ECLI:NL:RBMNE:2018:6795

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
6 mei 2019
Zaaknummer
C/16/470751 / JE RK 18-2268
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met onduidelijke familiebanden en verblijfplaats

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 november 2018 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek om machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van minderjarige]. De minderjarige, geboren in Italië in 2003, verblijft momenteel op een geheime plek binnen de gesloten jeugdhulp. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om een machtiging voor een gesloten accommodatie voor de duur van drie maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam van minderjarige]. De ouders van [voornaam van minderjarige] verblijven in detentie en er is onduidelijkheid over de identiteit van de minderjarige en haar familiebanden. De kinderrechter heeft eerder op 20 november 2018 een spoedmachtiging verleend voor de duur van vier weken, en heeft nu de beslissing op het verzoek van de GI aangehouden om meer duidelijkheid te krijgen over de situatie van de minderjarige.

Tijdens de zitting is de advocaat van [voornaam van minderjarige] opgekomen voor haar belangen en heeft betoogd dat de rechtbank niet bevoegd is om het verzoek te behandelen. De advocaat heeft ook gepleit voor afwijzing van het verzoek, of in ieder geval voor een kortere periode van gesloten plaatsing, waarbij contact met de ouders mogelijk moet zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek en dat de rechtbank bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] onderstreept en besloten dat de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp in stand blijft, gezien de risico's van onttrekking aan jeugdhulp bij overplaatsing naar een open groep. De beslissing op het verzoek van de GI wordt aangehouden tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens: C/16/470751 / JE RK 18-2268
Datum uitspraak: 29 november 2018

Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003 in Italië, hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader (naar eigen zeggen),

thans verblijvende in de [verblijfplaats 1] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder (naar eigen zeggen),

thans verblijvende in de [verblijfplaats 2] .

Het procesverloop

Voor het procesverloop wordt verwezen naar de beschikking van 20 november 2018, waarbij de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp heeft verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 18 december 2018, en de beslissing op het aansluitende verzoek tot verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur drie maanden heeft aangehouden.
Nadien is ontvangen:
- de verklaring d.d. 17 november 2018 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, ingekomen op 23 november 2018;
- de instemmende verklaring d.d. 25 november 2018 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, ingekomen op 29 november 2018;
- kopie van de Italiaanse geboorteakte van [voornaam van minderjarige] , overhandigd ter zitting door mr. J. Wouters.
Op 29 november 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de minderjarige [voornaam van minderjarige] , bijgestaan door mr. J. Wouters,
- de moeder,
- de vader,
- de heer [A] namens de GI,
- mevrouw W. Viano, als tolk voor [voornaam van minderjarige] en de ouders.
Aan de heer [B] en de heer [C] is bijzondere toegang tot de zittingszaal verleend. Zij zijn begeleiders van [voornaam van minderjarige] bij het vervoer van en naar de rechtbank.

De feiten

Bij beschikking van 23 oktober 2018 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, is [voornaam van minderjarige] onder voorlopige voogdij gesteld van de GI gevestigd te [vestigingsplaats 1] voor de duur van drie maanden, te weten tot 23 januari 2019.
[voornaam van minderjarige] verblijft op een geheime plek binnen de gesloten jeugdhulp.

Het verzoek

De gecertificeerde instelling heeft een machtiging verzocht om [voornaam van minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat nog veel onduidelijkheid bestaat over de familiebanden van [voornaam van minderjarige] . Er loopt een DNA-onderzoek, maar dit onderzoek is nog niet afgerond en het is op dit moment onduidelijk wanneer het resultaat wordt verwacht. Daarnaast doet de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) onderzoek naar de meest recente woon- of verblijfplaats van [voornaam van minderjarige] . Tevens wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid voor [voornaam van minderjarige] om bij een tante in Duitsland te verblijven. Op dit moment is niet bekend of de ouders van [voornaam van minderjarige] langer in detentie moeten blijven. Wanneer zij vrijkomen, moet worden onderzocht in hoeverre zij een rol kunnen spelen in de opvoeding van [voornaam van minderjarige] . In de verklaring van de gedragswetenschapper staan voorwaarden vermeld waaraan voldaan moet worden voordat [voornaam van minderjarige] mee mag met haar ouders als zij terugkeren naar hun land van herkomst. De voorwaarden zijn:
  • inschrijving op een school;
  • zorgverzekering/ ziektekostenverzekering;
  • inschrijving woning/gemeente;
  • aanmelding jeugdzorg/jeugdhulp of een andere vorm van jeugdhulpverleningstoezicht.
Wanneer [voornaam van minderjarige] wordt overgeplaatst naar een open groep bestaat het risico dat ze, net als haar vermoedelijke broertje, wordt opgehaald en uit het zicht van de jeugdhulp verdwijnt. Gelet op het voorgaande is het noodzakelijk dat [voornaam van minderjarige] de komende periode gesloten geplaatst blijft.

Het standpunt van belanghebbenden

[voornaam van minderjarige] heeft aan de kinderrechter verteld dat ze haar gezinsleden mist en dat ze, wanneer ze niet bij haar ouders kan verblijven, naar haar tante in Duitsland wil.
De advocaat van [voornaam van minderjarige] heeft primair het standpunt ingenomen dat deze rechtbank niet bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Subsidiair heeft de advocaat gepleit voor afwijzing van het verzoek, meer subsidiair voor toewijzing van het verzoek voor een korte periode, waarbij een voorziening wordt getroffen welke contact tussen [voornaam van minderjarige] en haar ouders mogelijk maakt.
De advocaat heeft verklaard dat de GI is gevestigd in [vestigingsplaats 2] . Daarom is de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, niet bevoegd om het verzoek van de GI te behandelen. Ook uit een oogpunt van efficiency is voor de familie van [voornaam van minderjarige] vervelend als de strafzaak en de kinderbeschermingszaak bij verschillende rechtbanken lopen.
Inhoudelijk heeft de advocaat er op gewezen dat de motivering van het verzoek van de GI teruggrijpt op oude omstandigheden die niet van belang zijn of waarover reeds duidelijkheid bestaat. In de strafzaak van de ouders die loopt bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant is duidelijkheid gekomen over de identiteit van het gezin. Inmiddels staat ook vast dat de laatste verblijfplaats van de minderjarige de plaats [plaatsnaam] in Duitsland was. De gedragswetenschapper heeft bij het opstellen van de instemmingsverklaring de informatie uit het verzoekschrift van de GI overgenomen, aldus de advocaat. Het is onjuist dat [voornaam van minderjarige] is gezien op camerabeelden terwijl een diefstal werd gepleegd. Het feit dat dit wordt gezegd is een belediging voor de ouders, want zij laten hun kinderen geen diefstal plegen. Daarnaast wordt beweerd dat [voornaam van minderjarige] aanwezig is geweest toen geld werd opgenomen met een gestolen pinpas, maar [voornaam van minderjarige] weet hier niets van. Ze is niet betrokken bij criminele activiteiten. Ook het feit dat de kinderen verwaarloosd zouden zijn klopt niet. De conclusie van de gedragswetenschapper is dat er zorgen zijn of aan de basale zorg voor [voornaam van minderjarige] wordt voldaan. Deze zorg is ongegrond, en als [voornaam van minderjarige] naar haar tante in Duitsland kan gaan is deze zorg niet meer aan de orde. Ten slotte heeft de advocaat aangegeven dat het lopende DNA-onderzoek niet ziet op de vaststelling van een familierelatie tussen [voornaam van minderjarige] en de ouders, maar op de vaststelling van een familierelatie tussen de ouders en een ander kind uit het gezin van [voornaam van minderjarige] en de vaststelling of het in een auto gevonden bloed van de vader afkomstig is.
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij het telefoonnummer van zijn zus – dat is de tante van [voornaam van minderjarige] uit Duitsland - en zijn ouders heeft doorgegeven, zodat de GI contact met hen kon opnemen. Tot op heden is er geen contact met zijn familie opgenomen. Het verbaast de vader dat er wordt getwijfeld of [voornaam van minderjarige] het kind van hem en de moeder is.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat ze lijdt onder het feit dat ze haar kinderen niet mag zien.

De beoordeling

Ten aanzien van de bevoegdheid
Voor het bepalen van de bevoegdheid van de rechtbank dient gekeken te worden naar artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 1:12 Burgerlijk Wetboek. Nu thans sprake is van een voorlopige voogdijmaatregel dient voor de relatieve bevoegdheid gekeken te worden naar de plaats waar de uitvoerende GI gevestigd is. Uit de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt dat de GI Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering gevestigd te [vestigingsplaats 1] belast is met de voorlopige voogdij over [voornaam van minderjarige] . Daaruit volgt dat de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De GI is ontvankelijk in haar verzoek.
Ten aanzien van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . Plaatsing in een gesloten setting was en is op dit moment noodzakelijk. De vermoedelijke ouders van [voornaam van minderjarige] verblijven nog in detentie en er is tot op heden geen duidelijkheid over de identiteit van [voornaam van minderjarige] , haar mogelijke betrokkenheid bij criminele activiteiten en de verblijfplaats van de tante in Duitsland. Wanneer [voornaam van minderjarige] in een open setting wordt geplaatst, bestaat het risico dat ze wordt opgehaald en daardoor wordt onttrokken aan jeugdhulp. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp in stand laten.
Ten aanzien van het aansluitende verzoek van de GI op grond van artikel 6.1.2. lid 1 van de Jeugdwet.
De GI heeft tevens verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van drie maanden te verlenen. De kinderrechter stelt vast dat er nog veel onduidelijk is over de situatie van [voornaam van minderjarige] . Het is belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt over de familieverhoudingen en de laatste woon- of verblijfplaats van [voornaam van minderjarige] . Er is op dit moment onzekerheid over haar toekomstperspectief en een gesloten plaatsing is niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . Ze wordt ernstig in haar vrijheid beperkt en geconfronteerd met probleemgedrag van personen in haar omgeving. Omdat de kinderrechter behoefte heeft aan aanvullende informatie is op de zitting beslist dat de beslissing op het verzoek wordt aangehouden en zal worden voortgezet op een nader te bepalen dag en tijdstip. Nadien is bepaald dat de behandeling van het verzoek zal worden voortgezet op de zitting van
12 december 2018 om 14:30 uur.
De kinderrechter
verzoekt de GI uiterlijk twee dagen voor de zitting, te weten 10 december 2018, de rechtbank èn de advocaat van [voornaam van minderjarige] , mr. Wouters schriftelijk te informeren over de stand van zaken van het onderzoek inzake de vaststelling van de identiteit van de vermoedelijke ouders van [voornaam van minderjarige] en welke concrete stappen er worden gezet met betrekking de mogelijkheden van plaatsing van [voornaam van minderjarige] in het netwerk. Tenslotte wordt de GI verzocht schriftelijke informatie te geven over de mogelijkheden van contact tussen de vermoedelijke ouders en [voornaam van minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
laat de beslissing d.d. 20 november 2018 in stand;
houdt de beslissing op het aansluitende verzoek van de GI aan tot de zitting van
12 december 2018 om 14:30 uur, welke zitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1;
gelast de griffier [voornaam van minderjarige] en haar advocaat, de ouders en de GI op te roepen voor voornoemde zitting.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2018 door
mr. J.R. van Es-de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.W. Rietveld als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.