ECLI:NL:RBMNE:2018:64

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
11 januari 2018
Zaaknummer
16/659907-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ernstige bedreigingen aan politieagenten met messen

Op 11 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige bedreigingen van drie politieagenten. De verdachte, geboren in 1976 en thans verblijvende in PI Flevoland, bedreigde op 16 augustus 2017 te Loosdrecht de agenten met grote vleesmessen. Tijdens de zitting op 28 december 2017 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte dreigend met messen op de agenten afkwam en hen bedreigde met de dood. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandelverplichting in de forensische verslavingszorg, om het recidiverisico te verlagen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659907-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 januari 2018
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te PI Flevoland, HvB Almere Binnen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, en van hetgeen verdachte en mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, alsmede de benadeelde partijen, [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 16 augustus 2017 te Loosdrecht [hoofdagent 3] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door dreigend met grote messen op hem af te lopen, deze messen in zijn richting te wijzen en te roepen “Ik wil dood. Ik maak je af”.
2.
op 16 augustus 2017 te Loosdrecht [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] (beiden hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door dreigend met grote messen op hen af te lopen, deze messen in hun richting te wijzen en te roepen “Wijven, ik maak jullie af”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [hoofdagent 3] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, kreeg op 16 augustus 2017 de opdracht te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Ter plaatse zag de verbalisant een man op een bank in de voortuin van het perceel zitten, die bij zijn aankomst plotseling opstond en in elke hand twee grote vleesmessen hield. Deze man kwam luid schreeuwend op hem aflopen en riep: “Ik wil dood. Ik maak je af.” De verbalisant is toen achteruit gaan lopen, terwijl hij bleef herhalen dat de man zijn messen moest laten vallen. De verbalisant heeft zijn dienstwapen ter hand genomen, de man aangeroepen niet dichterbij te komen en de messen te laten vallen en een waarschuwingsschot gelost maar de man bleef al roepend en schreeuwend in zijn richting lopen. [2] De verbalisant zag dat de man, wederom met in elke hand een vleesmes, in de richting van zijn collega’s [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] begon te rennen en riep: “Wijven, ik maak jullie af”. De verbalisant zag dat de man zich weer omdraaide en wederom in zijn richting begon te rennen. [3]
Verbalisanten [hoofdagent 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, en [hoofdagent 2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, kregen op 16 augustus 2017 de melding te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Ter plaatse zagen zij dat verdachte, die door verbalisant [hoofdagent 1] werd herkend als [verdachte] , twee grote vleesmessen vast had en met versnelde pas hun richting op kwam . De verbalisanten zagen dat hij de messen op hen richtte. [4]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met twee grote vleesmessen op de verbalisanten [hoofdagent 3] , [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] is afgegaan en dreigend deze vleesmessen in hun richting heeft gewezen, omdat hij hoopte dat zij daarvan in paniek zouden raken en hem dood zouden schieten. [5]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij heeft geroepen dat hij de verbalisanten af zou maken. In een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal heeft verbalisant [hoofdagent 3] echter beschreven dat hij verdachte de tenlastegelegde bewoordingen “Ik wil dood. Ik maak je af” en “Wijven, ik maak jullie af” heeft horen roepen. De rechtbank ziet, mede gelet op het feit dat de bewoordingen passen bij de situatie waarin verdachte de verbalisanten heeft willen bedreigen, geen reden om aan de verklaring van verbalisant [hoofdagent 3] te twijfelen.
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
opof omstreeks16 augustus 2017, te Loosdrecht,althans in Nederland, meermalen,althans eenmaal, (telkens)[hoofdagent 3](hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,althans met zware mishandeling, immers is verdachte dreigend meteen of meergrote(vlees)mes(sen), luid schreeuwend op die [hoofdagent 3] afgelopen en/ofis hij, verdachte,(terwijl die [hoofdagent 3] zich achterwaarts van hem, verdachte, verwijderde)op die [hoofdagent 3] blijven aflopen, terwijl hij, verdachte, daarbijeen of meergrote(vlees)mes(sen)heeft getoond en/of voorgehouden en/ofmet die/datgrote(vlees)mes(sen)in de richting van die [hoofdagent 3] heeft gewezen en/of (daarbij)naar die [hoofdagent 3] heeft geroepenen/of geschreeuwd: “Ik wil dood. Ik maak je af”,althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
opof omstreeks16 augustus 2017, te Loosdrecht,althans in Nederland,[hoofdagent 1](hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland)en/of[hoofdagent 2](hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,althans met zware mishandeling,immers is verdachte dreigend meteen of meergrote(vlees)mes(sen)met versnelde pas op die [hoofdagent 1] en/of[hoofdagent 2] afgerend en/ofheeft hij, verdachte,een of meergrote(vlees)mes(sen)getoond en/of voorgehouden en/ofmet die/datgrote(vlees)mes(sen)in de richting van die [hoofdagent 1] en/of[hoofdagent 2] gewezen en/ofnaar die [hoofdagent 1] en/of[hoofdagent 2]geschreeuwd en/ofgeroepen: “Wijven, ik maak jullie af”,althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. De raadsvrouw heeft verzocht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd en door de officier van justitie zijn gevorderd. De raadsvrouw heeft verzocht om een proeftijd van 2 jaren op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige bedreigingen van drie politieagenten. Hij is in verwarde toestand en luid schreeuwend “ik maak jullie af” met twee grote vleesmessen op de politieagenten afgerend. Deze situatie is voor de politieagenten zeer bedreigend en beangstigend geweest. Zij hebben daadwerkelijk voor hun leven gevreesd. De politieagenten hebben op verschillende manieren geprobeerd verdachte tot bedaren te brengen, maar konden hem pas na meerdere waarschuwingsschoten en uiteindelijk gerichte schoten op zijn lichaam doen stoppen. Uit de slachtofferverklaringen blijkt dat de politieagenten na het incident nog langere tijd last hebben gehad van de gevolgen van het incident, zowel psychisch als lichamelijk. Bovendien heeft het incident niet alleen veel impact gehad op de politieagenten, maar ook op de omstanders die het hebben zien gebeuren. De gedragingen van verdachte leiden aldus tot een gevoel van onveiligheid in de maatschappij, in het bijzonder in de directe woonomgeving van verdachte, waar verdachte na afloop van zijn detentie weer terug zal keren. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening gehouden met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 3 oktober 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten;
  • een psychiatrisch onderzoek Pro Justitia d.d. 12 december 2017, opgesteld door
J. Marx, psychiater en zijn toelichting daar op ter zitting;
  • een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 10 december 2017, opgesteld door drs. P. van Vliet, GZ-psycholoog en forensisch gedragskundige NRGD;
  • het advies van Reclassering Inforsa d.d. 6 november 2017, opgesteld door
L. Hoogland.
toerekenbaarheid
Het Pro Justitia rapport opgemaakt door psychiater Marx houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van zowel een ziekelijke stoornis als van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Bij verdachte is namelijk sprake van een chronisch patroon van problematisch middelengebruik en voorts is een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken vastgesteld. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor niet-aangeboren hersenletsel bij verdachte.
De persoonlijkheidsproblematiek van verdachte kenmerkt zich door een duurzaam karakter en was derhalve ook aan de orde ten tijde van het tenlastegelegde. Voornoemde problematiek heeft het handelen van verdachte deels beïnvloed, aangezien verdachtes mogelijkheid tot zelfsturing door deze problematiek in reële mate werd ondermijnd. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ook psycholoog Van Vliet adviseert het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte lijdt aan een posttraumatische-stressstoornis en er is sprake van ernstige stoornissen in het gebruik van amfetamine en alcohol. Hij was, als gevolg van deze problematiek, voorafgaand aan de komst van de bedreigde agenten al fors ontregeld. Dit heeft het handelen van verdachte beïnvloed.
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundigen en rekent het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate toe aan verdachte.
recidiverisico en terugdringing daarvan
Het risico op vergelijkbare feiten in de toekomst wordt door de psychiater bij ongewijzigde omstandigheden ingeschat als verhoogd, gelet op de duurzaamheid van de problematiek van verdachte. De psycholoog geeft aan het recidiverisico in te schatten als matig.
Teneinde het recidiverisico terug te dringen, achten beide deskundigen het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. De psycholoog schrijft dat verdachte, om het recidiverisico te verminderen, dient te leren abstinent te blijven van middelen, opnieuw behandeld moet worden voor de vele trauma’s die hij heeft meegemaakt en meer effectieve copingvaardigheden aan dient te leren om zijn kwetsbare karakter te beschermen tegen ontregeling. Om een zinvol behandelplan op te stellen, zal eerst nader onderzoek moeten worden gedaan naar de mogelijkheid van niet-aangeboren hersenletsel en de structurele beperkingen die daaruit voortvloeien.
klinische behandelverplichting
Zowel de psychiater als de psycholoog achten in eerste instantie een klinische behandeling van verdachte geïndiceerd. De psychiater geeft aan dat een klinische opname allereerst kan dienen ter stabilisatie. Voorts kan tijdens deze opname nader onderzoek worden gedaan naar eventuele hersenorganische afwijkingen en de persoonlijkheid van verdachte. Daarnaast kan gericht worden ingezet op abstinentie van middelen en kan onderzocht worden of andere behandeldoelen nodig zijn.
Beide deskundigen achten de Lievegoedkliniek in Bilthoven een geschikte kliniek voor de behandeling van verdachte, nu het traject in deze kliniek goed aansluit bij de problematiek van verdachte. De reclassering heeft zich in haar rapport aangesloten bij het advies van de psychiater en de psycholoog. Aangegeven wordt dat de opname en de behandeling in de Lievegoedkliniek plaats zou dienen te vinden in een vrijwillig kader, aangezien deze kliniek geen forensisch zorgkader heeft. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat, gelet op (een deel van) de specifieke persoonlijkheidsproblematiek van verdachte en de oorzaken daarvan, een klinische opname op vrijwillige basis veruit te verkiezen is boven een gedwongen opname in een FPA of FPK in het kader van bijzondere voorwaarden. Beide deskundigen geven aan dat verdachte gemotiveerd lijkt te zijn voor deze behandeling, waardoor verwacht wordt dat de behandeling in een vrijwillig kader kans van slagen heeft.
Geadviseerd wordt voorts om in de bijzondere voorwaarden op te nemen dat verdachte verplicht kan worden opgenomen in een FPA of FPK, wanneer blijkt dat de vrijwillige opname in de Lievegoedkliniek toch niet loopt zoals gewenst.
De psychiater heeft voorts nog expliciet aangegeven het zwaardere kader van tbs (met voorwaarden) te hebben overwogen, maar dit niet noodzakelijk te achten om het herhalingsgevaar af te wenden. Het opnemen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel volstaat.
De reclassering heeft aangegeven dat intake in de Lievegoedkliniek kan plaatsvinden zodra verdachte vrijkomt na zijn detentie. Als een vrijwillig traject niet slaagt, zal verdachte worden aangemeld bij een forensisch psychiatrische afdeling. De reclassering adviseert daarom in de bijzondere voorwaarden op te nemen: een klinische behandelverplichting in de forensische verslavingszorg of een soortgelijke intramurale instelling
indien en voor zover de reclassering dat nodig acht.
overige bijzondere voorwaarden
Naast de hierboven genoemde klinische behandelverplichting wordt door de reclassering geadviseerd om, kort gezegd, de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting (in aansluiting op de klinische behandeling) met de mogelijkheid tot een klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, de verplichting mee te werken aan urinecontroles en de verplichting tot het doorgeven van wijzigingen in zijn contactgegevens.
strafoplegging
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aangewezen dat verdachte wordt opgenomen en behandeld in de Lievegoedkliniek in Bilthoven. Nu deze kliniek geen forensisch zorgkader biedt, kan een opname in deze kliniek niet als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd. Verdachte lijkt oprecht gemotiveerd te zijn voor deze behandeling, maar om het (slagen van) de behandeling niet geheel en al over te laten aan de bereidwilligheid en zelfstandigheid van verdachte, maar vorm te geven binnen een strafrechtelijk kader, zal de rechtbank – zoals geadviseerd – als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel bepalen dat verdachte zich,
indien en voorzover de reclassering dat nodig acht, verplicht moet laten opnemen in een instelling voor (forensische) verslavingszorg, teneinde aldus een vangnet te creëren voor het geval de vrijwillige opname en behandeling in de Lievegoedkliniek niet slaagt of niet afdoende is.
Ook de andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden zullen aan verdachte worden opgelegd. Dit betekent onder meer dat verdachte zich na de opname in de kliniek ambulant zal moeten laten behandelen en mee zal moeten werken aan urinecontroles. De rechtbank begrijpt uit de geadviseerde voorwaarde van het meewerken aan urinecontroles dat bedoeld is om ook te adviseren tot een verbod op het gebruik van alcohol en drugs. De rechtbank zal dit verbod ook opnemen in de bijzondere voorwaarden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Als verdachte meteen na het vonnis weer vrij zou komen, zou dat onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten en de impact daarvan op de slachtoffers en de buurtbewoners. Wel ziet de rechtbank in de hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding om een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de oplegging van de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, passend is.
De rechtbank zal hierbij een proeftijd van 2 jaren opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van 5 jaren op te leggen. Verdachte heeft weliswaar relevante recidive, maar deze recidive is niet van recente datum. De verwachting is bovendien dat het recidiverisico door de hiervoor besproken behandeling zal worden teruggedrongen en er is geen reden om aan te nemen dat deze behandeling de duur van 2 jaren te boven zal gaan.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf.

9.BENADEELDE PARTIJEN

De slachtoffers [hoofdagent 3] , [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet voor rekening van verdachte mogen komen omdat het werk van een politieagent het risico meebrengt te worden geconfronteerd met agressieve personen. De mate van agressie waarmee verdachte de benadeelde partijen heeft geconfronteerd behoort niet tot de normale risico’s bij het uitoefenen van het beroep van politieagent. Ook geldt dat, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, een vordering tot immateriële schadevergoeding die bestaat uit geestelijk letsel niet alleen toewijsbaar is als deze vordering wordt onderbouwd met een rapport van een deskundige. Voor de beoordeling in dit strafproces dient het voldoende aannemelijk te zijn dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen als gevolg van het bewezen verklaarde en daarvan is hier sprake De vorderingen van de benadeelde partijen zijn daarom in beginsel voor toewijzing vatbaar. De overige verweren met betrekking tot de vordering zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
9.1
De vordering van de benadeelde partij [hoofdagent 3]
De benadeelde partij vordert een bedrag van 1.500,00 euro aan immateriële schade als voorschot, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde. Doordat de benadeelde partij heeft moeten schieten op verdachte, heeft hij gehoorschade opgelopen. Dit heeft hij onderbouwd met een rapport van het Audiologisch Centrum.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te kennen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de schade als gevolg van het gebruik van een dienstwapen principieel niet voor rekening van een beschotene dient te komen. Ook acht zij de conclusies van het Audiologisch Centrum niet duidelijk over het causaal verband. Verder vraagt de raadsvrouw zich af de benadeelde partij niet had kunnen volstaan met minder dan acht schoten, waardoor hij wellicht minder gehoorschade zou hebben opgelopen. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat schade die een politieagent oploopt door het gebruik van zijn dienstwapen in geen enkel geval kan worden verhaald op de beschotene. In de onderhavige zaak, waarin verdachte op de zitting heeft bevestigd dat hij met de bedreiging zoals bewezen verklaard heeft te willen bewerkstelligen dat hij door de politie werd neergeschoten, staat de schade die de benadeelde partij heeft geleden doordat hij daadwerkelijk op verdachte heeft geschoten in zodanig verband tot het strafbare handelen van verdachte dat die schade als gevolg van dat handelen aan verdachte kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit in ieder geval de door de benadeelde partij gestelde gehoorschade. Uit het rapport van het Audiologisch Centrum blijkt voldoende duidelijk dat de gehoorschade die de benadeelde partij al had is verergerd door het schietincident. De rechtbank waardeert de als voorschot gevorderde schade als gevolg van het schietincident thans op een bedrag van € 750,00. Het is op basis van het dossier voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij, gelet op verdachtes gedrag en de toestand waarin hij verkeerde, niet heeft kunnen volstaan met minder dan acht schoten. De door de benadeelde partij geleden schade is dus niet mede het gevolg van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend (eigen schuld), zodat er geen reden is (een deel van) het bedrag van € 750,00 voor rekening van de benadeelde partij te laten komen. Het voorgaande betekent dat de door de benadeelde partij als voorschot gevorderde schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 750,00 euro (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
De vordering van de benadeelde partij [hoofdagent 1]
De benadeelde partij vordert een bedrag van 1.250,00 euro aan immateriële schade als voorschot, bestaande uit psychische schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde. Zij heeft deze schade onderbouwd met een bij de vordering gevoegde verklaring waarin zij de psychische gevolgen van het handelen van verdachte uiteen heeft gezet. Kort gezegd komt dit op het volgende neer. Tijdens het incident heeft de benadeelde partij het gevoel gehad dat zij in levensgevaar was. Later kwam de klap van de doodsangst. De benadeelde partij heeft nog steeds angst bij meldingen, vooral in de nachtdienst. Zij raakt dan vermoeid van de spanning.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te kennen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is om te kunnen spreken van een zodanig ernstig en beangstigend feit dat psychisch van zodanige invloed moet zijn geweest dat hieruit rechtstreeks immateriële schade is voortgevloeid. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de schriftelijke verklaring, voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde. De als voorschot gevorderde schade wordt thans begroot op een bedrag van 500,00 euro (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 500,00 euro (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
De vordering van de benadeelde partij [hoofdagent 2]
De benadeelde partij vordert een bedrag van 1.250,00 euro aan immateriële schade, bestaande uit psychische schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde. Zij heeft deze schade onderbouwd met een bij de vordering gevoegde verklaring waarin zij de psychische gevolgen van het handelen van verdachte uiteen heeft gezet. Kort gezegd komt dit op het volgende neer. De benadeelde partij heeft na het incident veel liggen piekeren en kon niet slapen. Daardoor was zij moe en prikkelbaar. Zij merkt dat zij sinds het incident bij meldingen sneller adrenaline opbouwt dan normaal.
9.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te kennen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is om te kunnen spreken van een zodanig ernstig en beangstigend feit dat psychisch van zodanige invloed moet zijn geweest dat hieruit rechtstreeks immateriële schade is voortgevloeid. De benadeelde partij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
9.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de schriftelijke verklaring, voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden als gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde. Deze schade wordt begroot op een bedrag van 500,00 euro (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 500,00 euro (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
verklaart het onder feit 1 en feit 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
3. verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
4. verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
5. veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden;
6. bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
7. bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
8. stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
9. stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
10. stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Verdachte moet zich hiertoe gedurende de door Reclassering Inforsa te bepalen periode melden zo frequent als deze instelling dat nodig acht;
- zich,
indien en voorzover de reclassering dat nodig acht, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen in een instelling voor (forensische) verslavingszorg of soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en emotioneel welzijn bij (forensische) verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, kan veroordeelde binnen het ambulante behandeltraject worden verplicht tot een korte klinische opname (ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek) voor de duur van maximaal 7 weken, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs;
- mee zal werken aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de reclassering op de hoogte zal houden van wijzigingen in zijn woonadres, telefoonnummer of andere contactgegevens.
11. geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
12. heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij [hoofdagent 3]
13. wijst de vordering van [hoofdagent 3] toe tot een bedrag van
750,00 euro(zevenhonderdvijftig euro);
13. veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
13. verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
13. veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
13. legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [hoofdagent 3] aan de Staat
750,00 euro(zevenhonderdvijftig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen hechtenis;
13. bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [hoofdagent 1]
19. wijst de vordering van [hoofdagent 1] toe tot een bedrag van
500,00 euro(vijfhonderd euro);
19. veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
19. verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
19. veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
19. legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [hoofdagent 1] aan de Staat
500,00 euro(vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen hechtenis;
19. bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [hoofdagent 2]
25. wijst de vordering van [hoofdagent 2] toe tot een bedrag van
500,00 euro(vijfhonderd euro);
25. veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
25. verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
25. veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
25. legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [hoofdagent 2] aan de Staat
500,00 euro(vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen hechtenis;
25. bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. R.C. Moed, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 januari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 16 augustus 2017, te Loosdrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [hoofdagent 3] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte dreigend met een of meer grote (vlees)mes(sen), luid schreeuwend op die [hoofdagent 3] afgelopen en/of is hij, verdachte, (terwijl die [hoofdagent 3] zich achterwaarts van hem, verdachte, verwijderde) op die [hoofdagent 3] blijven aflopen, terwijl hij, verdachte, daarbij een of meer grote (vlees)mes(sen) heeft getoond en/of voorgehouden en/of met die/dat grote (vlees)mes(sen) in de richting van die [hoofdagent 3] heeft gewezen en/of (daarbij) naar die [hoofdagent 3] heeft geroepen en/of geschreeuwd “Ik wil dood. Ik maak je af”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

2.

hij, op of omstreeks 16 augustus 2017, te Loosdrecht, althans in Nederland, [hoofdagent 1] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) en/of [hoofdagent 2] (hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte dreigend met een of meer grote (vlees)mes(sen) met versnelde pas op die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] afgerend en/of heeft hij, verdachte, een of meer grote (vlees)mes(sen) getoond en/of voorgehouden en/of met die/dat grote (vlees)mes(sen) in de richting van die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] gewezen en/of naar die [hoofdagent 1] en/of [hoofdagent 2] geschreeuwd en/of geroepen: “Wijven, ik maak jullie af”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 augustus 2017, genummerd PL0900-2017250929, opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 55. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2017, opgemaakt door [hoofdagent 3] , p. 30.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2017, opgemaakt door [hoofdagent 3] , p. 31.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2017, opgemaakt door [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , p. 32.
5.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 december 2017.