In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 19 december 2018 een vonnis in incident gewezen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.H. Kolenbrander, heeft een incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a Rv, waarin zij verzoekt om afgifte van documenten die relevant zijn voor haar hoofdzaak tegen FFC Franchise B.V. en andere gedaagden. Eiseres stelt dat zij heeft gedwaald bij het aangaan van een overeenkomst met FFC, en dat zij niet in het bezit is gesteld van een tweede rapport dat door gedaagden is opgesteld en dat cruciale informatie bevatte. FFC heeft betoogd dat het rapport niet opzettelijk is achtergehouden, maar dat er verwarring was door een wisseling van medewerkers. De gedaagden hebben ook aangevoerd dat zij niet verplicht waren om het rapport aan eiseres te verstrekken.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres geen belang meer heeft bij de afgifte van de stukken, omdat deze inmiddels zijn verstrekt. Desondanks heeft de rechter geoordeeld dat FFC en de gedaagden hoofdelijk moeten worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres, omdat zij de stukken pas na de incidentele vordering hebben verstrekt, terwijl eiseres daar eerder om had verzocht. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord op 16 januari 2019, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.A. van Steenbeek.