ECLI:NL:RBMNE:2018:6454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
16/070267-96
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar in een strafzaak

In de zaak van de officier van justitie tegen betrokkene, geboren in Marokko in 1975 en verblijvende bij FPC Pompestichting, heeft de rechtbank op 24 december 2018 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en adviezen van deskundigen. Tijdens de zitting op 12 december 2018 zijn zowel de officier van justitie als betrokkene, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord. De deskundige W.J.P. Gaertner heeft het standpunt van de inrichting toegelicht, waarin werd gesteld dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis en dat het recidiverisico hoog is. De verdediging pleitte voor aanhouding van de zaak in afwachting van een rapport over de longstay-status van betrokkene, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De rechtbank oordeelde dat de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, en dat er nog twee jaar nodig is voor een mogelijke gedragsverandering van betrokkene. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd, op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/070267-96
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling van 24 december 2018
In de zaak van de officier van justitie tegen
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1975] ,
verblijvende bij FPC Pompestichting te [woonplaats] ,
verder te noemen: betrokkene,
raadsman mr. S.O. Roosjen te Groningen,
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- een afschrift van het vonnis van de rechtbank Utrecht van 21 november 1997, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege;
- een afschrift van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 7 juli 1998, waarbij het hof tot eenzelfde strafoplegging is gekomen als de rechtbank;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 19 december 1998;
- de beslissing van deze rechtbank van 15 december 2016 waarbij de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar is verlengd;
- de beslissing van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 mei 2017, waarbij de beslissing van de rechtbank is bevestigd;
- de vordering van de officier van justitie van 14 november 2018, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
- het verlengingsadvies van 25 september 2018, opgemaakt door drs. E.P.M.T. Brouns (psychiater en plaatsvervangend hoofd van de inrichting) en drs. W. Gaertner (behandelcoördinator) van FPC Pompestichting, inhoudend het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar;
- de wettelijke aantekeningen over de periodes 9 januari 2017 tot en met 11 juli 2017, 21 augustus 2017 tot en met 21 februari 2018 en 21 februari 2018 tot en met 21 augustus 2018.

2.De procesgang

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 12 december 2018 is de officier van justitie gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman.
Voorts is de deskundige W.J.P. Gaertner, werkzaam als GZ-psycholoog en behandelcoördinator bij FPC Pompestichting, gehoord.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige voornoemd heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht.
Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij (voorwaardelijke) beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting zijn vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar gehandhaafd.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair bepleit om de behandeling van de zaak aan te houden. De raadsman heeft toegelicht dat er op dit moment een onderzoek gaande is naar de longstay-status van betrokkene. De deskundigen zullen vermoedelijk adviseren deze status op te heffen, zodat er weer perspectief komt voor betrokkene. Dit is van groot belang voor de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Om die reden dient het rapport over de longstay-status te worden afgewacht.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. Dat biedt betrokkene perspectief en geeft de mogelijkheid om na een jaar het genoemde rapport te betrekken bij de te nemen beslissing.

6.Beoordeling

Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten een narcistische persoonlijkheidsstoornis, antisociale en histrionische trekken, verslavingsproblematiek en een somatisch-symptoomstoornis.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportages van de deskundigen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Uit het door de kliniek opgestelde rapport blijkt het volgende.
Betrokkene verblijft sinds augustus 2017 op de longstay-afdeling te [woonplaats] . Het beeld dat de afgelopen jaren door verschillende klinieken is geschetst, is onverminderd van kracht. Betrokkene is wat betreft zijn functioneren, maar zeker voor wat betreft risicobeheersing, volledig afhankelijk van een ondersteunende, toezichthoudende en begrenzende omgeving waar geen sprake is van enige (behandel)druk en waarin de bejegening zoveel mogelijk wordt afgestemd op de pathologie. Geregeld is de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen (afzondering/separatie) of zijn andere interventies nodig geweest om gevaar voor de omgeving van betrokkene af te wenden.
Naar de mening van het behandelteam zal betrokkene de komende jaren (de reguliere tbs-/longstay-termijn overschrijdend) nodig hebben om zijn gedrag en houding in die mate te kunnen verbeteren dat er mogelijk ander perspectief kan ontstaan dan enkel verblijf binnen een hoog beveiligende setting zonder behandeldruk, als de huidige.
Gelet op dit advies van de inrichting en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank zal het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de zaak afwijzen. De rechtbank begrijpt dat het voor betrokkene van groot belang is wat het advies van de deskundigen met betrekking tot zijn longstay-status zal zijn. Op dit moment ligt echter de vraag voor of de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist. Dat is, op grond van de inhoud van het verlengingsadvies van de inrichting, het geval. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van het rapport van de LAT.
Ook het subsidiaire verzoek van de raadsman volgt de rechtbank niet. Op dit moment is betrokkene volledig afhankelijk van extern toezicht en beveiliging zonder behandeldruk. Gelet op deze situatie, en gezien het behandelverloop van de afgelopen jaren, kan de rechtbank zich vinden in het standpunt van de inrichting dat in ieder geval nog twee jaar nodig is om een eventuele gedragsverandering te bewerkstelligen waardoor betrokkene meer perspectief zou kunnen worden geboden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de terbeschikkingstelling met minder dan twee jaar te verlengen.
De rechtbank is van oordeel dat de maatregel met twee jaar verlengd dient te worden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A. Bos, voorzitter, mrs. E.J.W. Verhaagh en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.C. van Reenen, in het openbaar uitgesproken op 24 december 2018.