ECLI:NL:RBMNE:2018:6671

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
7010053 \ AC EXPL 18-1916
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vennoot voor schulden van de v.o.f. na overname van de onderneming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De eiseres vorderde een bedrag van € 595,19 van de gedaagde, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De eiseres stelde dat de gedaagde toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van een overeenkomst, omdat hij het verschuldigde bedrag ondanks sommaties niet had betaald. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat hij niet persoonlijk aansprakelijk was, omdat de overeenkomst was afgesloten door een vennootschap onder firma (v.o.f.) waarvan hij en een coöperatie de vennoten waren. Hij stelde dat de v.o.f. niet meer bestond en dat de onderneming was voortgezet door de coöperatie, die inmiddels ook niet meer bestond.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als voormalig vennoot van de v.o.f. persoonlijk aansprakelijk bleef voor de schulden van de v.o.f., ook al was de onderneming overgenomen. De rechter stelde vast dat de eiseres niet had ingestemd met een eventuele schuldovername, waardoor de schuld bij de v.o.f. bleef en de gedaagde persoonlijk aansprakelijk was. De kantonrechter wees de vordering van de eiseres in zijn geheel toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De proceskosten werden begroot op € 772,23, inclusief het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 7010053 AC EXPL 18-1916 VR/1331
Vonnis van 31 oktober 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V., mede handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Van Arkel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 27 juni 2018, met daarin opgenomen de neerslag van het mondelinge antwoord van [gedaagde]
- de conclusie van repliek.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna niet voor dupliek geconcludeerd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] te voldoen € 595,19 (bestaande uit € 507,48 aan hoofdsom, € 11,59 aan rente tot en met 10 april 2018 en € 76,12 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 11 april 2018 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres] dat [gedaagde] jegens [eiseres] toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door het verschuldigde bedrag ondanks sommaties onbetaald te laten.
[eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiseres] de vordering uit handen heeft moeten geven.
2.3.
[gedaagde] heeft geantwoord dat hij niet persoonlijk kan worden aangesproken. De overeenkomst waarvan nakoming wordt gevorderd, is afgesloten door een vennootschap onder firma, waarvan hij en een coöperatie de vennoten waren. De vennootschap onder firma bestaat niet meer. De onderneming ervan is voortgezet door de coöperatie. Die bestaat intussen ook niet meer. Maar [gedaagde] persoonlijk is dus niet aansprakelijk.
2.4.
[eiseres] heeft naar aanleiding van dit verweer bij conclusie van repliek gesteld dat haar niets bekend is van de voortzetting van de onderneming van de vennootschap onder firma door een coöperatie. Voor de schuld van de vennootschap onder firma – die nog steeds bestaat – kan [gedaagde] als voormalig vennoot persoonlijk aansprakelijk gehouden worden.
2.5.
Met de nadere stellingen van [eiseres] in de conclusie van repliek is het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer voldoende weerlegd. Juridisch klopt het precies wat [eiseres] betoogt. Ook als de onderneming van de vennootschap onder firma destijds is overgenomen door een coöperatie, blijven de schulden bij de vennootschap onder firma. En daarvoor is [gedaagde] persoonlijk aan te spreken. Als [gedaagde] bedoeld heeft dat de coöperatie ook schulden van de vennootschap onder firma heeft willen overgenomen, blijft de uitkomst dezelfde. Met de overneming van een schuld moet de schuldeiser ( [eiseres] ) meewerken/instemmen. Uit wat [eiseres] schrijft (dat zij niet wist van een overneming), volgt dat zij niet heeft meegewerkt met een overname van schulden. En dan blijft de schuld bij de vennootschap onder firma, terwijl [gedaagde] ook persoonlijk aansprakelijk is voor diezelfde schuld. [gedaagde] heeft niet weersproken dat [eiseres] niet heeft ingestemd met de schuldoverneming. Dat staat dus vast, met als uitkomst dat vordering, waarvan de omvang niet is betwist, helemaal wordt toegewezen.
2.6.
[gedaagde] verliest de procedure en moet de kosten ervan dragen. Aan de kant van [eiseres] begroot de kantonrechter die kosten op € 96,23 (dagvaarding en recherche), € 476,- (griffierecht) en € 200,- (salaris, twee punten tegen het tarief van € 100,-). Samen is dat € 772,23.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 595,19 met de wettelijke handelsrente over € 507,48 vanaf 11 april 2018 tot de voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 772,23, waarin begrepen € 200 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R,J, Verschoof, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.