ECLI:NL:RBMNE:2018:6486

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
C/16/469653 / KG ZA 18-684
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verwijdering BKR-registratie in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 december 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Volksbank N.V. [eiser] had een hypothecaire geldlening bij de Volksbank, maar door betalingsachterstanden heeft de bank de schuld op 17 april 2014 opeisbaar gesteld. Na de verkoop van de woning bleef er een restschuld van € 142.655,97 over, waarover partijen een regeling hebben getroffen. De Volksbank heeft deze regeling aan het Bureau Kredietregistratie (BKR) gemeld, wat leidde tot registratie van betalingsachterstanden. [eiser] verzocht in kort geding om verwijdering van deze registraties, maar de rechtbank oordeelde dat de registraties terecht zijn gedaan. De rechtbank stelde vast dat de Volksbank op grond van de Wet financieel toezicht verplicht is om deel te nemen aan kredietregistratie en dat de registratie van de codes A, 2 en 3 correct was. De voorzieningenrechter weegt de belangen van [eiser] tegen die van de Volksbank en concludeert dat er geen zwaarwegend belang is voor verwijdering van de registraties. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/469653 / KG ZA 18-684
Vonnis in kort geding van 19 december 2018
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna: [eiser]
advocaat mr. R.B.M. van Poorten te Haarlem
tegen
de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V.
gevestigd te Utrecht
gedaagde
hierna: de Volksbank
advocaat mr. A. van der Grift

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 17 van [eiser]
  • de producties 1 tot en met 6 van de Volksbank
  • de mondelinge behandeling van 3 december 2018
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Volksbank.
1.2.
Aan partijen is aan het einde van de zitting meegedeeld dat er een vonnis zal komen.

2.Het geschil en de beoordeling

Waar gaat het in dit kort geding over?
2.1.
De Volksbank heeft aan [eiser] en zijn ex-vrouw een hypothecaire geldlening verstrekt. [eiser] en zijn ex-vrouw zijn daarbij hoofdelijk tegenover de Volksbank verbonden. Ze kunnen door de Volksbank dus allebei voor het geheel van de schuld worden aangesproken en hebben onderling een regresrecht.
Op een gegeven moment is er een achterstand in de aflossing van de rente ontstaan. Deze achterstand liep zo hoog op dat de Volksbank op 17 april 2014 de volledige hypothecaire schuld opeisbaar heeft gesteld. Daarna is de woning op 17 november 2015 verkocht en geleverd. Er bleef toen nog een restschuld over van € 142.655,97. [eiser] en de Volksbank zijn met betrekking tot die restschuld overeengekomen dat [eiser] binnen 7 jaar in totaal
€ 27.000 aan de Volksbank betaalt en dat de Volksbank na ontvangst daarvan afstand doet van haar vorderingsrecht tegenover [eiser] voor de overblijvende restschuld. De Volksbank heeft deze regeling in haar brief van 8 januari 2016 (bijlage 7 van [eiser] ) aan [eiser] bevestigd.
De Volksbank heeft in verband met de hiervoor weergegeven feiten aan het
Bureau Kredietregistratie te Tiel (BKR) gemeld dat: i) er een betalingsachterstand was,
ii) de schuld volledig opeisbaar is gesteld en iii) een afgewikkelde afkoopregeling is getroffen. Het BKR heeft deze meldingen in het door haar bijgehouden Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) geregistreerd onder de code A (achterstandsmelding) en de bijzonderheidscodes 2 (de schuld is opeisbaar gesteld) en 3 (er is een bedrag van € 250 of meer afgeboekt).
De vermelding van de code A en de bijzonderheidscode 2 eindigen op 17 november 2020 en die van de bijzonderheidscode 3 op 31 mei 2023. [eiser] wil met dit kort geding bereiken dat deze codes nu al uit het CKI worden verwijderd.
De registraties van de codes A, 2 en 3 zijn terecht gedaan2.2. Als uitgangspunt geldt dat de Volksbank op grond van artikel 4:32 Wet financieel toezicht (Wft) verplicht is om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Deze kredietregistratie wordt uitgevoerd door het BKR. De Volksbank is daarbij gebonden aan het door BKR vastgestelde Algemeen Reglement CKI (hierna: het reglement). In dit geval is dat het reglement dat als productie 5 door de Volksbank is overgelegd.
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat de Volksbank terecht de code A en de bijzonderheidscode 2 in het CKI heeft laten registreren.
2.4.
Vraag is of dat ook voor de bijzonderheidscode 3 zo is. [eiser] stelt zich op het standpunt dat deze code niet terecht is vermeld in het CKI, omdat:
- geen sprake is van de situatie waarop de bijzonderheidscode 3 ziet.
- geen vooraankondiging daarvan heeft plaatsgevonden.
2.5.
[eiser] wordt hierin niet gevolgd.
2.5.1.
Er is allereerst wel sprake van een situatie waarop de bijzonderheidscode 3 registratie ziet.
Een code 3-registratie wordt volgens artikel 13 van het reglement gedaan wanneer de zakelijke klant, in dit geval de Volksbank, een bedrag van € 250 of meer heeft afgeboekt.
Het gaat er daarbij om of de Volksbank ten opzichte van [eiser] € 250 of meer heeft afgeboekt. De BKR registratie is, zoals de Volksbank aanvoert, op naam van één persoon en heeft onder andere als doel om kredietaanbieders te beschermen tegen een kredietnemer van wie is gebleken dat hij zijn lening niet kan aflossen of aflost.
Het doet er, anders dan [eiser] meent, dus niet toe dat de Volksbank feitelijk de restschuld nog niet heeft afgeboekt, omdat zij voor de volledige voldoening daarvan nog bij de
ex-vrouw van [eiser] kan aankloppen, aangezien [eiser] en de ex-vrouw hoofdelijk tegenover de Volksbank zijn verbonden. Het gaat er om of de Volksbank ten opzichte van [eiser] een bedrag van € 250 of meer afgeboekt en dat is het geval.
De Volksbank kon tegenover [eiser] immers aanspraak maken op betaling van de volledige restschuld van € 142.655,97, maar is op grond van de met [eiser] getroffen regeling akkoord gegaan met betaling van een deel van die restschuld, namelijk € 27.000, tegen finale kwijting. Zij heeft dus in haar relatie met [eiser] € 115.655,97 (€ 142.655,97 - € 27.000) afgeboekt.
2.5.2.
Verder is het zo dat in artikel 13 lid 4 van het reglement is bepaald dat voor de registratie van bijzonderheidscodes, zoals code 3, geen vooraankondiging is vereist. Bovendien is [eiser] , zoals de Volksbank aanvoert, bij de bevestiging van de regeling door de Volksbank erop gewezen dat deze registratie er zou komen. In de brief van
8 januari 2016 (bijlage 7 [eiser] ) schrijft de Volksbank immers:

Wat moet u weten?
Na ontvangst van het afkoopbedrag krijgt u van ons een brief. Hierin staat dat wij afstand doen van ons vorderingsrecht. Dan passen wij ook uw registratie bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) in Tiel aan naar ‘afgewikkelde afkoopregeling’. Deze codering blijft vijf jaar staan.
Geen zwaarwegend belang bij verwijdering van de registraties van de codes A, 2 en 3
2.6.
Maar ook een gerechtvaardigde registratie kan moeten worden verwijderd, omdat deze registratie niet meer voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit betekent dat de inbreuk op de belangen van in dit geval [eiser] niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met die registratie te dienen doel (proportionaliteit) en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere voor in dit geval [eiser] minder nadelige manier kan worden verwezenlijkt (subsidiariteit).
Er moet dus een belangenafweging plaatsvinden. Het doel voor de BKR-registratie en het daaruit voortvloeiende belang van de Volksbank en andere kredietverstrekkers (en van de samenleving als geheel) moet worden afgewogen tegen de belangen van [eiser] .
2.7.
Het doel van de kredietregistratie is aan de ene kant om consumenten te beschermen tegen overkreditering en aan de andere kant om aanbieders van krediet te beschermen tegen kredietnemers van wie is gebleken dat zij hun lening niet (kunnen) aflossen.
Betalingsachterstanden of andere onregelmatigheden die ontstaan tijdens de looptijd van de kredietovereenkomst worden in het CKI vermeld met coderingen. In dit geval dus de coderingen A, 2 en 3. Het belang van dit doel moet worden afgewogen tegen de belangen van [eiser] .
2.8.
[eiser] voert aan dat zijn belang bij verwijdering van de registraties van de codes A, 2 en 3 vooral erin gelegen is dat hij voor 31 augustus 2019 een nieuwe woning voor hemzelf en zijn samengestelde gezin zal moeten vinden, omdat de huur van de huidige woning tegen die datum is opgezegd. De coderingen staan hieraan volgens [eiser] in de weg. Hij zal daardoor, zo voert hij aan, geen financiering kunnen krijgen voor een koopwoning en ook het vinden van een woning in de vrije huursector zal moeilijk zijn.
Verder voert [eiser] nog als belang bij verwijdering van de coderingen aan dat deze coderingen het zakelijk ondernemen belemmeren.
2.9.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangafweging op dit moment niet in het voordeel van [eiser] uitpakt, omdat zijn feitelijke situatie nog niet zo nijpend is dat dit een verwijdering van de codes uit het CKI rechtvaardigt.
Dat [eiser] , zoals hij aanvoert door een vechtscheiding en de financiële crisis in financiële problemen is terecht gekomen en zich coöperatief tegenover de Volksbank heeft opgesteld, en op dit moment geen schulden maakt en kredietwaardig is, is onvoldoende om de coderingen, die terecht zijn gedaan, vervroegd te laten verwijderen. [eiser] moet daarbij wel een zwaarwegend belang hebben.
heeft, zoals de Volksbank ook aanvoert, nog negen maanden de tijd om andere woonruimte te vinden. Er is nog geen koopwoning in beeld. Bovendien is [eiser] niet alleen aangewezen op een koopwoning. Er bestaat, zoals de Volksbank aanvoert, geen recht om een woning te kopen. [eiser] kan ook, zoals hij nu al doet, een woning huren. Er zijn onvoldoende concrete aanknopingspunten dat [eiser] in de negen maanden die hij nog heeft, geen huurwoning in de vrije huursector zal kunnen vinden. Dat één woningcorporatie de door [eiser] ingediende aanvraag voor een huurwoning in de vrije huursector heeft afgewezen vanwege de code 3 registratie is daarvoor, zoals de Volksbank ook aanvoert, onvoldoende. Bovendien voert [eiser] zelf aan dat hij misschien wel een woning in de vrije huursector kan vinden, maar dat dan voor een kortere huurperiode van 1 á 2 jaar zal zijn. Hij kan dus wel een huurwoning vinden. [eiser] ziet in die kortere huurperiode
alleen een bezwaar. Dit bezwaar maakt alleen niet dat de belangenafweging in zijn voordeel uitpakt. Dat zou mogelijk wel zo zijn wanneer [eiser] met zijn samengestelde gezin op straat zou komen te staan, maar dat is op dit moment nog niet aan de orde en het is ook onduidelijk of die situatie zich zal voordoen.
Verder is het ook onvoldoende aannemelijk dat de coderingen het zakelijk ondernemen belemmeren. [eiser] voert aan dat hij door de BKR registratie moeite heeft met het verkrijgen van een leaseauto, een creditcard en nieuwe zakelijke opdrachten.
Het is hem echter, zo blijkt uit zijn stellingen, wel gelukt om dit voor elkaar te krijgen en het verhindert hem kennelijk, zoals de Volksbank ook aanvoert, niet met zijn onderneming jaarlijks een belastbare winst tussen de € 125.000 en € 130.000 te realiseren.
Conclusie
2.10.
De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
Proceskosten
2.11.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Volksbank worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.606,00

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Volksbank tot op heden begroot op € 1.606,00
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018. [1]

Voetnoten

1.type: BvdG (4374)