Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN - NEDERLAND
1.[verweerder/verweerster sub 1]
1.De procedure
Dit oordeel wordt als volgt toegelicht . Op grond van artikel 1019x lid 1 Rv is bevoegd de rechter tot wiens absolute en relatieve bevoegdheid de zaak behoort, indien deze in een bodemprocedure in eerste aanleg aanhangig zou worden gemaakt. Dat betekent dat beoordeeld moet worden welke rechtbank bevoegd zou zijn in de situatie dat ASR, zij is tenslotte nu de verzoekende partij , als
eisende partijdéze zaak als bodemzaak zou aanbrengen en [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] als wettelijk vertegenwoordigers van hun zoon in dat geval als
gedaagde partijin rechte zouden worden betrokken . Dan zou , gezien de woonplaats van [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] en de plaats van het ongeval, de Rechtbank Gelderland , locatie Arnhem bevoegd zijn om van de vordering kennis te nemen.
Dat in het kader van artikel 1019x lid 1 Rv de bevoegdheid moet worden ontleend aan een inschatting wie van partijen de zaak als bodemzaak zou aanbrengen, berust naar het oordeel van de rechtbank op een onjuiste uitleg van artikel 1019x lid 1 Rv . Zoals hiervoor onder 2 . 2. is overwogen moet de (vermoedelijke) bevoegdheid worden gekoppeld aan de vraag welke rechter bevoegd is indien het deelgeschilverzoek zoals dat wordt voorgelegd als eis in een bodemzaak zou worden ingediend . In voorkomend geval dat [verweerder/verweerster sub 1] en [verweerder/verweerster sub 2] zouden overgaan tot het entameren van een bodemprocedure, zouden zij ASR ook kunnen dagvaarden voor de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op grond van het feit dat de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan Arnhem betreft , artikel 102 Rv.