ECLI:NL:RBMNE:2018:6434

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
659387-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de meervoudige kamer inzake wapen- en drugsmisdrijven met constatering van vormverzuim

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 december 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 30 mei 2018 in Almere een pistoolmitrailleur, scherpe patronen, GHB en hennep in zijn bezit had. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 17 december 2018, waar de officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, en de raadsman, mr. B.J.H. Sijbom, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waaronder het bezit van een vuurwapen en verdovende middelen. De rechtbank constateerde een vormverzuim met betrekking tot de machtiging tot doorzoeking van de woning van de verdachte, maar oordeelde dat dit verzuim geen gevolgen had voor de strafbaarheid van de verdachte. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een deel van de tenlastelegging met betrekking tot de GHB, waar de verdachte partieel vrijgesproken werd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, maar dat er ook positieve ontwikkelingen waren in zijn leven, zoals het vaderschap, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659387-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
verblijvende [adres] , te ( [postcode] ) [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. B.J.H. Sijbom, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 30 mei 2018 in Almere een pistoolmitrailleur en twee bijbehorende patroonmagazijnen en/of een apart patroonmagazijn aanwezig heeft gehad;
feit 2:
op 30 mei 2018 in Almere scherpe patronen aanwezig heeft gehad;
feit 3:
op 30 mei 2018 in Almere 37,7 liter GHB aanwezig heeft gehad;
feit 4:
op 30 mei 2018 in Almere 1677 gram hennep aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de 37,2 liter GHB die is aangetroffen in jerrycans in de box van de woning. Met betrekking tot feit 1, feit 2 en feit 4 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
VormverzuimDe raadsman heeft aangevoerd dat de machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte niet voldeed aan de eisen zoals in de wet gesteld. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [A] volgt dat de machtiging niet ingevuld was en dat deze door meerdere collega’s kon worden gebruikt. Dit is in strijd met artikel 6 van de Algemene Wet Binnentreden. Het niet tonen van een correcte en volgens de letter van de wet opgemaakte machtiging levert een substantieel onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte was, ten tijde van het binnentreden, woonachtig in de woning en is dus geschonden in zijn belang, in die zin dat sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM / artikel 12 van de Grondwet. Strafvermindering is de gepaste reactie die hierop dient te volgen.
Omdat het door de raadsman geconstateerde vormverzuim ook andere consequenties kan hebben dan strafvermindering, overweegt de rechtbank hierover als volgt. Ter zitting is duidelijk geworden dat raadsman niet in bezit is geweest van pagina 106 van het dossier. Uit pagina’s 105 en 106 blijkt dat de machtiging tot binnentreden was ingevuld en ook was ondertekend door de hulpofficier van justitie [B] , maar dat alleen de naam van de gemachtigde verbalisant daarbij niet van te voren was ingevuld. Uit artikel 6 van de Algemene wet op het binnetreden volgt dat de machtiging tot binnentreden moet zijn voorzien van de naam of het nummer en de hoedanigheid van degene aan wie de machtiging is gegeven. Hieraan was niet voldaan en de rechtbank constateert dan ook dat een vormvoorschrift is geschonden.
De vraag is of, en zo ja welke, rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden, nu dit niet uit de wet volgt. Bij de beoordeling daarvan moet de rechtbank rekening houden met de in artikel 359a, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. De rechtbank is van oordeel dat het vormverzuim in het onderhavige geval niet zodanig ernstig is dat hieraan consequenties moeten worden verbonden. Immers, betrokken verbalisant was bij het binnentreden in het bezit van de vooraf door de hulp officier van justitie afgegeven machtiging tot binnentreden en heeft zich voorafgaand aan het binnentreden van de woning gelegitimeerd en het doel hiervan meegedeeld aan verdachte. Daarbij komt dat de rechter-commissaris nadien en in vervolg op het binnentreden een machtiging heeft afgegeven voor verdere doorzoeking van de woning. Gelet hierop valt niet in te zien welk belang van verdachte in concreto is geschonden doordat de binnentredende verbalisant niet in de machtiging werd genoemd. De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering van het vormverzuim, zonder dat daaraan consequenties worden verbonden.
Feit 1:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2018, genummerd PL0900-2018152278-10, opgemaakt door [C] , hoofdagent van Politie Eenheid […] en [A] , brigadier van politie Eenheid […] (blz. 1006 e.v.);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2018, genummerd PL0900-2018152278-69, opgemaakt door [E] , BOA domein generieke opsporing, aktenummer 6031614/2 van politie, Dienst Regionale Recherche, Afdeling [..] , Team [.] (blz. 1129 e.v);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 17 december 2018.
Feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2018, genummerd PL0900-2018152278-10, opgemaakt door [C] , hoofdagent van Politie Eenheid […] en [A] , brigadier van politie Eenheid […] (blz. 1006 e.v.);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2018, genummerd PL0900-2018152278-69, opgemaakt door [E] , BOA domein generieke opsporing, aktenummer 6031614/2 van politie, Dienst Regionale Recherche, Afdeling [..] , Team [.] (blz. 1130 e.v);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 17 december 2018.
Feit 3:Bewijsmiddelen
Op 30 mei 2018 wordt bij een onderzoek in de woning aan de [adres] te [woonplaats] door de politie in de koelkast een plastic tasje met daarin een verpakking van een AA flesje aangetroffen. Het flesje was gevuld met een stroperige, kleurloze vloeistof. [1]
Op 6 juni 2018 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld naar de inhoud van het aangetroffen flesje AA Drink 500 ml. Een monster van de vloeistof wordt ter verder onderzoek aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). [2]
Onderzoek door het NFI aan voornoemd monster wees uit dat dit GHB bevat. [3]
Verdachte verklaart ter zitting het flesje GHB voor een feestje te hebben aangeschaft. [4]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het aanwezig hebben van 3 jerrycans met verdovende middelen die zijn aangetroffen in de bij de woning behorende box. Verdachte heeft verklaard dat de jerrycans niet van hem zijn. Niet valt vast te stellen dat verdachte enige wetenschap heeft gehad met betrekking tot de aanwezigheid van GHB in de jerrycans in de box. Daarbij komt dat ook andere personen dan verdachte van de box gebruik konden maken. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Partiële vrijspraak
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit en overweegt hiertoe als volgt. Uit het dossier komt naar voren dat, ten tijde van het tenlastegelegde, ook anderen dan verdachte de beschikking hebben gehad over een sleutel van de box en dat verdachte niet de enige was die van de box gebruik maakte. Onvoldoende kan worden vastgesteld dat de met GHB gevulde jerrycans verdachte toebehoorden, of dat hij zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de GHB in de jerrycans. Hieruit volgt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging voor zover dat ziet op de hoeveelheid GHB in de 3 jerrycans, te weten 37,2 liter.
Verdachte bekent daarentegen het voorhanden hebben van het flesje AA Drink gevuld met GHB in de koelkast. De rechtbank komt daarom op grond van voornoemde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van ongeveer 0,5 liter GHB.
Feit 4:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 31 mei 2018, genummerd PL0900-2018152278-10, opgemaakt door [C] , hoofdagent van Politie Eenheid […] en [A] , brigadier van politie Eenheid […] ;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2018, genummerd PL0900-2018152267-66, opgemaakt door [D] , hoofdagent van politie Eenheid […] , tevens taakaccenthouder hennep, (blz. 1076 e.v.);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 17 december 2018.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1.
hij op 30 mei 2018 te Almere een wapen van categorie II (onder 2), te weten
- een vuurwapen (pistoolmitrailleur, merk CZ, model M61 Skorpion, kaliber 7.65mm, met twee patroonmagazijnen) en
- een patroonmagazijn (kaliber 7.62x39mm)

voorhanden heeft gehad;

feit 2:
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Almere munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid scherpe patronen (kaliber 7.65 mm) en/of een hoeveelheid scherpe patronen (kaliber 7.62x39mm), voorhanden heeft gehad;
feit 3:
hij op 30 mei 2018 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,5 liter GHB, zijnde GHB een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 4:
hij op 30 mei 2018 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1677 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen 1 tot en met 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich, zoals al overwogen, op het standpunt dat de machtiging tot doorzoeking van de woning van verdachte niet voldeed aan de eisen zoals in de wet gesteld en dat dit tot strafvermindering moet leiden.
Ten aanzien van het vuurwapen verzoekt de raadsman rekening te houden met de stelling van verdachte dat het voorhanden hebben van het vuurwapen niet voortkomt uit plannen en/of connecties met de criminaliteit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een verboden wapen, het bezit van meerdere magazijnen en scherpe patronen en het bezit van (een grote hoeveelheid) soft- en harddrugs. Hoewel verdachte de bewezenverklaarde feiten bekent, wekt hij niet de indruk doordrongen te zijn van de ernst van zijn handelen. Zo verklaart verdachte dat hij het gevonden wapen wilde vergulden en inlijsten omdat dit wapen en de munitie erfstukken zouden zijn van een overleden vriend die hij op die manier wilde gedenken. Dit voornemen strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de afkeer van wapens die verdachte zegt te hebben. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de keuze heeft gemaakt om het (onderdeel van het) wapen en de (bijbehorende) scherpe patronen niet ter beschikking van de politie te stellen, maar in zijn woning te bewaren waar zijn jonge kinderen op bezoek komen. De omstandigheid dat verdachte GHB in een, voor kinderen als zodanig herkenbaar, sportdrankflesje in de koelkast bewaart, is om dezelfde reden kwalijk te noemen. Verdachte heeft hiermee zijn kinderen blootgesteld aan risico’s die dodelijke gevolgen kunnen hebben.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 17 november 2018 eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank heeft verder mede gelet op de oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van een automatisch vuurwapen categorie II. Volgens de oriëntatiepunten is daarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden passend. Voor het bezit van de 0,5 liter GHB gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 150 uur en voor het bezit van 1677 gram hennep is een taakstraf passend van 100 uur.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de reclasseringsrapportage van 14 december 2018, waarin naar voren komt dat er bij verdachte een duidelijke afname van recidive zichtbaar is en dat zijn houding is veranderd. Deze verandering zou te danken zijn aan het vaderschap van verdachte. De rechtbank juicht deze ontwikkeling toe, maar acht het ook noodzakelijk dat verdachte een stevige stok achter de deur heeft, om te voorkomen dat verdachte weer opnieuw de fout in gaat. De rechtbank zal de straf daarom gedeeltelijk in voorwaardelijke vorm opleggen. Ter zitting heeft verdachte verklaart zich aan eventueel op te leggen voorwaarden te willen houden.
Zoals al overwogen is de rechtbank van oordeel dat het geconstateerde vormverzuim in de machtiging tot binnentreden niet tot enige consequentie hoeft te leiden. Ook strafvermindering is daarom niet aan de orde.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is voor de duur van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank zal daarbij, naast de algemene voorwaarden, als bijzondere voorwaarde de meldplicht opnemen, zoals door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie is gevorderd.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en
  • 26 en 55 Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde bewezen, als hierboven in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
* zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de heer [H] (toezichthouder Reclassering Nederland) op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Verdachte dient zich te blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en V. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.A.L. van Dreumel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 december 2018.
Mrs. Beljaars, Kool en Van Dreumel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1.
Hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Almere een of meer wapens van categorie II (onder 2), te weten
- een vuurwapen (pistoolmitrailleur, merk CZ, model M61 Skorpion, kaliber 7.65mm, met twee patroonmagazijnen) en/of
- een patroonmagazijn (kaliber 7.62x39mm)
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
feit 2.
Hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Almere munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid scherpe patronen (kaliber 7.65 mm) en/of een hoeveelheid scherpe patronen (kaliber 7.62x39mm), voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
feit 3.
Hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 37,7 liter GHB (4-hydroxyboterzuur), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-hydroxyboterzuur) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 4.
Hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1677 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-201812278-10 opgemaakt op 31 mei 2018 door [C] , hoofdagent van politie eenheid […] en [A] , brigadier van politie eenheid […] blz. 1006 e.v.
2.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer PL0900-2018152278-63 opgemaakt op 6 juni 2018 door [G] , medewerker van politie Eenheid […] en [I] , brigadier van politie Eenheid […] , houdende een verklaring van voornoemde verbalisanten (blz.1080 e.v.).
3.Rapport Nederlands Forensisch Instituut (blz. 1082 en 1083)
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 17 december 2018.