ECLI:NL:RBMNE:2018:662

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 februari 2018
Publicatiedatum
21 februari 2018
Zaaknummer
16/652036-17; 16/652278-17; 16/652492-17; 16/652767-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor meerdere vermogensdelicten, verboden wapenbezit en openlijke geweldpleging

Op 20 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van zes strafbare feiten, waaronder diefstal, verduistering, verboden wapenbezit en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij rekening is gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte. De zaak kwam ter terechtzitting op 6 februari 2018, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het stelen van een paar handschoenen en het openlijk geweld plegen tegen een auto. De rechtbank achtte de werkstraf van 40 uren en de voorwaardelijke jeugddetentie van 3 weken passend, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €154,02 aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/652036-17; 16/652278-17; 16/652492-17; 16/652767-17 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 6 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. B. Nitrauw, en van hetgeen verdachte en mr. M.K.J. Dikkerboom, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij, [benadeelde partij] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/652036-17
1 primairop 5 januari 2017 te [woonplaats] samen met een ander een paar handschoenen heeft gestolen, waarbij zij dat paar handschoenen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak of verbreking;
1 subsidiair:op 5 januari 2017 te [woonplaats] samen met een ander heeft geprobeerd goederen uit een buddyseat van een scooter weg te nemen, door de buddyseat open te breken en goederen uit de buddyseat te pakken;
2:in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 5 januari 2017 te [woonplaats] een OV-chipkaart, die hij als houder onder zich had, heeft verduisterd;
3:hij op 5 januari 2017 te [woonplaats] een vlindermes voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/652278-17
primair:op 16 december 2016 te [woonplaats] in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen een personenauto, door tegen deze auto te schoppen en te slaan;
subsidiair:op 16 december 2016 te [woonplaats] een personenauto heeft vernield;
parketnummer 16/652492-17
hij op 20 april 2017 te [woonplaats] een elektrisch stroomstootwapen voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/652767-17
hij op 19 juni 2017 te [woonplaats] een vals kenteken heeft aangebracht op een scooter.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de volgende tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen:
 het onder parketnummer 16/652036-17 onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde;
 het onder parketnummer 16/652278-17 primair tenlastegelegde;
 het onder parketnummer 16/652492-17 tenlastegelegde;
 het onder parketnummer 16/652767-17 tenlastegelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de volgende feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen:
 het onder parketnummer 16/652036-17 onder feit 1 subsidiair en feit 3 tenlastegelegde;
 het onder parketnummer 16/652492-17 tenlastegelegde;
 het onder parketnummer 16/652767-17 tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van het onder parketnummer 16/652036-17 onder feit 1 primair tenlastegelegde vrij te spreken, aangezien verdachte voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hijzelf de eigenaar was van de betreffende handschoenen.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van het onder parketnummer 16/652036-17 onder feit 2 tenlastegelegde vrij te spreken, aangezien verdachte niet de intentie had zich de OV-chipkaart toe te eigenen.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte van het onder parketnummer 16/652278-17 primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken, aangezien verdachte heeft verklaard dat hij niet bij het slaan/schoppen tegen de auto aanwezig was. In het dossier bevindt zich onvoldoende bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
parketnummer 16/652036-17 [1]
feit 1 primair
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 5 januari 2017 omstreeks 19:00 uur de snorfiets van zijn vader, merk Piaggio type Zip kleur zwart, met kenteken [kenteken] , in de stalling aan de [straatnaam] te [woonplaats] heeft gestald. Toen hij omstreeks 22:00 uur diezelfde dag terugkwam bij zijn snorfiets, zag hij dat de buddy gedeeltelijk ontzet was. [2] Hij zag dat het zadel van de buddy opengetrokken was en dat het slot van de buddy daardoor was ontzet. Hij zag vervolgens dat er een paar handschoenen van het merk Nike uit de buddy was weggenomen. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] zag, toen hij op 5 januari 2017 omstreeks 21:20 uur voorbij de [straatnaam] liep, [verdachte] en [C] bij een zwarte Piaggio Zip staan. Hij zag dat de buddyseat van deze scooter geopend was. Hij zag dat zowel [verdachte] als [C] in de buddyseat aan het rommelen waren. Hij zag dat zij spullen uit de buddyseat pakten en deze weer [4] teruglegden. Hij hoorde van zijn collega dat de zwarte Piaggio Zip op naam stond van: [5] [benadeelde partij] . Op het bureau zag hij dat zijn collega’s bezig waren met de insluiting van [verdachte] . Hij zag dat er verschillende goederen op de inschrijfbalie lagen, waaronder een paar zwarte Nike handschoenen. Omstreeks 22:15 uur hoorde hij dat er een jongen aan de balie stond die aangifte wilde doen van vernielingen in zijn scooter. Deze jongen had aan zijn collega verteld dat zijn buddyseat was opengebroken en dat er een paar zwarte Nike handschoenen uit was gestolen. Verbalisant zag dat de aangever op zijn telefoon een paar zwarte Nike handschoenen liet zien met een wit Nike teken op de bovenzijde (rugzijde) van de handschoen. Hij zag op de foto dat er ook rubber nopjes op de vingers van de handschoen zaten. Hij heeft hierna in de fouilleringszak van [verdachte] gekeken. Hij zag dat de zwarte Nike handschoenen die tijdens de insluitingsfouillering bij [verdachte] werden aangetroffen identiek waren aan de handschoenen die zijn weggenomen uit de buddyseat. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de buddyseat van de scooter met kenteken [kenteken] defect was. Hij zag dat het bevestigingspunt aan het zadelgedeelte kapot was. Hij kon duidelijk zien dat het slot verbroken was. [7]
feit 2
Bij de insluiting in het arrestantencomplex op 6 januari 2017 werd bij verdachte [verdachte] een OV-chipkaart aangetroffen op naam van [slachtoffer 2] . [8]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft op 7 januari 2017 verklaard dat zij ongeveer twee à drie maanden geleden haar OV-chipkaart kwijt is geraakt. Zij heeft op 1 oktober 2016 een nieuwe OV-chipkaart aangevraagd. Zij is ongeveer twee à drie maanden geleden aan het chillen geweest met [verdachte] . [voornaam van verdachte] kent haar en als hij haar chipkaart heeft gevonden had hij contact met haar kunnen opnemen. Dat heeft hij niet gedaan. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de OV-chipkaart van [slachtoffer 2] heeft gevonden en dat hij deze in zijn portemonnee heeft gestopt. Hij had destijds haar telefoonnummer. [10]
feit 3
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
 de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 februari 2018; [11]
 een geschrift, te weten: ‘Juridische beschrijving voor dit wapen’ d.d. 6 januari 2017. [12]
parketnummer 16/652278-17 [13]
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op vrijdag 16 december 2016 omstreeks 22:35 uur vier jongens zag. Hij herkende alleen [voornaam van verdachte] . Hij kan de vier jongens als volgt omschrijven:
  • [voornaam van verdachte] ;
  • Marokkaanse jongen met Mon Cler muts;
  • Marokkaanse jongen met groene jas;
- Nederlandse jongen met beige broek. [15]
Later die avond zag hij de jongens weer lopen. De Nederlandse jongen met de beige broek was er niet. De andere jongens waren er dus wel. Hij zag dat de jongens naar de auto van zijn broer liepen. [16] Hij zat samen met [voornaam van getuige] (de rechtbank begrijpt: [getuige] ) in de auto. Hij zag dat de jongen met de MC muts (de rechtbank begrijpt: Mon Cler muts) op de auto klopte en schreeuwde “Open doen”. Aangever zag dat de jongen tegen de spiegels van de auto trapte met zijn rechtervoet, toen hij, aangever, de deur niet opende. Van de andere twee jongens heeft hij niet kunnen zien wat ze hebben gedaan. Hij zag dat ze aan de autodeuren trokken. Hij zag en voelde dat ze tegen de auto trapten. Zijn broer, [slachtoffer 3] , is eigenaar van de auto. Het kenteken van de auto is [kenteken] . [17]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij zag dat er drie jongens, te weten: [voornaam van A] , [voornaam van verdachte] en een Turkse jongen met een muts, naar hen toe kwamen lopen. De jongens probeerden de portieren van de auto open te trekken, maar dit lukte niet. Daarna schopten ze tegen de ramen aan. Zij zag vervolgens dat [voornaam van verdachte] en [voornaam van A] ieder een zijspiegel van de auto aftrapten. [18]
Verbalisant [verbalisant 4] zag op 16 december 2016 omstreeks 23:15 uur op het parkeerterrein de [naam] te [woonplaats] dat de zijspiegels aan beide zijden van het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] eraf waren. Aangever [aangever] kon de jongens die de vernielingen hebben gepleegd aan het voertuig beschrijven. [19] Verbalisant heeft over de ether het signalement van de daders doorgegeven. Zij hoorde van haar collega [verbalisant 5] dat het de jongens betrof die hij had staande gehouden. [20]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft rond 23.15 uur drie jongens staande gehouden. Het ging hierbij om verdachte [verdachte] , [A] en een licht getinte jongen met een muts van het merk MontClair (de rechtbank begrijpt: Mon Cler). [21]
parketnummer 16/652492-17 [22]
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
 de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 februari 2018; [23]
 proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] . [24]
parketnummer 16/652767-17 [25]
Verdachte heeft het tenlastegelegde feit bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van
artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
 de verklaring van verdachte tijdens het politieverhoor d.d. 19 juni 2017; [26]
 proces-verbaal door verbalisant [verbalisant 7] . [27]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.
Bewijsoverwegingen
parketnummer 16/652036-17, feit 1 primair
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij de eigenaar was van de handschoenen, niet aannemelijk, gelet op het feit dat volgens verbalisant en de aangever de handschoenen identiek zijn aan die van aangever. Bovendien heeft aangever, al voordat hij wist dat er handschoenen van het merk Nike bij verdachte waren aangetroffen, bij de politie verklaard dat zijn handschoenen van het merk Nike uit zijn buddyseat waren gestolen.
parketnummer 16/652036-17, feit 2
Verdachte heeft, door de OV-chipkaart van aangeefster in zijn eigen portemonnee te stoppen, aangeefster hiervan niet op de hoogte te stellen en ook geen andere stappen te hebben ondernomen om deze kaart bij aangeefster terug te krijgen, als heer en meester beschikt over de OV-chipkaart. De rechtbank acht aldus bewezen dat er sprake is van wederrechtelijke toe-eigening.
parketnummer 16/652278-17, primair tenlastegelegde
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij op het moment van de openlijke geweldpleging tegen de auto niet meer bij zijn medeverdachten aanwezig was en derhalve geen bijdrage heeft geleverd aan de openlijke geweldpleging, niet aannemelijk, gelet op het feit dat verdachtes naam door zowel de aangever als de getuige is genoemd en verdachte daarnaast kort na de openlijke geweldpleging in het gezelschap van zijn medeverdachten is aangetroffen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/652036-17
1. primair
op
of omstreeks05 januari 2017 te [woonplaats] ,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar handschoenen
(merk: Nike
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/ofdat weg te nemen paar handschoenen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/ofverbreking;
2.
in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 oktober 2016 tot en met 5 januari 2017 te [woonplaats] ,
in elk geval in Nederland,opzettelijk een OV-chipkaart,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten namelijk als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
op
of omstreeks05 januari 2017 in [woonplaats] ,
in elk geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes (als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie), voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/652278-17
primair
op
of omstreeks16 december 2016 te [woonplaats] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straatnaam] ,
in elk geval op of
aan een openbare wegin vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
(personen
)auto,
welk geweld bestond uit
- het
één ofmeerdere malen schoppen en/of trappen tegen voornoemde
(personen
)auto
en/of
- het één of meerdere malen stompen en/of slaan tegen voornoemde (personen)auto;
parketnummer 16/652492-17
op
of omstreeks20 april 2017 te [woonplaats]
(een
)wapen
(s)van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 16/652767-17
op
of omstreeks19 juni 2017 te [woonplaats] ,
in elk geval in Nederland,op een motorrijtuig,
(scooter
), voorzien van het kenteken [kenteken] , - niet zijnde
(een
)ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen opgegeven kenteken
(s)- heeft aangebracht
en/of heeft doen aanbrengenmet het oogmerk dat
/dieteken
(s)te doen doorgaan voor
(een
)zodanig
(e)kenteken
(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Als gevolg van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging van feit 3 onder parketnummer 16/652036-17 in de tweede regel “van categorie I, onder 1” in plaats van “een wapen van categorie I, onder 1”. De rechtbank herstelt deze vergissing. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder de bewezenverklaarde feiten meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/652036-17
  • feit 1 primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
  • feit 2: verduistering;
  • feit 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
parketnummer 16/652278-17
-
primair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
parketnummer 16/652492-17
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
parketnummer 16/652767-17
- overtreding van artikel 41, eerste lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 3 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een werkstraf voor de duur van 40 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over een aan verdachte op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan in totaal zes strafbare feiten. Verdachte heeft door het plegen van de diefstal, de verduistering en de openlijke geweldpleging geen respect getoond voor het eigendomsrecht van anderen. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke wapens is naar zijn aard gevaarlijk voor hen die met het gebruik daarvan zouden kunnen worden geconfronteerd. Verdachte heeft tot slot een vals kenteken op zijn scooter aangebracht in de hoop daarmee te verbloemen dat hij niet in het bezit was van een rijbewijs. Verdachte heeft hiermee de verkeersveiligheid in het geding gebracht. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank weegt bij haar beslissing mee dat verdachte niet voor alle bewezen geachte feiten verantwoordelijkheid heeft genomen en er onvoldoende blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 29 december 2017;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 12 januari 2018, opgesteld door [B] .
Uit het uittreksel justitiële documentatie is gebleken dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor diefstal, vernieling en verboden wapenbezit. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat verdachte de afgelopen maanden een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Verdachte heeft meegewerkt aan begeleiding en hulpverlening, functioneert thuis beter, heeft een fulltime baan, wil weer een opleiding gaan volgen en lijkt niet meer met justitie in aanraking te komen. Momenteel bestaan er geen risicofactoren meer die de kans op herhaling verhogen. Verdachte wordt in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, die in een eerdere strafzaak is opgelegd, begeleid en het opleggen van bijzondere voorwaarden is daarom niet geïndiceerd. Gelet op het feit dat verdachte geen baat (meer) heeft bij een leerstraf en het opleggen van een geldboete of een nieuwe werkstraf niet helpend is om verdachte in staat te stellen orde op zaken te stellen, adviseert de Raad voor de Kinderbescherming een geheel voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen.
De heer [D] , jeugdreclasseringswerker bij Samen Veilig Midden-Nederland, heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte goed meewerkt aan de maatregel Toezicht & Begeleiding en dat het momenteel heel goed met verdachte gaat. De heer [D] heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
LOVS-oriëntatiepunten
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor jeugdigen schrijven voor een diefstal met verbreking in vereniging een werkstraf voor de duur van 60 uren, danwel (dienovereenkomstige) jeugddetentie voor. Zowel voor een verduistering als voor een openlijke geweldpleging tegen goederen staat 20 uren werkstraf voorgeschreven. Voor het voorhanden hebben van een wapen wordt uitgegaan van een werkstraf voor de duur van 30 uren. Deze straffen kunnen in het geval van recidive – wat bij verdachte bij meerdere feiten het geval is – worden verhoogd met (maximaal) 50 procent of worden omgezet in een andere strafmodaliteit.
Conclusie
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de bewezen geachte feiten zou een forse werkstraf volgens de oriëntatiepunten op zijn plaats zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming is geadviseerd. Daarnaast blijkt uit informatie die door de officier van justitie ter zitting is gegeven en door verdachte ter zitting is bevestigd dat verdachte, anders dan door de Raad en de jeugdreclassering is vermeld, wel degelijk nog recent met de politie in aanraking is gekomen. Op 2 januari 2018 reed verdachte zonder rijbewijs in een auto. Pas nadat de officier van justitie dit tijdens de zitting heeft vermeld, erkende verdachte dat hij toch wel nog politiecontacten heeft gehad. De rechtbank acht derhalve de bezwering van verdachte dat hij zijn leven heeft gebeterd vooralsnog weinig betrouwbaar. Aan de andere kant zal de rechtbank ook rekening houden met de positieve ontwikkelingen die verdachte door lijkt te maken, zoals het feit dat hij al enige tijd in staat is gebleken fulltime te werken. Om die reden zal de rechtbank een lagere werkstraf opleggen dan de oriëntatiepunten voorschrijven. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie wordt opgelegd, om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. Aan verdachte zal daarom een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, worden opgelegd. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal van de jeugddetentie worden afgetrokken, indien deze ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Ter terechtzitting is gebleken dat de handschoenen van het merk Nike (welke in de zaak met parketnummer 16/652036-17 in beslag zijn genomen), nog niet aan de rechthebbende zijn teruggegeven. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat hij ervoor zal zorgen dat de handschoenen teruggaan naar de rechthebbende, te weten: [slachtoffer 1] .

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde partij] heeft zich op 20 januari 2017 mede namens [slachtoffer 1] als benadeelde partij in het geding gevoegd en heeft een bedrag gevorderd van € 140,00. Ter terechtzitting is gebleken dat na het indienen van de vordering bleek dat het daadwerkelijke schadebedrag hoger was dan gevorderd. De daadwerkelijke schade bedraagt € 179,02. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/652036-17 onder feit 1 tenlastegelegde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 154,02, ervan uitgaande dat de handschoenen (ter waarde van € 25,00) aan verdachte zullen worden teruggegeven. De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De officier van justitie heeft subsidiair, indien het bedrag niet hoofdelijk wordt toegewezen, gevorderd de helft van het bedrag toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet duidelijk is geworden of de gevorderde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Zij heeft de rechtbank daarom verzocht het toe te wijzen bedrag te schatten. Zij heeft ook verzocht het toe te wijzen bedrag hoofdelijk op te leggen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 154,02 aan materiële schade. De vordering kan tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal in het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de handschoenen aan de benadeelde partij zullen worden teruggegeven.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie;
  • 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/652036-17 feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde, het onder parketnummer 16/652278-17 primair tenlastegelegde, het onder parketnummer 16/652492-17 tenlastegelegde en het onder parketnummer 16/652767-17 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder deze feiten meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/652036-17 feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde, het onder parketnummer 16/652278-17 primair bewezen verklaarde, het onder parketnummer 16/652492-17 bewezenverklaarde en het onder parketnummer 16/652767-17 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geheel voorwaardelijke jeugddetentievoor de duur van
3 weken;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de jeugddetentie, indien deze ten uitvoer zal worden gelegd;
- veroordeelt verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
40 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;

Voorlopige hechtenis

- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde partij] (mede namens [slachtoffer 1] ) – parketnummer 16/652036-
17, feit 1 primair
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 154,02;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 154,02 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 januari 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 3 dagen. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. H.A. Gerritse en mr. D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
Parketnummer 16/652036-17
1.
Primair
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar handschoenen (merk: Nike), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen paar handschoenen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 januari 2017 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit/vanuit de buddyseat van een scooter (merk Piaggio) weg te nemen een paar handschoenen en/of een paar slippers en/of een doos chocolaatjes en/of een doos filters en/of een pen en/of een stanleymes, althans een of meerdere goederen die zich in die buddyseat bevinden, die geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, met dat oogmerk heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- één of meerdere malen aan die buddyseat getrokken en/of
- ( vervolgens) die buddyseat geforceerd en/of open gebroken en/of
- ( vervolgens) één of meerdere van de voornoemde goederen uit die buddyseat gepakt en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 oktober 2016 tot en met 5 januari 2017 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk een OV-chipkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten namelijk als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 januari 2017 in [woonplaats] , in elk geval in Nederland, van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes (als bedoeld in artikel 13 lid 1) van de Wet Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
de in bovenstaande telastelegging gebruikte termen worden, voorzover daaraan in de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebruikt;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Parketnummer 16/652278-17
Primair
hij op of omstreeks 16 december 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of
aan een openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (personen)auto,
welk geweld bestond uit
- het één of meerdere malen schoppen en/of trappen tegen voornoemde (personen)auto en/of
- het één of meerdere malen stompen en/of slaan tegen voornoemde (personen)auto;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 december 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk Seat), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 16/652492-17
hij op of omstreeks 20 april 2017 te [woonplaats] (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Parketnummer 16/652767-17
hij op of omstreeks 19 juni 2017 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, op een motorrijtuig, (scooter), voorzien van het kenteken [kenteken] , - niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig of die aanhangwagen opgegeven kenteken(s) - heeft aangebracht en/of heeft doen aanbrengen met het oogmerk dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s);
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 41 lid 1 ahf/ond c Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 januari 2017, genummerd PL0900-2017007778Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 67. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 9.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 10.
4.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] , p. 24.
5.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] , p. 25.
6.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] , p. 26.
7.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 2] , p. 29.
8.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 3] , p. 31.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 18.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 februari 2018.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 februari 2018.
12.Geschrift ‘Juridische beschrijving van dit wapen’, pagina 21.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 april 2017, genummerd PL0900-2017102712Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 88. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , pagina 7.
15.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , pagina 8.
16.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , pagina 9.
17.Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , pagina 10.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 21.
19.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 12.
20.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] , p. 13.
21.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 5] , p. 14-15.
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal, betreffen dit op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 april 2017, genummerd PL0900-2017118241, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, zonder paginanummering. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
23.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 februari 2018.
24.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 6] , met proces-verbaalnummer PL0900-2017118241-11.
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 juni 2017, genummerd PL0900-2017186346, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 14. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 10.
27.Proces-verbaal, opgemaakt door [verbalisant 7] , pagina 2.