8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige bedreigingen van drie politieagenten. Hij is in verwarde toestand en luid schreeuwend “ik maak jullie af” met twee grote vleesmessen op de politieagenten afgerend. Deze situatie is voor de politieagenten zeer bedreigend en beangstigend geweest. Zij hebben daadwerkelijk voor hun leven gevreesd. De politieagenten hebben op verschillende manieren geprobeerd verdachte tot bedaren te brengen, maar konden hem pas na meerdere waarschuwingsschoten en uiteindelijk gerichte schoten op zijn lichaam doen stoppen. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de politieagenten na het incident nog langere tijd last hebben gehad van de gevolgen van het incident, zowel psychisch als lichamelijk. Bovendien heeft het incident niet alleen veel impact gehad op de politieagenten, maar ook op de omstanders die het hebben zien gebeuren. De gedragingen van verdachte leiden aldus tot een gevoel van onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder in de directe woonomgeving van verdachte, waar verdachte na afloop van zijn detentie weer terug zal keren. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 oktober 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten;
- een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 12 december 2017, opgesteld door
J. Marx, psychiater en zijn toelichting daar op ter zitting;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 10 december 2017, opgesteld door drs. P. van Vliet, GZ-psycholoog en forensisch gedragskundige NRGD;
- het advies van Reclassering Inforsa d.d. 6 november 2017, opgesteld door
L. Hoogland.
toerekenbaarheid
Het Pro Justitia rapport opgemaakt door psychiater Marx houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van zowel een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Bij verdachte is namelijk sprake van een chronisch patroon van problematisch middelengebruik en voorts is een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken vastgesteld. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor niet-aangeboren hersenletsel bij verdachte.
De persoonlijkheidsproblematiek van verdachte kenmerkt zich door een duurzaam karakter en was derhalve ook aan de orde ten tijde van het tenlastegelegde. Voornoemde problematiek heeft het handelen van verdachte deels beïnvloed, aangezien verdachtes mogelijkheid tot zelfsturing door deze problematiek in reële mate werd ondermijnd. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ook psycholoog Van Vliet adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte lijdt aan een posttraumatische-stressstoornis en er is sprake van ernstige stoornissen in het gebruik van amfetamine en alcohol. Hij was, als gevolg van deze problematiek, voorafgaand aan de komst van de bedreigde agenten al fors ontregeld. Dit heeft het handelen van verdachte beïnvloed.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen en rekent het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate toe aan verdachte.
recidiverisico en terugdringing daarvan
Het risico op vergelijkbare feiten in de toekomst wordt door de psychiater bij ongewijzigde omstandigheden ingeschat als verhoogd, gelet op de duurzaamheid van de problematiek van verdachte. De psycholoog geeft aan het recidiverisico in te schatten als matig.
Teneinde het recidiverisico terug te dringen, achten beide deskundigen het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. De psycholoog schrijft dat verdachte, om het recidiverisico te verminderen, dient te leren abstinent te blijven van middelen, opnieuw behandeld moet worden voor de vele trauma’s die hij heeft meegemaakt en meer effectieve copingvaardigheden aan dient te leren om zijn kwetsbare karakter te beschermen tegen ontregeling. Om een zinvol behandelplan op te stellen, zal eerst nader onderzoek moeten worden gedaan naar de mogelijkheid van niet-aangeboren hersenletsel en de structurele beperkingen die daaruit voortvloeien.
klinische behandelverplichting
Zowel de psychiater als de psycholoog achten in eerste instantie een klinische behandeling van verdachte geïndiceerd. De psychiater geeft aan dat een klinische opname allereerst kan dienen ter stabilisatie. Voorts kan tijdens deze opname nader onderzoek worden gedaan naar eventuele hersenorganische afwijkingen en de persoonlijkheid van verdachte. Daarnaast kan gericht worden ingezet op abstinentie van middelen en kan onderzocht worden of andere behandeldoelen nodig zijn.
Beide deskundigen achten de Lievegoedkliniek in Bilthoven een geschikte kliniek voor de behandeling van verdachte, nu het traject in deze kliniek goed aansluit bij de problematiek van verdachte. De reclassering heeft zich in haar rapport aangesloten bij het advies van de psychiater en de psycholoog. Aangegeven wordt dat de opname en de behandeling in de Lievegoedkliniek plaats zou dienen te vinden in een vrijwillig kader, aangezien deze kliniek geen forensisch zorgkader heeft. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat, gelet op (een deel van) de specifieke persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en de oorzaken daarvan, een klinische opname op vrijwillige basis veruit te verkiezen is boven een gedwongen opname in een FPA of FPK in het kader van bijzondere voorwaarden. Beide deskundigen geven aan dat verdachte gemotiveerd lijkt te zijn voor deze behandeling, waardoor verwacht wordt dat de behandeling in een vrijwillig kader kans van slagen heeft.
Geadviseerd wordt voorts om in de bijzondere voorwaarden op te nemen dat verdachte verplicht kan worden opgenomen in een FPA of FPK, wanneer blijkt dat de vrijwillige opname in de Lievegoedkliniek toch niet loopt zoals gewenst.
De psychiater heeft voorts nog expliciet aangegeven het zwaardere kader van tbs (met voorwaarden) te hebben overwogen, maar dit niet noodzakelijk te achten om het herhalingsgevaar af te wenden. Het opnemen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel volstaat.
De reclassering heeft aangegeven dat intake in de Lievegoedkliniek kan plaatsvinden zodra verdachte vrijkomt na zijn detentie. Als een vrijwillig traject niet slaagt, zal verdachte worden aangemeld bij een forensisch psychiatrische afdeling. De reclassering adviseert daarom in de bijzondere voorwaarden op te nemen: een klinische behandelverplichting in de forensische verslavingszorg of een soortgelijke intramurale instelling
indien en voor zover de reclassering dat nodig acht.
overige bijzondere voorwaarden
Naast de hierboven genoemde klinische behandelverplichting wordt door de reclassering geadviseerd om, kort gezegd, de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting (in aansluiting op de klinische behandeling) met de mogelijkheid tot een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, de verplichting mee te werken aan urinecontroles en de verplichting tot het doorgeven van wijzigingen in zijn contactgegevens.
strafoplegging
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte wordt opgenomen en behandeld in de Lievegoedkliniek in Bilthoven. Nu deze kliniek geen forensisch zorgkader biedt, kan een opname in deze kliniek niet als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd. Verdachte lijkt oprecht gemotiveerd te zijn voor deze behandeling, maar om het (slagen van) de behandeling niet geheel en al over te laten aan de bereidwilligheid en zelfstandigheid van verdachte, maar vorm te geven binnen een strafrechtelijk kader, zal de rechtbank – zoals geadviseerd – als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel bepalen dat verdachte zich,
indien en voorzover de reclassering dat nodig acht, verplicht moet laten opnemen in een instelling voor (forensische) verslavingszorg, teneinde aldus een vangnet te creëren voor het geval de vrijwillige opname en behandeling in de Lievegoedkliniek niet slaagt of niet afdoende is.
Ook de andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden zullen aan verdachte worden opgelegd. Dit betekent onder meer dat verdachte zich na de opname in de kliniek ambulant zal moeten laten behandelen en mee zal moeten werken aan urinecontroles. De rechtbank begrijpt uit de geadviseerde voorwaarde van het meewerken aan urinecontroles dat bedoeld is om ook te adviseren tot een verbod op het gebruik van alcohol en drugs. De rechtbank zal dit verbod ook opnemen in de bijzondere voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Als verdachte meteen na het vonnis weer vrij zou komen, zou dat onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten en de impact daarvan op de slachtoffers en de buurtbewoners. Wel ziet de rechtbank in de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de oplegging van de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, passend is.
De rechtbank zal hierbij een proeftijd van 2 jaren opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van 5 jaren op te leggen. Verdachte heeft weliswaar relevante recidive, maar deze recidive is niet van recente datum. De verwachting is bovendien dat het recidiverisico door de hiervoor besproken behandeling zal worden teruggedrongen en er is geen reden om aan te nemen dat deze behandeling de duur van 2 jaren te boven zal gaan.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.