Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de tussenbeschikking van 17 mei 2017;
- de “standpunten na deskundigenberichten” van 23 mei 2018 van [verzoekster] ;
- de “uitlatingen na deskundigenbericht” van 27 juni 2018 van Unigarant.
2.De verdere beoordeling
nek-, rug- en liesklachten die [verzoekster] noemt, veroorzaakt zijn door het ongeval.
Unigarant heeft de rechtbank daarom (met een zelfstandig tegenverzoek) gevraagd te beslissen dat alleen de nekklachten ongevalsgevolg zijn. Daarnaast heeft Unigarant verzocht om inzage in de patiëntenkaart van [verzoekster] omdat op basis daarvan mogelijk duidelijk zou kunnen worden of [verzoekster] de rug- en liesklachten ook al voor het ongeval had.
Orthopeed Plasmansheeft in zijn aanvullende rapport van 13 april 2018 onder andere het volgende opgenomen:
CONCLUSIE:
2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Met betrekking tot de lage rugklachtenIn de voorgaande neurologische rapportage d.d. 14-02-2013 wordt op grond van de anamnese en het onderzoek en de bevindingen bij het beeldvormend onderzoek geconcludeerd tot aspecifieke lage rugklachten, waarbij een (medisch) causale relatie met het ongeval niet valt te verklaren. Daarbij is tevens opgemerkt dat aspecifieke lage rugklachten in een normale niet getraumatiseerde populatie niet zeldzaam zijn. Er zijn een aantal factoren bekend die bijdragen aan het ontstaan van aspecifieke lage rugklachten, zoals chronische overbelasting door veel zitten, overgewicht, psychische stress, het bestaan van degeneratieve afwijkingen van de LWK, in combinatie met gebrek aan beweging. In een individueel geval kan de invloed van de verschillende factoren meestal niet betrouwbaar worden aangegeven. Aspecifieke rugklachten kunnen intermitterend optreden, maar ook chronisch worden.Blijkens het huisartsenjournaal heeft betrokkene in de 8 jaar voorafgaand aan het ongeval diverse malen haar huisarts bezocht in verband met lage rugklachten. Dit is in overeenstemming met de diagnose aspecifieke lage rugklachten, omdat dergelijke klachten intermitterend in periodes kunnen voorkomen. Het is, rekening houdend met het bovenstaande, zeer wel mogelijk dat betrokkene ook zonder het ongeval (opnieuw) lage rugklachten had kunnen krijgen.
Met betrekking tot klachten in de linker liesBlijkens het huisartsenjournaal heeft betrokkene de 8 jaar voorafgaand aan het ongeval enkele malen de huisarts geraadpleegd in verband met pijnklachten in de linker lies. Daarbij is eenmaal de diagnose tendinitis van de lies gesteld. Bij de overige consulten was de conclusie pijn in de lies, waarbij geen oorzaak is genoemd. Er zijn geen neurologische aanknopingspunten voor deze klachten omdat de klachten niet kunnen worden verklaard door disfunctie van zenuwen of zenuwwortels, gezien de lokalisatie van de pijn en een medisch causale relatie met het ongeval kan op neurologisch vakgebied niet worden aangenomen.
Met betrekking tot nekklachtenIn het journaal worden twee consulten vermeld met nekklachten, waarbij is geconcludeerd tot myogene nekklachten. Het is niet onmogelijk dat betrokkene zonder ongeval ooit wel eens myogene nekklachten zou hebben gekregen, maar deze klachten zijn niet vergelijkbaar met de nekklachten die na een whiplashtrauma kunnen ontstaan en die kunnen worden verklaard door een specifiek ongevalsmechanisme, zoals in casu.
Voor wat betreft de nekklachten, die Unigarant had erkend als ongevalsgevolg, komt Unigarant daar nu door de aanvullende rapportages op terug, in ieder geval wat betreft de (tendo)myogene klachten.
Voor de pas later opgeworpen discussie over het causaal verband tussen de nekklachten en het ongeval ligt dit anders. De rechtbank kan daar in deze vergevorderde fase van dit deelgeschil geen beslissing over nemen. Ten eerste omdat het partijdebat hierover nog niet of nauwelijks is gevoerd als gevolg van het feit dat dit eerder geen punt van discussie tussen partijen was. Ten tweede omdat Unigarant aangeeft dat haar stellingname niet betekent dat zij geen rekening wil of kan houden met de nekklachten van [verzoekster] . Wat Unigarant betreft wordt in het schaderegelingstraject gekeken of deze klachten tot enige schade leiden en of het redelijk is om alle door [verzoekster] gestelde schade aan het ongeval toe te rekenen. Voor zover partijen daar een rechtelijk oordeel over wensen, ziet de rechtbank geen reden (meer) om dit deelgeschil daarvoor nog langer aan te houden.
Deze vraag (…) niet met zekerheid [kan] worden beantwoord omdat het beloop bij aspecifieke lage rugklachten wisselend en onzeker is.” Op de vraag van [verzoekster] of het mogelijk is dat zij, het ongeval weggedacht, geen rugklachten meer zou hebben ontwikkeld, is het antwoord van Verlooy dat “
Deze mogelijkheid (geen rugklachten meer) (…) niet [is] uitgesloten maar (…) onwaarschijnlijk [lijkt]
omdat betrokkene eerder lage rugklachten heeft gehad en er een aantal factoren bij betrokkene aanwezig zijn of zijn geweest die bijdragen aan het ontstaan van aspecifieke lage rugklachten zoals chronische overbelasting door veel zitten, overgewicht, psychische stress.” Aan deze antwoorden ligt in de basis ten grondslag dat niet aangenomen kan worden dat sprake is van causaal verband van de klachten met het ongeval.