ECLI:NL:RBMNE:2018:6690

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
6706056 / LC EXPL 18-651
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en wanprestatie in een civiele procedure

In deze civiele procedure vordert Erdo Projecten B.V. betaling van een aantal facturen van [gedaagde] voor geleverde materialen en uitgevoerde werkzaamheden. De zaak betreft een geschil over de betaling van facturen die Erdo heeft gestuurd voor loodgieters-, elektra- en bouwmaterialen die zijn geleverd aan een klant van [gedaagde]. Erdo stelt dat [gedaagde] heeft aangegeven de facturen te zullen betalen, maar dat deze onbetaald zijn gebleven. [gedaagde] voert verweer en stelt dat Erdo haar verplichtingen niet is nagekomen, wat leidt tot een tegenvordering van [gedaagde] voor herstelwerkzaamheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Erdo onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door haar gevorderde bedragen, met name voor de gewerkte uren. De rechter oordeelt dat [gedaagde] de facturen voor materialen moet betalen, maar dat de vordering voor de gewerkte uren niet toewijsbaar is vanwege gebrek aan onderbouwing. De rechter wijst de vordering van [gedaagde] in reconventie af, omdat deze niet is onderbouwd. Uiteindelijk wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een bedrag aan Erdo, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, terwijl de proceskosten worden gecompenseerd.

Het vonnis is uitgesproken op 3 oktober 2018 door de kantonrechter J.M. van Wegen en betreft een civiele procedure in Lelystad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 3 oktober 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6706056 / LC EXPL 18-651 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ERDO PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Haarlem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie, hierna ook te noemen: Erdo,
gemachtigde mr. W. Haasdijk,
tegen
[gedaagde],
(mede) h.o.d.n. [bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie, hierna ook te noemen: [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 mei 2018
  • de comparitie van partijen op 4 september 2018 waarvan de griffier schriftelijke aantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie

2.1.
Erdo heeft in opdracht van [gedaagde] loodgieters-, elektra- en diverse bouwmaterialen geleverd alsmede loodgieterswerk en diverse werkzaamheden verricht in een woning van een klant van [gedaagde] , de heer [A] .
2.2.
Op 20 september 2017 schrijft Erdo aan [gedaagde] per e-mail :
“Hierbij sturen wij twee facturen voor geleverde materialen op [adres] in [woonplaats] .
- elektramaterialen
- overigen bouwmaterialen
Ik herinner dat vorige facturen zijn nog niet betaald. Betaling is binnen 7 dagen.”
2.3.
Op 22 september 2017 heeft [gedaagde] aan Erdo per e-mail bericht:
“[..] Facturen zullen worden overgeboekt zoals afgesproken. [..] Tevens wil ik aanstaande Dinsdag een afspraak met jou inplannen om de uren door te spreken en te kijken of we bij elkaar kunnen komen qua uren en bedrag. Graag hoor ik welk tijdstip jouw schikt. [..]”.
2.4.
Op 9 oktober 2017 heeft [gedaagde] aan Erdo per aangetekende post een sommatie gestuurd met als bijlage een gebrekenlijst en zij heeft Erdo daarin bevestigd dat op 13 september 2017 een onderhoud heeft plaatsgevonden tussen [gedaagde] , de heer [A] en Erdo waarin de wanprestatie van Erdo is besproken en/of de door haar ingehuurde personen. [gedaagde] heeft Erdo gesommeerd om binnen zeven dagen haar verplichtingen jegens [gedaagde] en haar opdrachtgever na te komen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Erdo vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 7.953,97 aan hoofdsom vermeerderd met € 271,36 aan wettelijke handelsrente en € 919,62 aan incassokosten alsmede de wettelijke handelsrente vanaf 1 maart 2018 over de hoofdsom met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert samengevat - veroordeling van Erdo , tot betaling van
€ 13.945,--.
3.5.
Erdo voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Erdo heeft de betaling gevorderd van een vijftal facturen voor geleverde materialen en uitgevoerde werkzaamheden. Volgens Erdo heeft de partner van [gedaagde] steeds aangegeven te zullen betalen, maar ondanks aanmaningen zijn de facturen onbetaald gebleven.
4.2.
Voor zover Erdo met haar stelling dat [gedaagde] steeds heeft aangegeven de facturen te zullen betalen, heeft willen aanvoeren dat [gedaagde] de vordering heeft erkend, wordt als volgt overwogen. Uit het door [gedaagde] gevoerde verweer, heeft de kantonrechter opgemaakt dat [gedaagde] verweer voert tegen de hoogte van de in enkele facturen genoemde bedragen waarbij arbeidsuren in rekening worden gebracht. Uit de door Erdo in het geding gebrachte schriftelijke stukken, volgt ook dat [gedaagde] daar waar zij aangeeft de facturen te zullen betalen, dit betrekking heeft op de facturen waarbij aan haar materialen in rekening zijn gebracht. De e-mail van 22 september 2017 (r.o. 2.3.) van [gedaagde] aan Erdo waarin zij aangeeft “facturen zullen worden overgeboekt” is immers een reactie op de e-mail van 20 september 2017 (r.o. 2.2.) van Erdo waarbij zij twee facturen voor materialen aan [gedaagde] heeft gestuurd. In de hiervoor aangehaalde e-mail van 22 september 2017 geeft [gedaagde] ook uitdrukkelijk aan dat zij een afspraak met Erdo wil inplannen om de uren door te spreken om te kijken of zij bij elkaar kunnen komen wat betreft het aantal uren en het bedrag. Hieruit volgt dat [gedaagde] de hoogte van de facturen waarin bij haar arbeidsuren in rekening zijn gebracht betwist en zij derhalve niet heeft erkend deze te zullen voldoen. Derhalve is niet reeds om deze reden de vordering van Erdo toewijsbaar.
4.3.
[gedaagde] heeft verder als verweer aangevoerd dat Erdo de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en dat zij dit bij brief van 9 oktober 2017 aan Erdo heeft laten weten en haar heeft gesommeerd om haar verplichtingen na te komen. [gedaagde] beroept zich derhalve op wanprestatie aan de zijde van Erdo. Volgens Erdo was de opdrachtgever van [gedaagde] wel tevreden en wilde hij door met de volgende werkzaamheden. Met betrekking tot de vraag of er slecht werk is geleverd door Erdo, nemen partijen derhalve tegenovergestelde standpunten in. De beantwoording van de vraag of er slecht werk is geleverd en Erdo tekort is geschoten in haar verplichtingen, zal echter buiten de beoordeling blijven omdat [gedaagde] aan haar verweer dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van Erdo geen rechtsgevolgen heeft verbonden. Kennelijk huldigt [gedaagde] de opvatting dat indien sprake is van wanprestatie van Erdo, de vordering van Erdo niet (meer) hoeft te worden voldaan. Een dergelijke rechtsregel kent het Nederlandse recht niet. Om kwijtgescholden te kunnen worden van de betaling van de facturen had [gedaagde] in of buiten rechte de overeenkomst met Erdo geheel of gedeeltelijk moeten ontbinden. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] buiten rechte de overeenkomst heeft ontbonden en evenmin heeft zij in onderhavige procedure in reconventie de ontbinding van de overeenkomst met Erdo gevorderd. [gedaagde] heeft weliswaar in reconventie een vordering ingediend van € 13.945,-- terzake van door haar uitgevoerde herstelwerkzaamheden, maar [gedaagde] heeft deze vordering in het geheel niet onderbouwd met bijvoorbeeld schriftelijke bescheiden waaruit blijkt of, en zo ja hoeveel, arbeidsuren benodigd zijn geweest om de vermeende slecht uitgevoerde werkzaamheden te herstellen. Volgens [gedaagde] heeft zij een derde partij moeten inhuren om de electriciteitswerkzaamheden af te maken, maar ook daarvan zijn geen bescheiden in het geding gebracht.
4.4.
Hetgeen hiervoor is overwogen betekent dat [gedaagde] de facturen van Erdo in beginsel dient te betalen. Tegen de hoogte van de facturen waarbij aan [gedaagde] materialen in rekening zijn gebracht, heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Dit betreft de factuur van 22 augustus 2017 van € 1.131,35, de factuur van 18 september 2017 van € 340,-- en de factuur van 19 september 2018 van € 1.222,62. Terzake van deze laatste factuur heeft [gedaagde] weliswaar aangevoerd dat de bedragen die in de factuur in rekening zijn gebracht terzake van bij Bouwmaat aangeschafte materialen, reeds zijn betaald, maar dat is door Erdo betwist en vervolgens heeft [gedaagde] haar verweer op dit punt niet onderbouwd. Derhalve kan er niet van worden uitgegaan dat [gedaagde] een deel van die factuur heeft voldaan. Terzake van in rekening gebrachte materialen is derhalve een bedrag van in totaal € 2.693,97 toewijsbaar.
4.5.
Door middel van de facturen van 29 augustus 2017 en 1 oktober 2017 heeft Erdo in totaal € 5.260,-- in rekening gebracht voor gewerkte uren. In de factuur van 29 augustus 2017 is het aantal uren niet genoemd, maar uitsluitend de omschrijving
“Aanbrengen compleet nieuwe loodgieterwerk installatie water, gas en afvoerleidingen”.In de factuur van 1 oktober 2017 heeft Erdo 176 uren à € 25,-- in rekening gebracht. [gedaagde] heeft de hoogte van deze facturen gemotiveerd betwist en aangevoerd dat de gewerkte uren niet kloppen en aan gewerkte manuren maximaal een bedrag van € 1.000,-- in rekening kan worden gebracht. Tijdens de comparitie van partijen heeft Erdo, op vragen van de kantonrechter, enkel aangegeven dat zij de uren bijhield in haar agenda, zij de agenda met [gedaagde] heeft doorgenomen, [gedaagde] daarvan dus op de hoogte was - hetgeen door [gedaagde] is betwist - en ook de opdrachtgever van [gedaagde] alles heeft gezien. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Erdo aldus haar vordering op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , onder meer door een verklaring van haar opdrachtgever in het geding te brengen die aangeeft dat er teveel uren zijn gedeclareerd, had Erdo inzicht moeten geven in het volgens haar gemaakte aantal manuren, door bijvoorbeeld werkbriefjes in het geding te brengen Dit heeft zij in het geheel niet gedaan. Om die reden kan aan bewijslevering niet worden toegekomen. Gelet op voorgaande zal het door [gedaagde] niet betwiste bedrag aan manuren van € 1.000,-- worden toegewezen. Bij gebreke van een onderbouwing zal het restant gevorderde worden afgewezen.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de vordering van Erdo voor een bedrag van in totaal
€ 3.693,97 toewijsbaar.
4.7.
De vordering terzake van de wettelijke handelsrente zal, gelet op de toewijsbare hoofdsom, worden toegewezen voor een bedrag van € 126,21. De verdere wettelijke handelsrente is toewijsbaar over een bedrag van € 3.693,97 vanaf 1 maart 2018 tot de voldoening.
4.8.
De vordering terzake van de buitengerechtelijke kosten is, nu gebleken is dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, eveneens toewijsbaar met dien verstande dat gelet op het wettelijke tarief en de toewijsbare hoofdsom een bedrag van
€ 494,40 toewijsbaar is.
4.9.
Nu partijen elk op enige onderdelen in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
in reconventie
4.10.
De vordering van [gedaagde] van € 13.945,-- zal, bij gebreke van een onderbouwing en gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 4.3. is overwogen, worden afgewezen.
4.11.
[gedaagde] dient als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Nu evenwel in reconventie geen noemenswaardig meerwerk is verricht, zullen deze kosten op nihil worden gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
- veroordeelt [gedaagde] om aan Erdo te betalen een bedrag van
€ 4.314,58 vermeerderd met de wettelijke handelsrente over een bedrag van
€ 3.693,97 vanaf 1 maart 2018 tot de dag van voldoening;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op de dag van de uitspraak aan de zijde van Erdo begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2018.