ECLI:NL:RBMNE:2018:6776

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1711
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van cliëntenraad door UWV na interne problemen en geschillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2018 uitspraak gedaan over de ontbinding van een cliëntenraad van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De cliëntenraad was ontbonden door UWV vanwege langdurige interne problemen en een crisis binnen de raad. De eisers, waaronder de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), stelden dat de ontbinding niet op een juiste grondslag was gebaseerd, aangezien de regeling voor cliëntenraden alleen voorzag in de ontbinding van individuele leden en niet van de gehele raad. De rechtbank oordeelde echter dat UWV gebruik had gemaakt van een vangnetbepaling in de regeling, die het mogelijk maakte om in uitzonderlijke gevallen de gehele cliëntenraad te ontbinden. De rechtbank concludeerde dat UWV in redelijkheid tot deze beslissing kon komen, gezien de ernstige en duurzame disfunctioneren van de cliëntenraad, die al lange tijd bestond. De rechtbank verklaarde het beroep van de eisers ongegrond en wees de verzoeken om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van goede cliëntenparticipatie en de verantwoordelijkheden van het UWV in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/1711
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2018 in de zaak tussen

1.Federatie Nederlandse Vakbeweging ( FNV ) , te Utrecht , eiseres

2.[eiser sub 2] , te [woonplaats] , eiser

3.[eiser sub 3] , te [woonplaats] , eiser

hierna samen eisers
(gemachtigde: mr. S.N. Ketting),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. R. van Arkel).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], te [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Procesverloop
Bij aparte besluiten van 15 november 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder de cliëntenraad [naam cliëntenraad] ( [naam cliëntenraad] ) met onmiddellijke ingang ontbonden en de leden van [naam cliëntenraad] laten weten dat door de ontbinding hun lidmaatschap van [naam cliëntenraad] is beëindigd.
Bij besluit van 27 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2018. Eiser [eiser sub 2] en eiser [eiser sub 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, die ook eiseres FNV vertegenwoordigt. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] . Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [B] .
Overwegingen
1.1
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten. Verweerder dient op grond van artikel 7 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) een regeling vast te stellen die gericht is op de realisatie en vormgeving van adequate cliëntenparticipatie op zowel centraal als decentraal niveau bij de uitvoering van zijn wettelijke taken. Verweerder heeft dit uitgewerkt in de Regeling cliëntenparticipatie UWV 2012 (de Regeling). De Regeling is per 30 maart 2018 ingetrokken.
1.2
In deze zaak is de Regeling van toepassing, omdat het bestreden besluit van voor de datum van de intrekking van de Regeling is. Op grond van de Regeling is er één centrale cliëntenraad. Daarnaast hebben alle elf Uwv-districten een eigen cliëntenraad, die bestaat uit zestien leden. Alle leden van de cliëntenraad zijn zelf cliënt van Uwv, ontvangen een uitkering of staan als werkzoekende ingeschreven en zijn woonachtig in het district. De werving en voordracht van nieuwe leden wordt gedaan door belangenorganisaties, zoals vakbonden, patiënten- en cliëntenorganisaties. De cliëntenraden denken gevraagd en ongevraagd mee met Uwv, geven advies en kunnen gebruik maken van het initiatiefrecht, het adviesrecht en het informatierecht.
2. [naam cliëntenraad] is een van deze decentrale cliëntenraden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de ontbinding van [naam cliëntenraad] en de beëindiging van het lidmaatschap van de leden van [naam cliëntenraad] gehandhaafd. Verweerder legt hieraan ten grondslag dat binnen [naam cliëntenraad] door interne problemen
een onwerkbare en onwenselijke situatie is ontstaan. Er is al te lang sprake van een niet-
functionerende cliëntenraad en er bestaat met de huidige samenstelling van [naam cliëntenraad] geen perspectief op verbetering van het functioneren van [naam cliëntenraad] .
3. Op de zitting hebben eisers hun grond dat het bestreden besluit niet in goed overleg met de centrale cliëntenraad tot stand zou zijn gekomen en hun verzoek om schadevergoeding ingetrokken. Deze onderwerpen worden daarom niet in de uitspraak beoordeeld.
4. Eisers voeren aan dat de Regeling geen grondslag biedt voor ontbinding van de gehele cliëntenraad. Artikel 9 van de Regeling geeft echter een limitatieve opsomming van hoe het lidmaatschap van individuele leden kan eindigen. Daarmee voorziet de Regeling volgens eisers in een mogelijkheid voor het beëindigen van het lidmaatschap van individuele disfunctionerende leden. Eisers voeren verder aan dat verweerder ook op grond van artikel 18, vierde lid, van de Regeling niet de bevoegdheid heeft om tot ontbinding van een gehele cliëntenraad over te gaan. Deze bepaling is namelijk alleen bedoeld voor gevallen waarin de Regeling niet voorziet. Artikel 18, vierde lid, van de Regeling kan daarom niet gebruikt worden om de gehele cliëntenraad te ontbinden.
5. De rechtbank stelt vast dat alleen de mogelijkheid tot beëindiging van het lidmaatschap van individuele leden is opgenomen in de Regeling. Voor de ontbinding van de gehele cliëntenraad is geen specifieke bepaling opgenomen. In artikel 18, vierde lid, van de Regeling is echter wel een zogenoemde vangnetbepaling opgenomen. Hierin staat dat in gevallen waarin deze regeling niet voorziet verweerder beslist in goed overleg met de centrale cliëntenraad. Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze vangnetbepaling de bevoegdheid aan verweerder om de gehele cliëntenraad te ontbinden, nu daar in de Regeling verder niet in is voorzien. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eisers voeren verder aan dat verweerder niet in redelijkheid tot het besluit tot ontbinding van [naam cliëntenraad] kon komen. Er was zowel met de leden als de achterbanorganisaties een duidelijk traject afgesproken in het document “ […] ”. De in het kader van dit traject ingeschakelde procesbegeleider is buiten de gemaakte afspraken getreden. Vervolgens kon verweerder niet besluiten om het ingezette traject te staken. Verweerder heeft zich hiermee niet aan de gemaakte afspraken gehouden.
7.1
De rechtbank overweegt dat vaststaat dat er al langere tijd sprake is van ernstig verstoorde verhoudingen binnen [naam cliëntenraad] . De eerste e-mailberichten hierover zijn uit 2015, waarin ook al melding wordt gemaakt van eerdere problemen. In januari 2016 is door de voorzitter van [naam cliëntenraad] na gesprekken met alle leden een nota van bevindingen opgesteld met betrekking tot het functioneren van de cliëntenraad. Hieruit blijkt dat er sprake is van een ontwrichte situatie en een onwenselijke sfeer, waarin mensen zich niet veilig voelen om hun standpunt naar voren te brengen. In een extra raadsvergadering van [naam cliëntenraad] is vervolgens aan de orde geweest of de raadsleden door willen in de huidige samenstelling, al dan niet met mediation, of dat zij vrijwillig hun zetel af willen staan. Er is door de leden gekozen om door te gaan, maar er is ook na een stemming overgegaan tot het in gang zetten van een procedure om het lidmaatschap van een van de leden van [naam cliëntenraad] te beëindigen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een uitspraak van de adviescommissie om het lidmaatschap van dit lid in stand te houden. Gelet op de duurzame problemen van [naam cliëntenraad] heeft de adviescommissie echter wel geadviseerd om een tijdelijke, onafhankelijke externe voorzitter te benoemen, waarbij de cliëntenraad haar werkzaamheden opschort tot aan deze benoeming.
7.2
Ook is de situatie binnen [naam cliëntenraad] meerdere malen aan de orde gesteld binnen de centrale cliëntenraad en besproken met de diverse achterbanorganisaties. Omdat dit de problemen niet heeft opgelost, is door verweerder op 20 oktober 2016 besloten om met onmiddellijke ingang de werkzaamheden van [naam cliëntenraad] op te schorten en de gehele cliëntenraad te schorsen.
7.3
Vervolgens heeft [naam cliëntenraad] in het document “ […] ” procesafspraken gemaakt om de cliëntenraad weer zelfstandig te laten functioneren en daarvoor de periode tussen december 2016 en juni 2017 te gebruiken. Hiervoor heeft [naam cliëntenraad] een onafhankelijke procesbegeleider gekozen die ook als externe voorzitter van [naam cliëntenraad] optreedt. In zijn rapport van 2 januari 2017 heeft deze procesbegeleider, na gesprekken met alle leden, aangegeven dat in zijn optiek alle leden van [naam cliëntenraad] niet competent zijn om een cliëntenraad te vormen. Naar aanleiding van het rapport zijn er drie opties voorgelegd aan partijen. De eerste optie is ontbinding van de cliëntenraad en het installeren van een nieuwe raad. De tweede optie is dat van drie leden het lidmaatschap wordt opgezegd en wordt doorgegaan met de rest. De laatste optie is het doorgaan met de gehele raad onder leiding van een procesbegeleider. Na uitvoerige discussie is vervolgens in een bespreking met de achterbanorganisaties op 3 augustus 2017 voorgesteld om de huidige raad te ontbinden en een nieuwe raad te vormen. Eiseres FNV was de enige achterbanorganisatie die verder wilde met de gehele raad. Daarna gaat op 26 oktober 2017 een voornemen tot ontbinding van [naam cliëntenraad] uit, uiteindelijk gevolgd door het primaire besluit van 15 november 2017 tot ontbinding van [naam cliëntenraad] .
7.4
De rechtbank ziet dan ook gelet op het geschetste tijdsverloop en de beschreven stappen dat verweerder niet lichtvaardig tot het bestreden besluit is gekomen. Uit de stukken blijkt dat de verhoudingen binnen [naam cliëntenraad] zodanig verslechterd zijn dat een niet-werkbare en onhoudbare situatie is ontstaan. Verweerder heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat [naam cliëntenraad] wegens ernstig en duurzaam disfunctioneren niet langer in staat is de gemeenschappelijke belangen van de cliënten van verweerder te behartigen. Voor zover eisers betogen dat ontbinding in redelijkheid niet kan, omdat verweerder zich niet aan de gemaakte afspraken in het document “ […] ” gehouden heeft, overweegt de rechtbank dat er ruimte was in deze afspraken. Na de nulmeting diende de procesbegeleider immers met een plan van aanpak komen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat er gezien de alarmerende inhoud van het rapport van de procesbegeleider alle aanleiding was om niet verder te gaan met de huidige samenstelling van [naam cliëntenraad] . Gelet op de voorgeschiedenis en de patstelling die is ontstaan, komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid de cliëntenraad heeft kunnen ontbinden. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. R. in 't Veld, voorzitter, en mr. drs. S. Lanshage en mr. J. Wolbrink, leden, in aanwezigheid van mr. M. Knoop, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.