ECLI:NL:RBMNE:2018:6420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
16/659863-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging met vrijspraak voor poging tot zware mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2018, stond de verdachte terecht voor openlijk geweld in vereniging tegen een slachtoffer op 8 mei 2016 in Bunnik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij een rol speelde in het geweldsincident, niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer heeft toegebracht. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar werd wel schuldig bevonden aan openlijk geweld in vereniging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een relatief geringe rol had in het geweld, maar dat hij wel een significante bijdrage had geleverd aan de gewelddadige confrontatie. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, samen met een taakstraf van 160 uur. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die het slachtoffer had geleden, en dat de vordering tot schadevergoeding moest worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659863-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare
terechtzitting van 7 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Amsterdam, alsmede van hetgeen mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens het slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair op 8 mei 2016 in Bunnik, samen met anderen, geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair op 8 mei 2016 in Bunnik, samen met anderen openlijk geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] ;
meer subsidiair op 8 mei 2016 in Bunnik samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. De verdachte heeft geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, noch is gebleken dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen van de groep welke voldoende zijn om te kunnen spreken van het in vereniging plegen van openlijk geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 7 mei 2016 naar [locatie] te Bunnik is gegaan. [2] Hij kwam weer bij in het ziekenhuis met een gebroken neus, een gebroken rotsbeentje achter zijn rechteroor, bloedingen binnen zijn schedel en een hersenfractuur. [3]
Getuige [getuige 1] [4] bevond zich op 8 mei 2016 op het terrein van […] , [adres] (de rechtbank begrijpt: te [vestinginsplaats] ). [5] Hij heeft verklaard dat een groepje, op een jongen afliep. Eén van deze jongens had een bult op zijn hoofd.
Een jongen sloeg een jongen meerdere keren met zijn vuist op zijn hoofd. De jongen die klappen kreeg, viel op de grond en was buiten bewustzijn. De jongen met schaafwonden en een bult op zijn hoofd gaf de jongen die bewusteloos op de grond lag meerdere trappen. [6] De groep die de jongen trapte bestond uit 5 a 6 man, zij hadden allemaal een aandeel in de mishandeling. [7]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] met beide handen heeft beetgepakt en met een soort van heupworp op de grond heeft gegooid. [8]
De verdachte [9] heeft tegenover de politie verklaard dat hij met [voornaam van getuige 2] (de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 2] ) achteraan liep, toen [voornaam van medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte] ) erheen liep. [10] Hij is naar de plek gerend waar die jongen werd geslagen.
De verdachte herkent zichzelf aan de hand van een getoonde foto, waarop hij achteraan loopt met [voornaam van getuige 2] . [11] Hij had een wit shirt aan dat onder een jas of vest uitstak. [12] Op de beelden die zijn gemaakt van het geweldsincident wordt door de verbalisant gezien dat, op het moment dat [slachtoffer] wordt geslagen, een persoon komt aanrennen met een grijsachtig vest waaronder een stuk wit shirt uitsteekt. [13] De verbalisant merkt op dat de persoon met een grijsachtig vest en een witte opdruk op de rug, en daaronder een wit shirt. [14]
Bewijsoverwegingen
Aandeel verdachte in het (openlijk) geweld
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen, de beelden van het geweldsincident die beschreven staan in het dossier en de eigen waarneming van de bewegende beelden op de zitting, vast dat de verdachte de persoon is met het lichtkleurige kledingstuk dat onder de jas uitsteekt en met lichtkleurige letters of tekens op de rug. Deze persoon komt aanrennen op het gevecht en mengt zich daarin.
Openlijk geweld in vereniging
Voor het bewijs van 'in vereniging' plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, Sr. moet komen vast te staan dat de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Deze bijdrage hoeft niet zelf van gewelddadige aard te zijn. Anderzijds is de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende significante rol heeft gespeeld bij de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Verdachte is achter de groep jongens aangerend die richting [slachtoffer] liep en heeft vervolgens bewust, samen met hen, deelgenomen aan de gewelddadige confrontatie met [slachtoffer] .
Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat verdachte een voldoende significante rol heeft geleverd aan het geweld door meerdere personen tegen het slachtoffer, is sprake van het ’in vereniging’ plegen van geweld in de zin van artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4.3.2
vrijspraak primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het (voorwaardelijke) opzet had dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
op 8 mei 2016, te [vestinginsplaats] met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam] in [vestinginsplaats] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- meermalen, met kracht met de vuist in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd slaan/stompen en/of
- ( stevig) vastpakken en/of meetrekken van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen en/of die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag,
één ofmeermalen (met kracht) in/op het gezicht en
/ofop/tegen het hoofd en
/ofop/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen/stampen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis;
- een contactverbod met [slachtoffer] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De verdachte heeft geen strafblad en is sinds het geweldsincident niet meer in aanraking geweest met de politie en/of justitie. Hij zit in het laatste jaar van zijn opleiding en werkt drie dagen per week. De verdediging beroept zich op artikel 6 EVRM in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. Alleen een geheel voorwaardelijke straf is passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft op 8 mei 2016 samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . Verdachte is achter de groep mededaders aangerend, toen [slachtoffer] werd geslagen, waarna [slachtoffer] op de grond is geworpen, en vervolgens door meerdere daders met kracht tegen het lichaam en het hoofd is geschopt en getrapt. Verdachte heeft zich, ondanks dat hij daartoe alle gelegenheid had, niet van dit geweldsincident gedistantieerd. Integendeel, de verdachte is naar het geweldsincident toegerend en heeft zich gemengd in het gevechten de aanvalsgolf tegen het slachtoffer. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit en de gezondheid van [slachtoffer] . [slachtoffer] lag weerloos op de grond en kon zich niet verdedigen tegen het stompen, trappen en schoppen tegen zijn hoofd en lichaam. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank in het nadeel van de verdachte in aanmerking dat [slachtoffer] door het openlijk geweld letsel heeft opgelopen waaronder met name een schedelbasisfractuur, storingen in bewustzijn en bloed in de hersenen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met:
- het tijdsverloop tussen de dag van het geweldsincident en het wijzen van dit vonnis;
- de relatief geringere rol van verdachte bij dit geweldsincident, vergeleken met de mededaders
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 160 uur voor verdachte passend en geboden is.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod, nu de rechtbank geen aanwijzingen heeft dat de verdachte, tegen de zin van het slachtoffer, contact met hem heeft opgenomen of op zal nemen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich op 3 augustus 2016 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.250,00. Dit bedrag bestaat uit € 3.250,00 materiele schade en € 4.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Op 4 december 2018 is een aanvullende vordering ontvangen waarbij het bedrag van de gevorderde materiele schade is verhoogd tot € 16.834,00. De benadeelde partij vordert daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair is gesteld dat het causaal verband tussen het handelen van de verdachte en het letsel niet is vastgesteld.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De materiële schade ter hoogte van € 3.250,00, zoals gevorderd op 3 augustus 2016, acht de rechtbank voldoende rechtstreeks en komt volledig voor vergoeding in aanmerking. Ten aanzien van de post studievertraging ten bedrage van € 1.716,00, zoals gevorderd op 3 augustus 2016, merkt de rechtbank op dat dit deel van de vordering voldoende wordt onderbouwd door de rapportage van de (bedrijfs)arts van 7 juli 2016.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de schadepost “studievertraging” voor de periode langer dan twee maanden, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering vooralsnog onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De rechtbank zal om die reden bepalen dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost studievertraging voor de periode langer dan twee maanden niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Vast staat dat aan [slachtoffer] door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade als deze benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank overweegt dat genoegzaam is gebleken dat het lichamelijk letsel bij [slachtoffer] ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is ontstaan.
De rechtbank acht de hoogte van de vordering tot immateriële schadevergoeding, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd billijk, en zal deze vordering daarom in het geheel toewijzen tot een bedrag van € 4.000,00.
Conclusie
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 7.250,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2016 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opleggen, omdat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
een taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 7.250,00, bestaande uit € 3.250,00 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 7.250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2016 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 71 dagen hechtenis, met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. R.P. den Otter en
C.E.M. Nootenboom-Lock, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij, op of omstreeks 8 mei 2016, te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet tezamen met zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [slachtoffer] (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of meegetrokken en/of geduwd, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen en/of het bewustzijn heeft verloren en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met geschoeide voet) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt/getrapt/gestampt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 8 mei 2016, te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam] in Bunnik, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd slaan/stompen en/of
- ( stevig) vastpakken en/of meetrekken en/of duwen van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen en/of die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag, één of meermalen (met kracht) (met geschoeide voet) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] schoppen/trappen/stampen;
Meer subsidiair
hij, op of omstreeks 8 mei 2016, te Bunnik, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans alleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft/hebben mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer] (stevig) vast te pakken en/of mee te trekken en/of te duwen, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen en/of die [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren en/of
- ( vervolgens), terwijl die [slachtoffer] (bewusteloos) op de grond lag, één of meermalen (met kracht) (met geschoeide voet) in/op het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen/stampen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, genummerd PL0900-2016139908, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 320. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van 8 mei 2016, pagina 11.
3.Proces-verbaal van aangifte van 8 mei 2016, pagina 12.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina’s 47 tot en met 49.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina 47.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina 48.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 8 mei 2016, pagina 49.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte ten overstaan van de politie, pagina’s 70 tot en met 74.
9.Een proces-verbaal verhoor van verdachte van 13 mei 2016, pagina’s 168 tot en met 173.
10.Een proces-verbaal verhoor van verdachte van 13 mei 2016, pagina 170.
11.Een proces-verbaal verhoor van verdachte van 13 mei 2016, pagina 171.
12.Een proces-verbaal verhoor van verdachte van 13 mei 2016, pagina 172.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2016, pagina’s 35 tot en met 38.
14.Een proces-verbaal verhoor van verdachte van 13 mei 2016, pagina 173.