van 27 juli 2018 van mr. Oostveen -Kouwenhoven ;
- de brief van 6 augustus 2018 van de griffier van deze rechtbank.
1.2.
Vervolgens is uitspraak bepaald .
2. De overwegingen
2.1.
In deze deelgeschilprocedure verzoekt ASR - kort gezegd - dat de in het verzoekschrift nader genoemde (medische) informatie ter beschikking wordt gesteld , omdat dat van belang is voor de verdere vaststelling van de aard en omvang van de schade van de zoon van [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] , [voornaam van A] , en dat een bankrekening met BEM clausule voor [voornaam van A] wordt geopend.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet deze rechtbank maar Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem , bevoegd is van dit deelgeschil kennis te nemen . Dit is bij de hiervoor onder 1.1. vermelde brieven ook aan partijen bericht .
Dit oordeel wordt als volgt toegelicht . Op grond van artikel 1019x lid 1 Rv is bevoegd de rechter tot wiens absolute en relatieve bevoegdheid de zaak behoort, indien deze in een bodemprocedure in eerste aanleg aanhangig zou worden gemaakt. Dat betekent dat beoordeeld moet worden welke rechtbank bevoegd zou zijn in de situatie dat ASR, zij is tenslotte nu de verzoekende partij , als
eisende partijdéze zaak als bodemzaak zou aanbrengen en [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] als wettelijk vertegenwoordigers van hun zoon in dat geval als
gedaagde partijin rechte zouden worden betrokken . Dan zou , gezien de woonplaats van [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] en de plaats van het ongeval, de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem bevoegd zijn om van de vordering kennis te nemen.
2.3.
Omdat de rechtbank op grond van het voorgaande voornemens is de zaak ambtshalve op de voet van artikel 270 lid 1 Rv te verwijzen naar de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem , zijn beide partijen hierover bij brief van 11 juli 2018 geïnformeerd, waarbij zij daarnaast zijn verzocht hun standpunt hierover kenbaar te maken . Dit in verband met het bepaalde in artikel 270 lid 1 (slotzin) Rv waar staat dat verwijzing niet plaatsvindt als de verzoeker en de opgeroepen de belanghebbenden ( verweerders) hebben aangegeven dat zij geen verwijzing wensen.
2.4.
Bij faxbericht van 27 juli 2018 heeft mr . Oostveen -Kouwenhoven aangegeven dat mr . Demirtas haar heeft bericht dat [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] graag zouden zien dat de zaak wordt verwezen naar de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem . Ook heeft zij kenbaar gemaakt dat ASR geen principieel bezwaar heeft tegen verwijzing. Desondanks is namens ASR nogmaals aangegeven dat zij meent dat - kort gezegd - de Rechtbank Midden - Nederland, locatie Utrecht, de bevoegde rechter is. Volgens ASR is het namelijk de bedoeling van de Wet Deelgeschillen dat het verzoek wordt gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen indien deze ten principale aanhangig wordt gemaakt . De terminologie “vermoedelijke bevoegdheid ” geeft volgens ASR ruimte om te beoordelen wie meest waarschijnlijk een bodemprocedure aanhangig zou maken en bij welke rechtbank. Omdat in deze zaak volgens ASR het meest waarschijnlijk is dat [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] een bodemprocedure zouden starten als partijen de schade niet in onderling overleg blijken te kunnen afwikkelen, is rechtbank Midden - Nederland, locatie Utrecht, bevoegd van dit deelgeschil kennis te nemen .
Dat in het kader van artikel 1019x lid 1 Rv de bevoegdheid moet worden ontleend aan een inschatting wie van partijen de zaak als bodemzaak zou aanbrengen, berust naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste uitleg van artikel 1019x lid 1 Rv . Zoals hiervoor onder 2 . 2. is overwogen moet de (vermoedelijke) bevoegdheid worden gekoppeld aan de vraag welke rechter bevoegd is indien het deelgeschilverzoek zoals dat wordt voorgelegd als eis in een bodemzaak zou worden ingediend . In voorkomend geval dat [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] zouden overgaan tot het entameren van een bodemprocedure, zouden zij ASR ook kunnen dagvaarden voor de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op grond van het feit dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan Arnhem betreft , artikel 102 Rv.
2.5.
Omdat namens [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] niet is aangeven dat zij géén verwijzing wensen ( artikel 270 lid 1 (slotzin) Rv), integendeel zij wensen dit juist wel, zal de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen de zaak verwijzen naar de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem.

3.De beslissing

De rechtbank :
3.1.
verwijst dit deelgeschil in de stand waarin het zich bevindt naar de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem;
3.2.
draagt de griffier op een afschrift van deze verwijzingsbeschikking te verzenden aan de griffier van de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem.
Deze beschikking is gegeven door mr . A.S. Penders en in tegenwoordigheid van mr . M.A. Rademaker, griffier , in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018 . [1]

Voetnoten

1.type: MAR /4186