Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 juli 2017 waarbij een comparitie na antwoord is gelast
- de akte houdende wijziging van eis, althans vermeerdering van eis van de curator
- het proces-verbaal van comparitie van 27 november 2017
- de akte houdende producties tevens uitlating wijziging eis van gedaagden
- de conclusie van repliek van de curator
- de conclusie van dupliek van gedaagden
- de akte uitlating producties van de curator.
2.De beoordeling
1.Wie zijn de partijen?
2.Wat de curator eist na wijziging/vermeerdering van zijn eis
- De curator beroept zich tegenover [gedaagde sub 3] op bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:248 BW). Hij eist een verklaring voor recht dat van bestuurdersaansprakelijkheid sprake is, een schadevergoeding die hij begroot op het faillissementstekort en een voorschot van € 99.000 op die schadevergoeding. Dit zijn de eisen onder I, VII en VIII.
- De curator beroept zich tegenover [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] op een onrechtmatig daad (art. 6:162 BW). Hij eist een verklaring voor recht dat van een onrechtmatige daad sprake is, een schadevergoeding die hij begroot op het faillissementstekort en een voorschot van € 99.000 op die schadevergoeding. Dit zijn de eisen onder VI, VII en VIII.
- Daarnaast beroept de curator zich tegenover [gedaagde sub 1] op ongerechtvaardigde verrijking. Hij eist een verklaring voor recht dat van ongerechtvaardigde verrijking sprake is, een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] op die grondslag schadeplichtig is en een schadevergoeding die hij ‘voorlopig’ begroot op het faillissementstekort. Dit zijn de eisen II, III en IV.
- Ten slotte vordert de curator van [gedaagde sub 1] een betaling van € 9.658,04 plus btw, wegens het inlenen van personeel van [bedrijfsnaam 2] na de faillietverklaring. Dit is eis V.
- Tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] beroept de curator zich op vernietiging (art. 42 Fw) van de cessie van een vordering op [gedaagde sub 1] van € 232.661. Het gaat om een cessie door [bedrijfsnaam 2] aan [gedaagde sub 2] . Dat doet de curator in combinatie met een beroep op de vernietiging (art. 54 Fw) van de verrekening van die gecedeerde vordering in de rekening-courantverhouding tussen [gedaagde sub 2] en [bedrijfsnaam 2] . Dit zijn de eisen IX en XI.
- De andere subsidiaire vorderingen zijn tegen alleen [gedaagde sub 1] ingesteld. De eerste daarvan is een verklaring voor recht dat de verrekening in de rekening-courantverhouding op 31 mei 2016 rechtsgeldig is vernietigd op grond van art. 42 Fw. Het gaat om een vordering van [bedrijfsnaam 2] op [gedaagde sub 1] van ruim € 52.582,36 die op 31 mei 2016 is opgenomen in de rekening-courantverhouding tussen [gedaagde sub 1] en [bedrijfsnaam 2] . Door die opname in de rekening-courantverhouding is die vordering verrekend en bestaat zij niet meer. Dit is eis X.
- De tweede subsidiaire vordering tegen alleen [gedaagde sub 1] komt neer op een verklaring voor recht dat de overdracht door [bedrijfsnaam 2] aan [gedaagde sub 1] van het project [bedrijfsnaam 3] rechtsgeldig is vernietigd (art. 42 Fw) en veroordeling van [gedaagde sub 1] tot teruglevering van het project of, als dat niet meer kan, tot schadevergoeding. Dit zijn de eisen XII en XIII.
3.Slagen de bezwaren van gedaagden tegen de eiswijziging/-vermeerdering? Nee
4.De verdere structuur van dit vonnis
5.Geldt een wettelijk vermoeden van onbehoorlijk bestuur door [gedaagde sub 3] ? Nee
bij het niet failliete [gedaagde sub 2]sprake is van jaarrekeningen die sinds het boekjaar 2012 niet door de algemene vergadering van aandeelhouders zijn vastgesteld. De curator stelt dat tegen deze achtergrond getwijfeld mag worden aan de jaarcijfers van [bedrijfsnaam 2] , omdat de curator op deze manier niet kan vaststellen of de cijfers van [bedrijfsnaam 2] aansluiten op die van [gedaagde sub 2] . De curator vindt dat het wettelijk bewijsvermoeden dan toch van toepassing behoort te zijn.
6.Het document- [B]
- ‘100-150k extra geld regelen’
- ‘CWI procedure moet voor 75% lukken’
- ‘Crediteuren meegaan’
7.Onvoldoende doorbelasting van kosten (onregelmatigheid 1)
- Gedaagden stellen niet dat het bedrag is verhoogd na april 2013, of dat dit zelfs maar is overwogen. Gedaagden stellen ook niet dat ooit is onderzocht (doorgerekend) of het bedrag van € 32,50 (nog) toereikend was.
- Het document- [B] legt een verband tussen de te lage doorbelasting van de kosten en de winst bij [gedaagde sub 1] . Gedaagden hebben geen andere oorzaken van die winst genoemd.
- In het Commitment Plan 2016 staat dat indirecte kosten bij [gedaagde sub 1] niet worden berekend, maar wel bij [bedrijfsnaam 2] . Gedaagden hebben in deze procedure geen verklaring gegeven voor dit feit en voor de rest niet tegengesproken dat dergelijke kosten niet zijn verwerkt in het bedrag van € 32,50 per uur. Gedaagden volstaan met het verweer dat dit plan niet meer is dan een ruwe schets en dat het niet alle relevante boekhoudkundige mutaties bevat. Gedaagden concluderen dat uit het plan niet kan worden afgeleid dat de kosten in de groep onvoldoende zijn gealloceerd.
9.Overheveling van het project [bedrijfsnaam 3] van [bedrijfsnaam 2] naar [gedaagde sub 1] (onregelmatigheid 3)
15.Onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] ? De primaire vorderingen onder VI, VII en VIII
- het door de moedermaatschappij zo structureren van de groep dat de kosten vielen in één dochtermaatschappij en de opbrengsten bij een andere dochtermaatschappij
- het niet doorbelasten van kosten door de dochtermaatschappij aan haar zustervennootschap
- en het op ieder moment door de moedermaatschappij kunnen eindigen van de dekking van de tekorten die daardoor in de dochtermaatschappij ontstonden.
veronderstellenderwijsvan uitgaat dat [bedrijfsnaam 2] na 2013 alleen nog interne opdrachten verkreeg, ontstaat er een tweedeling tussen de schuldeisers:
- Dat zijn enerzijds de schuldeisers die een vordering verkregen voor of in 2013. Zij kunnen zich niet beroepen op een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] , die erop neer zou komen dat [gedaagde sub 2] toestond of bewerkstelligde dat [bedrijfsnaam 2] langzaam leegbloedde door onvoldoende doorbelasting van haar kosten aan [gedaagde sub 1] . Deze onvoldoende doorbelasting werd toen nog gecompenseerd door eigen opdrachten van [bedrijfsnaam 2] .
- Dat zijn anderzijds de schuldeisers die een vordering verkregen na 2013. Zij kunnen zich wel beroepen op een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] , in de genoemde zin, omdat er geen compensatie meer was van de onvoldoende doorbelasting van kosten.
16.Onrechtmatige daad van [gedaagde sub 1] ? De primaire vorderingen onder VI, VII en VIII
ongerechtvaardigdeverrijking is dus geen sprake. Daarop stranden de vorderingen onder II, III en IV.