ECLI:NL:RBMNE:2018:6494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
10 januari 2019
Zaaknummer
7321879 UC EXPL 18-12301 MG/28934
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident inzake afgifte van documenten in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 19 december 2018 een vonnis in incident gewezen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.H. Kolenbrander, heeft een incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a Rv, waarin zij verzoekt om afgifte van documenten die relevant zijn voor haar hoofdzaak tegen FFC Franchise B.V. en andere gedaagden. Eiseres stelt dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van een overeenkomst met FFC, en dat zij niet in het bezit is gesteld van een tweede rapport dat door gedaagden is opgesteld en dat cruciale informatie bevatte. FFC heeft betoogd dat het rapport niet opzettelijk is achtergehouden, maar dat er verwarring was door een wisseling van medewerkers. De gedaagden hebben ook aangevoerd dat zij niet verplicht waren om het rapport aan eiseres te verstrekken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres geen belang meer heeft bij de afgifte van de stukken, omdat deze inmiddels zijn verstrekt. Desondanks heeft de rechter geoordeeld dat FFC en de gedaagden hoofdelijk moeten worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres, omdat zij de stukken pas na de incidentele vordering hebben verstrekt, terwijl eiseres daar eerder om had verzocht. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 16 januari 2019, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.A. van Steenbeek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7321879 UC EXPL 18-12301 MG/28934
Vonnis in incident van 19 december 2018
inzake
[eiseres] t.h.o.d.n. [naam],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde: mr. J.H. Kolenbrander,
tegen:
1. de besloten vennootschap
FFC Franchise B.V.,
gevestigd in Vianen,
2. de besloten vennootschap
FFC Exploitatie B.V.,
gevestigd in Vianen,
3. de besloten vennootschap
FFC Vastgoed B.V.,
gevestigd in Vianen,
gedaagden sub 1 t/m 3 gezamenlijk te noemen: FFC,
gemachtigde: mr. A.E. van Zoest
4a. de vennootschap onder firma
[gedaagde 4a] V.O.F.,
gevestigd in Alkmaar,
4b.
[gedaagde 4b] , vennoot 1 van gedaagde 4a,
wonende in Alkmaar,
4c.
[gedaagde 4c] , vennoot 2 van gedaagde 4a,
wonende in [woonplaats] ,
gedaagden sub 4a, 4b en 4c gezamenlijk te noemen [gedaagden 4a-c c.s.] ,
gemachtigde: mr. R.J. van Velzen,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
verwerende partijen in het incident.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering ex artikel 208 jo. 843a Rv,
  • de incidentele conclusie van antwoord van FFC
  • de incidentele conclusie van antwoord van [gedaagden 4a-c c.s.] .
1.2.
Ten slotte is de datum bepaald waarop het vonnis in het incident zal worden uitgesproken.

2.De motivering

2.1.
Op 18 december 2018 heeft mr. Kolenbrander namens [eiseres] een fax aan de kantonrechter gestuurd. Deze fax is niet meegenomen bij de beslissing.
2.2.
[eiseres] stelt in de hoofdzaak dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van de voor-, koop-, franchise- en onderhuurovereenkomst met FFC. Zij heeft van FFC een vestigingsplaatsonderzoek en omzetprognose gekregen (hierna: het rapport) die wezenlijke fouten bevat en niet realistisch is. Dit rapport is in opdracht van FFC opgesteld door [gedaagden 4a-c c.s.] . Naar later is gebleken heeft [gedaagden 4a-c c.s.] ook een tweede, gecorrigeerd, rapport aan FFC verstrekt, met een begeleidende brief. FFC heeft dit tweede rapport en de begeleidende brief echter nooit met [eiseres] gedeeld. Omdat beide partijen weigerden afschrift hiervan aan [eiseres] te verstrekken heeft zij het incident ingesteld.
2.3.
FFC heeft gesteld dat het nooit haar bedoeling is geweest om dit tweede rapport achter te houden, maar dat het haar door een wisseling van medewerkers binnen FFC onduidelijk was om welk rapport dit ging. Nadat het boven water was heeft zij dit tweede rapport, samen met de begeleidende brief, op 6 december 2018 aan mr. Kolenbrander toegestuurd. Zij heeft verzocht om de incidentele vordering in te trekken, maar dat heeft mr. Kolenbrander geweigerd. [eiseres] moet daarom in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, vindt FFC.
2.4.
[gedaagden 4a-c c.s.] heeft gesteld dat zij [eiseres] heeft geattendeerd op het bestaan van het tweede rapport. Zij heeft dit rapport in opdracht van FFC opgesteld, daarom stond het haar niet vrij om dit rapport aan [eiseres] te verstrekken. [gedaagden 4a-c c.s.] vindt dat het gevorderde moet worden afgewezen en [eiseres] in de proceskosten moet worden veroordeeld omdat op [gedaagden 4a-c c.s.] geen enkele verplichting tot afgifte van het rapport rustte en omdat [eiseres] haar vordering had moeten intrekken toen zij het rapport alsnog ontving van FFC.
2.5.
Omdat het tweede rapport en de begeleidende brief inmiddels zijn verstrekt, heeft [eiseres] geen belang meer bij afgifte van deze stukken. Haar vordering zal om die reden worden afgewezen. Het stond [eiseres] vrij haar vordering niet in te trekken, nu zij immers proceskosten heeft gemaakt voor het door haar ingediende incident.
2.6.
FFC en [gedaagden 4a-c c.s.] zullen hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten die [eiseres] heeft moeten maken.
2.7.
FFC heeft de stukken immers pas verstrekt na het indienen van de incidentele vordering, terwijl [eiseres] daar al eerder om had verzocht maar de stukken desondanks niet ontving (terwijl zij daar wel recht op had).
2.8.
Ook [gedaagden 4a-c c.s.] was verplicht tot afgifte van de stukken. Haar verweer dat op haar geen verplichting tot afgifte rustte, wordt verworpen. Een van de eisen voor toewijzing van een vordering ex artikel 843a Rv is dat degene die de vordering instelt, partij moet zijn in de rechtsbetrekking waar het document betrekking op heeft. In een brief van 22 mei 2018 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagden 4a-c c.s.] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van het vermeende onrechtmatig handelen van [gedaagden 4a-c c.s.] jegens [eiseres] . Door die (vermeend) gepleegde onrechtmatige daad staat [gedaagden 4a-c c.s.] in een rechtsbetrekking jegens [eiseres] . Het tweede rapport heeft betrekking op die rechtsbetrekking. Omdat ook aan de overige vereisten voor afgifte was voldaan, had [gedaagden 4a-c c.s.] het tweede rapport moeten afgeven toen daarom door [eiseres] werd verzocht.
2.9.
Nu in de hoofdzaak nog niet voor antwoord is geconcludeerd zal de zaak naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt FFC en [gedaagden 4a-c c.s.] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 16 januari 2019 voor conclusie van antwoord;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.