ECLI:NL:RBMNE:2018:6474

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
16/705534-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met plofkraken en criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2018 een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1974, die betrokken was bij meerdere plofkraken en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering van de officier van justitie beoordeeld, die een verplichting tot betaling aan de Staat van € 208.612,99 vorderde, gebaseerd op het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de vordering in zijn geheel beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden die aan de veroordeelde zijn ten laste gelegd, waaronder de plofkraak in Soest op 22 juli 2016 en andere soortgelijke feiten in Leerdam, Ede, Barneveld, Almkerk en Deventer. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen en deskundigen gehoord, waaronder bewegingsdeskundige prof. dr. E. Otten, die een analyse heeft gemaakt van de looppatronen van de veroordeelde in relatie tot de gepleegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de veroordeelde bij de meeste van de tenlastegelegde feiten aan te tonen, met uitzondering van de plofkraak in Soest. Uiteindelijk heeft de rechtbank de ontnemingsvordering afgewezen voor de meeste feiten, maar wel een verplichting tot betaling van € 81.140,00 opgelegd aan de veroordeelde, gebaseerd op het bewezenverklaarde voordeel uit de plofkraak in Soest. De rechtbank heeft daarbij de relevante wettelijke voorschriften, zoals artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/705534-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2018
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .
(hierna te noemen: veroordeelde).

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/705534-16, waaruit blijkt dat veroordeelde bij vonnis van 20 december 2018 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – medeplegen van plofkraken, deelname aan een criminele organisatie en heling van voertuigen;
  • de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 januari 2017, 31 maart 2017, 27 juni 2017, 10 juli 2017, 27 november 2017, 12 maart 2018, 8, 9, 11, 16 en 18 oktober 2018 en 6 december 2018. De veroordeelde is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht. De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen veroordeelde, bekend onder hetzelfde parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat veroordeelde en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 208.612,99. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd.
De officier van justitie heeft gesteld dat naast de ten laste gelegde feiten, aannemelijk is dat veroordeelde betrokken is geweest bij en voordeel genoten heeft van de lanskraak in Leerdam op 18 mei 2016, de lanskraak in Ede op 20 mei 2016, de lanskraak in Barneveld op 24 mei 2016, de lanskraak in Almkerk op 24 mei 2016, de lanskraak in Deventer op 15 juni 2016 en de plofkraak in Soest op 22 juli 2016.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de ontnemingsvordering ten aanzien van de tenlastegelegde feiten dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat inzake Oegstgeest een aanzienlijke hoeveelheid biljetten achterblijft in de geldautomaat. Die biljetten dienen in mindering te worden gebracht op de vordering. Daarnaast dient het totaalbedrag gedeeld te worden door vier daders, omdat [mededader] mogelijk betrokken was als degene die de Mercedes Sprinter de volgende dag terugbrengt. Ten aanzien van Driebergen, Almelo en Utrecht stelt de raadsman ook dat een geldbedrag is achtergebleven in de automaat. De ontnemingsvordering dient op dit punt te worden gematigd.
Ten aanzien van de kraken die niet op de tenlastelegging staan stelt de raadsman dat de ontnemingsvordering dient te worden afgewezen, omdat onvoldoende aanwijzingen bestaan dat deze feiten door veroordeelde zijn begaan. De raadsman voert daartoe het volgende aan.
Leerdam en Ede
Tussen het aantreffen van het geld bij veroordeelde op Schiphol en de kraak in Leerdam zit meer dan één maand en er is slechts één biljet dat matcht (mogelijk vals positief) met de administratie. Er is dus geen match met de referentie-inkt van de plaats delict.
In de zaak Ede maakt de politie een cruciale vergissing bij de interpretatie van de onderzoeksbevindingen van dhr. Otten, vanwege de aanvankelijk niet juist uitgedrukt kans door dhr. Otten. Voor Ede zijn verder geen zelfstandige aanwijzingen waaruit kan volgen dat het aannemelijk is dat veroordeelde betrokkenheid had.
De ondersteuning die gezocht wordt in de aanwezigheid van het geld van Leerdam is een cirkelredenering. De vermeende betrokkenheid bij Ede en Leerdam wordt vervolgens gebruikt om de aannemelijkheid bij de andere kraken te dragen.
Looppatronenonderzoek
Ten aanzien van het onderzoek door prof. Otten, bewegingswetenschapper, stelt de raadsman zich op het standpunt dat die bevindingen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De gebruikte methode kan namelijk niet worden gevalideerd. Ook over de betrouwbaarheid van de uitkomsten kan niets worden gezegd, omdat daarvoor cruciale informatie ontbreekt. De raadsman verzoekt dan ook de resultaten van het onderzoek van dhr. Otten uit te sluiten van het bewijs.
Barneveld en Almkerk
De raadsman stelt dat vijf maanden na de kraak biljetten in de woning van veroordeelde worden aangetroffen. De glasmatch met het glas uit de Audi uit Kribbemonde en Barneveld, duidt niet op de betrokkenheid van veroordeelde, omdat die Audi bij meerdere personen in gebruik was. Dat geldt ook voor het vermeende gebruik van een Audi in Almkerk. Verder ontbreekt het aan aanwijzingen voor de betrokkenheid van veroordeelde.
Deventer
Uit het dossier blijkt niet of de Audi die vertrekt bij de loods in [woonplaats] – waarbij veroordeelde herkend zou zijn als bestuurder - de Audi is die bij het feit gebruikt is en of veroordeelde ten tijde van de kraak de bestuurder is geweest.
Soest
Drie maanden na de kraak wordt in de woning van veroordeelde een handschoen aangetroffen met daarop inkt van de kraak in Soest. Uit het dossier blijkt niet of veroordeelde drager is geweest van de handschoen, hoe de handschoen in de woning terecht is gekomen en of de inkt er ten tijde van het plegen van het feit op is gekomen of op andere wijze.
2.3.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 20 december 2018 is veroordeelde onder meer veroordeeld voor (het medeplegen van poging) plofkraken, zoals blijkt uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank stelt op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend, vast dat de veroordeelde door middel van het begaan van het bewezenverklaarde strafbaar feit voordeel heeft gehad als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat voldoende aanwijzingen bestaan dat door de veroordeelde de hierna vermelde soortgelijke strafbare feiten zijn begaan en daarvan voordeel heeft genoten, op grond van de hierna per feit op te sommen feiten en omstandigheden.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te wijken van de vordering van de officier van justitie en zal hiernavolgend uiteenzetten op welke punten.
Oegstgeest
Nu veroordeelde voor de kraak in Oegstgeest wordt vrijgesproken, zal deze kraak niet ten grondslag liggen aan de ontnemingsvordering. De ontnemingsvordering wordt voor dat onderdeel afgewezen.
Bewegingsdeskundige – looppatroonnonderzoek
Door bewegingsdeskundige prof. dr. E. Otten is op 13 augustus 2018 een herzien rapport uitgebracht, waarbij hij op basis van de bewegende beelden uit het onderzoek 032Smit en de camerabeelden van de gepleegde kraak in onder andere Ede een analyse heeft gemaakt over het looppatroon van veroordeelde c.q. de dader van de kraak. Prof. dr. Otten concludeert dat uit het verkregen en verzamelde beeldmateriaal en rekening houdend met de grootte van de gebruikte populatie, de waarnemingsnauwkeurigheid van de experts en het aantal gebruikte looppatroon variabelen, de kans op het vinden van een overeenkomst in de looppatronen van veroordeelde V1 (
rechtbank: veroordeelde)en dader D12 (Ede) 395 maal hoger is als ervan uitgegaan wordt dat het om dezelfde personen gaat dan als ervan uitgegaan wordt dat het om verschillende personen gaat. Prof. dr. Otten maakt hierbij de kanttekening dat een likelihood ratio (LR) van 395 niet erg hoog is in de forensische wetenschap en dat het resultaat moet worden gezien als mogelijke versterking van bewijskracht. [2]
Door prof. dr. M.J. Sjerps, NFI-deskundige forensische statistiek, is op verzoek van de raadsman van veroordeelde en in opdracht van de rechter-commissaris een review van de statistische aspecten van de looppatroonrapportage van prof. dr. Otten uitgebracht. Prof. dr. Sjerps is gevraagd om het herziene rapport van prof. dr. Otten te beoordelen op de validiteit van de conclusies en de bewijswaarde van de conclusie. [3] Prof. dr. Sjerps concludeert dat de methode, gebruikt door prof. dr. Otten, beoogt het vergelijken van looppatronen zoveel mogelijk objectief en transparant te maken. Zij hebben veel relevante gegevens verzameld en een innovatieve methode in de praktijk gebracht. De vorm van de conclusie, een LR, past bij het deskundigheidsgebied. Ze geeft echter ook een aantal belangrijke kanttekeningen. Uit haar onderzoek volgt dat de gebruikte statistische methode afwijkt van gangbare methoden. De conclusie (de berekende LR) berust op een verkeerde formule en benaderingen en aannamen die niet gecontroleerd zijn. De methode van Aitken & Lucy (2004) is toegepast op ‘nep-waarnemingen’ en geeft geen verdere steun voor de betrouwbaarheid. De genoemde samenwerking met NFI-onderzoekers hield geen goedkeuring van de statistische methode in. Noch het NFI, noch dr. Morrison is betrokken geweest bij de rapportages. Er zijn momenteel geen geschikte gegevens voorhanden waarmee de methode die is toegepast in de twee rapportages van prof. dr. E. Otten (Ede en Vaassen) kan worden gevalideerd. Hierdoor valt op dit moment niet vast te stellen hoe goed de methode voor ‘echte’ videobeelden werkt. Naar de mening van prof. dr. Sjerps is er meer onderzoek nodig om op de conclusies van deze methode te kunnen vertrouwen. Ten aanzien van de bewijswaarde ontbreken naar de mening van prof. dr. Sjerps te veel belangrijke gegevens om hierover een uitspraak te kunnen doen. De looppatronen hebben zeker bewijswaarde, maar prof. dr. Sjerps durft niet te zeggen welke. [4]
De rechtbank is op basis van bovengenoemde rapportages van oordeel dat onvoldoende vast is komen te staan dat de methode van prof. dr. Otten valide is. De rechtbank zal om die reden slechts een beperkte bewijswaarde hechten aan de resultaten van het looppatroononderzoek.
Ede en Leerdam
Naast het bovengenoemde looppatroononderzoek, is in de zaken Ede en Leerdam in de woning van veroordeelde geld aangetroffen met inkt van de plaatsen delict. De rechtbank acht dit – gecombineerd met de beperkte bewijswaarde van het looppatroononderzoek – onvoldoende om aannemelijk te achten dat veroordeelde bij deze feiten betrokken was. De ontnemingsvordering wordt op dit punt afgewezen.
Barneveld en Almkerk
De rechtbank is van oordeel dat ook ten aanzien van deze kraken het ontnemingsdossier onvoldoende aanwijzingen, ook niet in onderlinge samenhang bezien, bevat voor de betrokkenheid van veroordeelde bij deze feiten. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen rond de Audi in Kribbemonde niet wijzen op enige betrokkenheid van veroordeelde bij deze kraken, ondanks het gegeven dat veroordeelde zich op niet legale wijze bezighoudt met auto’s. Ten aanzien van de kraak in Barneveld is de enige objectieve aanwijzing die uit het dossier volgt, de inktmatch. De rechtbank is van oordeel dat een enkele inktmatch onvoldoende is om aan te nemen dat veroordeelde betrokken was. De inkt en glasmatch in de Audi vindt de rechtbank opmerkelijk, maar vormt geen aanwijzing dat veroordeelde degene is geweest die in de Audi heeft gezeten ten tijde van de kraken. De ontnemingsvordering wordt ook voor dit onderdeel afgewezen.
Deventer
Op grond van het gegeven dat veroordeelde voorafgaand aan en vele uren na de kraak gezien wordt bij de loods in Kerkdriel met een Audi en een Volkswagen Golf, acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat veroordeelde betrokken was bij deze kraak. Daartoe is de rechtbank van oordeel dat over de door de daders bij de plofkraak gebruikte auto onvoldoende bekend is. Hoewel bij veroordeelde geld wordt aangetroffen met daarop inkt van de plaats delict, acht de rechtbank dat onvoldoende om aannemelijk te achten dat veroordeelde betrokken is bij de kraak in Deventer. De ontnemingsvordering wordt op dit punt afgewezen.
Soest
Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er op grond van de hier onder genoemde feiten en omstandigheden voldoende aanwijzingen dat veroordeelde dit soortgelijke feit heeft begaan.
Op 22 juli 2016 doet [aangever] namens Albert Heijn aan de [adres] te [vestigingsplaats] aangifte van inbraak. [5] Op de camerabeelden zijn drie daders te zien. [6] Door de ING Bank wordt vastgesteld dat de kluis, het bovencompartiment en het alarmsysteem van de geldautomaat volledig zijn vernield. [7] De muur achter de geldautomaat is beschadigd, de plafondplaten hangen los en er zijn een aantal lampen vernield. Er is voor een bedrag van 65.150 euro aan coupures van 50 euro en voor een bedrag van 57.040,00 euro aan coupures van 20 euro weggenomen (
de rechtbank begrijpt: samen 122.190). [8]
Door een forensisch onderzoeker wordt een inktmonster (AAGD5068NL) veiliggesteld uit een geldcassette van de plaats delict. [9]
In de woning van veroordeelde aan de [adres] te [woonplaats] worden onder andere een paar handschoenen (E.06.01.014.001) in beslaggenomen. [10] Op de handschoenen werd inkt waargenomen (AAJQ5804NL) [11] De palm van de rechter handschoen werd bemonsterd (AAKJ6555NL). [12] Dit inktmonster match met het referentie-inkt en de administratie van 3SI/G4S van het inkt van de plaats delict. [13]
De rechtbank is van oordeel dat de inkt hoogstwaarschijnlijk is opgedroogd na het gebruik van de handschoen bij de plofkraak. Het feit dat een plofkraak gerelateerd goed bij veroordeelde in zijn woning wordt aangetroffen is voor de rechtbank een sterke aanwijzing voor de betrokkenheid van veroordeelde bij deze plofkraak.
Op 11 oktober 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de garagebox in [adres] . [14] In de garagebox werden diverse verhuisdekens en doeken aangetroffen. [15] Deze werden veiliggesteld voor ander onderzoek (AAJW0963NL). [16]
Deze garagebox werd gehuurd door veroordeelde. [17]
De deken (AAJW0963NL) werd bemonsterd (AAKJ6207NL) en onderzocht op de aanwezigheid van referentie-inkt. [18] Het monster matcht met het referentie-inkt wat veiliggesteld is op en de administratie van 3SI/G4S van de plaats delict in Soest. [19]
Uit het onderzoek 032Smit is gebleken dat de daders van de plofkraken gebruik maakten van dekbedden om de gebruikte gasflessen in te wikkelen. Dat in de garagebox van veroordeelde een soortgelijk dekbed wordt aangetroffen met daarop inkt van de plofkraak in Soest is eveneens een aanwijzing voor de betrokkenheid van veroordeelde bij deze plofkraak.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst
Bij het bepalen van het wederrechtelijk voordeel zal de rechtbank uitgegaan van een berekening op transactiebasis. Hierbij wordt het voordeel per feit berekend op basis van de opbrengst minus de kosten per feit. De opbrengst bestaat uit de bankbiljetten welke zijn weggenomen uit de desbetreffende ING-geldautomaat. [20] De rechtbank gaat uit van de buit, zoals deze is aangeven in de aangifte van de ING Bank. De ING Bank heeft namelijk per soort coupure vermeld wat de aanwezige waarde daarvan was op het moment van de kraak en wat daarvan is gestolen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de in de aangifte opgenomen buit te verminderen.
Aangezien besmeurde biljetten nog steeds een wettig betaalmiddel vormen, wordt voor de waardering van de opbrengst nog steeds uitgegaan van de waarde van de contante bankbiljetten. [21]
Verdeelsleutel
Vanuit het onderzoek is geen zicht verkregen op een vermoedelijke opbrengst-verantwoording dan wel op een mogelijke verdeelsleutel van de opbrengst per kraak tussen veroordeelde en zijn mededaders. Tevens zijn er vanuit het onderzoek geen aanwijzingen dat de verdeling van het voordeel niet gelijkelijk heeft plaatsgevonden. Derhalve hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat de verdeling van de opbrengst van een kraak evenredig heeft plaatsgevonden over de (waargenomen) deelnemers aan de kraak. Dit betekent een pondspondsgewijze verdeling over de deelnemers aan de kraak. [22]
Aftrekbare kosten
Veroordeelde is op 25 juni 2016 op Schiphol aangehouden door de Koninklijke Marechaussee. Veroordeelde was toen in het bezit van in totaal 191 eurobankbiljetten welke vermoedelijk besmeurd waren met inkt. Dit was een totaal bedrag van € 3.910,00. [23]
Tijdens de doorzoeking van de woning van veroordeelde is een geldbedrag van € 710,00 in beslaggenomen. [24]
In het voordeel van de veroordeelde zullen deze inbeslaggenomen bankbiljetten in mindering worden gebracht op het door de veroordeelde gerealiseerde voordeel van de kraken. [25]
Berekening
Kraak
Opbrengst
Aantal daders
Aandeel veroordeelde
Opbrengst veroordeelde
Soest
€ 122.190,00
3
1/3 deel
€ 40.730,00
Driebergen
€ 20.940,00
3
1/3 deel
€ 6.980,00
Almelo
€ 80.590,00
3
1/3 deel
€ 26.863,33
Utrecht
€ 33.560,00
3
1/3 deel
€ 11.186,67
Totaal opbrengst
€ 85.760,00
Geld Schiphol
€ 3.910,00 -/-
Geld woning
€ 710,00 -/-
Totaal WVV [26]
€ 81.140,00
Conclusie
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat veroordeelde uit medeplegen van plofkraken voordeel heeft genoten.
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel kan dan ook aan de veroordeelde worden opgelegd voor een bedrag van € 81.140,00.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van
€ 81.140,00(zegge: eenentachtigduizend honderdveertig euro);
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 81.140,00(zegge: eenentachtigduizend honderdveertig euro).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van den Boogaard, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. I. Völkers en F.H. Batavier, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2018.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier, 032Smit / MD3R015083 Ontnemingsdossier, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 889. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren
2.Een geschrift te weten een onderzoek naar de overeenkomt in het looppatroon van veroordeelde V1 en dader D12 van een delict gepleegd te Ede in de zaak 032Smit opgesteld door prof. dr. E. Otten, bewegingswetenschapper, 13 augustus 2018, pagina 9 van 10.
3.Een geschrift te weten Review looppatroonrapporten in onderzoek 032smit/locaties Vaassen en Ede van het NFI van 13 september 2018, p. 4 van 10.
4.Een geschrift te weten Review looppatroonrapporten in onderzoek 032smit/locaties Vaassen en Ede van het NFI van 13 september 2018, p. 9 van 10.
5.Proces-verbaal van aangifte 22 juli 2016, Zaaksdossier Soest [adres] , p. 209012.
6.Proces-verbaal van bevindingen omtrent camerabeelden Albert Heijn tijdstip plofkraak, Zaaksdossier Soest, p. 209092.
7.Een geschrift te weten rapport onderzoek incident ING domein, Zaaksdossier Soest [adres] , p. 209022.
8.Een geschrift te weten rapport onderzoek incident ING domein, Zaaksdossier Soest [adres] , p. 209023.
9.Proces-verbaal van sporenonderzoek, Zaaksdossier Soest [adres] , p. 209064.
10.Proces-verbaal doorzoeking 11 oktober 2016, Persoonsdossier [veroordeelde] , p. 101030.
11.Proces-verbaal visueel onderzoek sporendragers op inkt en glas, Forensisch Dossier 3.03, p. 032.
12.Proces-verbaal sporenonderzoek, Forensisch Dossier 3.03, p. 062.
13.Proces-verbaal inktonderzoek, Forensisch Dossier 3.01, p. 038.
14.Proces-verbaal zoeking [adres] , Forensisch Dossier 3.03, p. 178.
15.Proces-verbaal zoeking [adres] , Forensisch Dossier 3.03, p. 179.
16.Proces-verbaal zoeking [adres] , Forensisch Dossier 3.03, p. 181.
17.De verklaring van veroordeelde afgelegd ter terechtzitting van 9 oktober 2018.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek, Forensisch Dossier 3.03, p. 064.
19.Proces-verbaal inktonderzoek, Forensisch Dossier 3.01, p. 048.
20.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, 23 mei 2017, Ontnemingsdossier, ordner 1, p. 17.
21.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, 23 mei 2017, Ontnemingsdossier, ordner 1, p. 17.
22.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, 23 mei 2017, Ontnemingsdossier, ordner 1, p. 18.
23.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, 23 mei 2017, Ontnemingsdossier, ordner 1, p. 17.
24.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, 23 mei 2017, Ontnemingsdossier, ordner 1, p. 19.
25.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, 23 mei 2017, Ontnemingsdossier, ordner 1, p. 18.
26.Afkorting: Wederrechtelijk Verkregen Voordeel.