ECLI:NL:RBMNE:2018:6421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
16/659626-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging met ernstige verwondingen en vrijspraak voor poging tot doodslag

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2018, stond de verdachte terecht voor openlijk geweld in vereniging tegen een slachtoffer, dat op 8 mei 2016 in Bunnik plaatsvond. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, waarbij deze ernstig letsel opliep, waaronder een schedelbasisfractuur. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, namelijk poging tot doodslag en zware mishandeling. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk een significante rol had gespeeld in het openlijk geweld, wat leidde tot een veroordeling voor dit feit. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van 152 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uur. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, in het gelijk gesteld en werd een schadevergoeding van € 7.250,00 toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659626-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzittingen van 5 augustus 2016 en 7 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht, alsmede van hetgeen mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens het slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 5 augustus 2016 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair op 8 mei 2016, samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair op 8 mei 2016, samen met anderen, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiair op 8 mei 2016, samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meest subsidiair op 8 mei 2016 samen met anderen openlijk geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen. Zij acht het subsidiair tenlastegelegde - zware mishandeling - wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Uit de camerabeelden kan niet worden afgeleid dat de verdachte geweldshandelingen heeft verricht. De verklaring van getuige [getuige 1] kan niet voor bewijs worden gebruikt, omdat hij tegenstrijdig verklaard heeft, het ten tijde van het incident donker was en er veel mensen omheen stonden. Uit de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] kan worden afgeleid dat de verdachte geen rol heeft gehad bij het geweldsincident.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 7 mei 2016 naar [locatie] te Bunnik is gegaan. [2] Hij kwam weer bij in het ziekenhuis met een gebroken neus, een gebroken rotsbeentje achter zijn rechteroor, bloedingen binnen zijn schedel en een hersenfractuur. [3]
Verdachte heeft op dinsdag 10 mei 2016 bij de politie verklaard dat hij afgelopen zaterdag- op zondag nacht (de rechtbank begrijpt: 7 op 8 mei 2016) bij [locatie] ruzie kreeg met een jongen met wie hij op de vuist ging. Die jongen heeft hem meerdere keren met zijn vuist op het gezicht geslagen. Verdachte had daardoor een schaafplek en een bloedinkje bij zijn rechter oog. Hij heeft een icepack gekregen. [4] Even later zag hij de jongen die hem de klappen had gegeven. Verdachte zag dat [voornaam van medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) over enkele meters naar die jongen toe liep. Hij zag dat [voornaam van medeverdachte] die jongen toen met zijn vuist tegen zijn hoofd sloeg. [5]
Getuige [getuige 1] [6] bevond zich op 8 mei 2016 op het terrein van […] , [adres] (de rechtbank begrijpt: te [vestigingsplaats] ). [7] Hij heeft verklaard dat een groepje op een jongen afliep. Eén van deze jongens had een bult op zijn hoofd.
Een jongen sloeg een jongen meerdere keren met zijn vuist op zijn hoofd. De jongen die klappen kreeg, viel op de grond en was buiten bewustzijn.
De jongen met een bult op zijn hoofd gaf de jongen die bewusteloos op de grond lag meerdere trappen. [8] De groep die de jongen trapte bestond uit 5 à 6 man, zij hadden allemaal een aandeel in de mishandeling. [9]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [voornaam van verdachte] een bult boven zijn rechteroog had. [10] Getuige [getuige 4] herkent de persoon 2 op foto 1A [11] als [voornaam van verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). [12] [13]
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 5 augustus 2016 en 7 december 2018 de bewegende video-camerabeelden die zich in het dossier bevinden uitgekeken. [14] Ter zitting op 5 augustus 2016 heeft de verdachte aan de hand van de getoonde bewegende beelden van het geweldsincident verklaard dat hij met medeverdachte [medeverdachte] meeliep in de richting van [slachtoffer] . [15]
De rechtbank heeft het volgende op de beelden waargenomen. Te zien is dat een aantal personen komt aanlopen. Eén van deze personen loopt voorop. Van achteren gezien rechts van deze persoon loopt iemand die zijn rechterhand bij zijn hoofd houdt. Op enig moment beweegt deze persoon zich richting het gevecht, blijft iets achter en houdt zijn hand bij het hoofd (04:00:56.238 tot 04:00:59:638). Vervolgens loopt deze persoon af op de persoon op de grond en maakt een trappende beweging (04:01:01:678 tot 04:01:03:118) waarna hij wordt vastgepakt door een persoon met een felgekleurd hesje.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaring [getuige 1]
De rechtbank ziet in hetgeen door de raadsman is betoogd geen aanleiding om de door getuige [getuige 1] afgelegde verklaring uit te sluiten van bewijs. De verklaring is, waar het gaat om de waarneming van de vechtpartij gedetailleerd en consistent. Bovendien gaat het hier om een onafhankelijke getuige, een buitenwacht op de terrein waar het incident zich heeft voorgedaan. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten voor de stelling dat de verklaring van [getuige 1] ook anderszins onbetrouwbaar zou zijn, bijvoorbeeld door zogeheten “
storytelling”, nu hij zijn verklaring op dezelfde dag als het incident heeft afgelegd.
Aandeel verdachte in het (openlijk) geweld)
Vooropgesteld moet worden dat van 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van art. 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.
De rechtbank stelt, mede op grond van de verklaringen van de verdachte en van getuige [getuige 4] , vast dat de persoon die op de beelden is te zien met het hand bij de hoofd, de verdachte [verdachte] is. De rechtbank stelt op grond van de getuigenverklaringen en de eigen waarneming van de bewegende beelden op de zitting vast dat verdachte zich in de vechtpartij heeft gemengd en daarbij het slachtoffer heeft getrapt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende significante rol heeft gespeeld bij de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Verdachte is met de groep jongens richting [slachtoffer] gelopen en heeft bewust een confrontatie met [slachtoffer] opgezocht. Hij is meegegaan in de aanvalsgolf van de groep jongens en heeft [slachtoffer] vervolgens meermalen getrapt. De verdachte is zodoende naar het oordeel van de rechtbank onderdeel geweest van de tegen [slachtoffer] gerichte aanvalsgolf en heeft daarin een actieve bijdrage geleverd. De verklaring van verdachte dat hij op afstand van de vechtpartij is gebleven en daaraan geen deelnam wordt door het vorenstaande weerlegd.
Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat verdachte een voldoende significante rol heeft geleverd aan het geweld door meerdere personen tegen het slachtoffer, is sprake van het ’in vereniging’ plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4.3.2
vrijspraak primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde medeplegen van poging doodslag, het subsidiair tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling en het meer subsidiair tenlastegelegde poging medeplegen zware mishandeling overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat het hoofd/gezicht van [slachtoffer] door schoppen, trappen of stampen van verdachte tijdens het geweldsincident is geraakt. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen het (voorwaardelijke) opzet had dat [slachtoffer] zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee onvoldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van zowel het medeplegen van poging tot doodslag of zware mishandeling danwel een poging daartoe. Het betoog dat op de schoen van verdachte bloed is aangetroffen van [slachtoffer] maakt dat niet anders, alleen al omdat onduidelijk is op welke wijze het bloed daarop terecht is gekomen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van zowel de poging tot doodslag als het medeplegen van zware mishandeling alsook het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meest subsidiair
op 8 mei 2016 te [vestigingsplaats] met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam] , openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het meermalen (met kracht) schoppen en slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder meest subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
meest subsidiairopenlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een contactverbod met [slachtoffer] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair wordt naar voren gebracht dat de rol van verdachte beduidend kleiner is dan de rol van de mededaders. De verdachte heeft een blanco strafblad, de begeleiding door de reclassering is goed verlopen en het recidivesrisico wordt als laag ingeschat. De verdediging verzoekt om het opleggen van een straf gelijk aan de duur van het voorarrest en eventueel het opleggen van een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft op 8 mei 2016 samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Verdachte is samen met zijn mededaders naar [slachtoffer] gelopen, die vervolgens is geslagen, op de grond is geworpen, en daarna door verdachte en zijn mededaders meermalen met kracht tegen het lichaam en het hoofd is geschopt en getrapt.
Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de gezondheid van [slachtoffer] . [slachtoffer] lag weerloos op de grond en kon zich niet verdedigen tegen het stompen, trappen en schoppen tegen zijn lichaam en zijn hoofd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank in het nadeel van de verdachte in aanmerking dat [slachtoffer] door het openlijk geweld letsel heeft opgelopen waaronder met name een schedelbasisfractuur, storingen in het bewustzijn en bloed in de hersenen. Gelet op ernst van het bewezenverklaarde feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere dan een in beginsel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daarbij wel een aanzienlijk deel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 24 oktober 2018;
- een reclasseringsadvies van 1 augustus 2018, uitgebracht door [naam instelling] ;
- de leeftijd van verdachte;
- het tijdsverloop tussen de dag van het geweldsincident en het wijzen van dit vonnis.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, alsmede het feit dat alleen het meest subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is verklaard wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 152 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 160 uur voor verdachte passend en geboden is.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde, nu de rechtbank geen aanwijzingen heeft dat de verdachte, tegen de zin van het slachtoffer, contact met hem heeft opgenomen of op zal nemen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen schoenen terug te geven aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de onder verdachte in beslag genomen schoenen niet terug te geven aan verdachte, zodat er – indien hoger beroep wordt ingesteld - eventueel nader onderzoek aan de schoenen gedaan kan worden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 paar sportschoenen, kleur zwart met witte zool.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich op 3 augustus 2016 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.250,00. Dit bedrag bestaat uit € 3.250,00 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Op 4 december 2018 is een aanvullende vordering ontvangen waarbij het bedrag van de gevorderde materiële schade is verhoogd tot € 16.834,00. De benadeelde partij vordert daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De materiële schade ter hoogte van € 3.250,-, zoals gevorderd op 3 augustus 2016, acht de rechtbank voldoende rechtstreeks en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de post studievertraging ten bedrage van € 1.716,-, zoals gevorderd op 3 augustus 2016, merkt de rechtbank op dat dit deel van de vordering voldoende wordt onderbouwd door de rapportage van de (bedrijfs)arts van 7 juli 2016.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de schadepost “studievertraging” voor de periode langer dan twee maanden, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering vooralsnog onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De rechtbank zal om die reden bepalen dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost studievertraging voor de periode langer dan twee maanden niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan [slachtoffer] door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als deze benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank overweegt dat genoegzaam is gebleken dat het lichamelijk letsel bij [slachtoffer] ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is ontstaan.
De rechtbank acht de hoogte van de vordering tot immateriële schadevergoeding, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd billijk, en zal deze vordering daarom in het geheel toewijzen tot een bedrag van € 4.000,00.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 7.250,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2016 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen, omdat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meest subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meest subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meest subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf van 152 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 120 dagen,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.250,00, bestaande uit € 3.250,00 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 71 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 1 paar sportschoenen, kleur zwart met witte zool.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. R.P. den Otter en
C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 8 mei 2016 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- die [slachtoffer] één of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of meegetrokken en/of geduwd,
waardoor door voornoemde gedraging(en) die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen en/of die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag, één of meermalen (met kracht) (met geschoeide voet) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt/getrapt/gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 mei 2016 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken neus en/of een gebroken rotsbeentje en/of een bloeding binnen de schedel en/of kneuzingen van de schedel en nekwervels en/of een schedelbasisfractuur) heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met dat opzet
- één of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- ( stevig) beet te pakken en/of mee te trekken en/of te duwen,
waardoor door voornoemde gedraging(en) die [slachtoffer] ten val kwam en/of met zijn hoofd op de grond terecht kwam en/of het bewustzijn verloor en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag, één of meermalen (met kracht) (met geschoeide voet) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen/stampen;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 8 mei 2016 te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer] één of meermalen (met kracht) (met gebalde vuist) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of meegetrokken en/of geduwd,
waardoor door genoemde gedraging(en) die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen en/of het bewustzijn heeft verloren en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag, één of meermalen (met kracht) (met geschoeide voet) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt/getrapt/gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meest subsidiair
hij op of omstreeks 8 mei2016 te Bunnik met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [adres] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk geweld in vereniging heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welke geweld bestond uit het een of meermalen (met kracht) schoppen en/of slaan tegen het hoofd en/of bovenlichaam, althans het lichaam van die [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016139908, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 320. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 8 mei 2016, pagina 11.
3.Proces-verbaal van aangifte van 8 mei 2016, pagina 12.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 89.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 90.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina’s 47 tot en met 49.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina 47.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina 48.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina 49.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige van 16 mei 2016, pagina 130.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige van 16 mei 2016, pagina 134.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige van 16 mei 2016, pagina 132.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2016, pagina 42.
14.Proces-verbaal van de terechtzittingen van 5 augustus 2016 en 7 december 2018.
15.Proces-verbaal van de zitting van de meervoudige kamer voor strafzaken van 5 augustus 2016, pagina 2.