ECLI:NL:RBMNE:2018:6399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 december 2018
Publicatiedatum
28 december 2018
Zaaknummer
16/659718-17; 23/004743-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man voor ramkraak en insluiping met gestolen auto

Op 28 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 22-jarige man uit Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor zijn betrokkenheid bij een ramkraak en insluiping. De man, samen met een medeverdachte, heeft in oktober 2016 een ramkraak gepleegd op een kledingwinkel in Woerden met een gestolen Jaguar. Tijdens de ramkraak zijn meerdere jassen gestolen. Na de ramkraak zijn de verdachten in botsing gekomen met de politie en hebben zij geprobeerd te ontsnappen. De 22-jarige man wist te ontsnappen, terwijl zijn medeverdachte werd aangehouden. Later die nacht vond er een insluiping plaats in een nabijgelegen woning, waar het DNA van de 22-jarige man op een petje werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de man geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten. De opgelegde straf kwam overeen met de eis van de officier van justitie. De medeverdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke celstraf en taakstraf voor zijn rol in de ramkraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659718-17; 23/004743-15 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in het [verblijfplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.A. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. C.J.B. Rijser, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 23 oktober 2016 in Amsterdam, samen met anderen, een personenauto heeft gestolen door middel van braak, dan wel (subsidiair) in de periode van 23 tot en met 29 oktober 2016, samen met anderen, in Amsterdam en/of Woerden een personenauto heeft geheeld;
feit 2 op 29 oktober 2016 in Amsterdam, samen met anderen, kentekenplaten heeft geheeld;
feit 3 op 29 oktober 2016 in Woerden , samen met anderen, een ramkraak heeft gepleegd;
feit 4 op 29 oktober 2016 in Woerden in een woning heeft ingebroken en goederen uit die woning heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Het DNA van verdachte op het petje dat is aangetroffen in de woning van het onder 4 ten laste gelegde is daartoe onvoldoende. Verdachte heeft vele petjes gehad en heeft deze ook uitgeleend aan anderen. Niet vastgesteld kan worden dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik was bij verdachte, nu verdachte ontkent dat dit telefoonnummer bij hem in gebruik was en hij regelmatig met de telefoon van anderen heeft gebeld. Voorts past verdachte niet in het door getuige [getuige 1] gegeven signalement van de betreffende dader van de ramkraak: verdachte is minstens 1,86 meter en niet 1,70 meter, zoals de getuige verklaarde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak
feit 1 primair
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander, een personenauto heeft gestolen.
Het dossier bevat aanwijzingen dat verdachte mogelijk betrokken is geweest bij de diefstal. Echter niet vastgesteld kan worden dat verdachte daadwerkelijk bij de diefstal betrokken was, laat staan wat zijn rol daarbij geweest is.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
feit 2
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte ontkent al hetgeen hem ten laste is gelegd, dus ook dat hij wist dat de kentekenplaten van diefstal afkomstig waren.
Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte wist of kon vermoeden dat de kentekenplaten op de personenauto van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
4.3.2
feit 1 subsidiair, feit 3 en feit 4
Bewijsmiddelen [1]
[getuige 1] werd op 29 oktober 2016 omstreeks 04.00 uur wakker van piepende remmen. Zij zag dat een zwarte auto tweemaal met de voorzijde tegen de pui van de winkel [naam winkel] in de [straatnaam] te [plaatsnaam] aanreed. Zij zag dat de bestuurder uitstapte en dat er een andere jongen bij kwam. De andere jongen liep de [naam winkel] winkel in en droeg jassen over aan de bestuurder, die de jassen in de kofferbak legde. De andere jongen liep drie keer heen en weer. [2] Beiden stapten vervolgens in de auto en reden weg. [3]
[getuige 2] hoorde op 29 oktober 2016 harde klappen. Daarop belde hij om 3.58 uur de politie en ging naar buiten. Hij zag een voertuig uit de [straatnaam] in [plaatsnaam] in zijn richting komen rijden. [4] Hij zag dat het een personenauto van het merk Jaguar betrof. Hij zag dat de Jaguar op de [straatnaam] een politieauto ramde. [5]
Op 29 oktober 2016 omstreeks 03.58 uur kreeg verbalisant [verbalisant 1] de melding van een ramkraak aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] . Tijdens het aanrijden kreeg hij de melding dat het bij de ramkraak betrokken voertuig zwart van kleur was, in de richting van het station reed en schade aan de voorzijde had. Kort daarop zag verbalisant een zwarte auto met een deuk aan de voorzijde in zijn richting rijden. [6] Er volgde een aanrijding tussen de auto van verbalisant en de zwarte auto. Verbalisant zag dat het voertuig zich richting het station verplaatste en zag twee verdachten uit de auto komen.
De eerste verdachte was in het zwart gekleed, de tweede verdachte droeg een opvallend grijze broek. De tweede verdachte rende het spoorviaduct onder door en werd gevolgd door een surveillance auto. Verbalisant is te voet de achtervolging van de eerste verdachte gestart en zag vanaf het spoorviaduct dat de eerste verdachte zwarte schoenen droeg, ongeveer 1,80 meter lang en slank gebouwd was. De eerste verdachte volgde [straatnaam] . Vervolgens verloor verbalisant de eerste verdachte uit het zicht. [7]
Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat zijn collega [verbalisant 1] doorgaf dat de tweede verdachte, gekleed in een grijze joggingbroek, op het spoor was. Verbalisant ging ter plaatse. [8] Hij zag een persoon op het spoor lopen en kon deze aanhouden. Deze persoon was gekleed in een grijze joggingbroek en bleek te zijn: [naam medeverdachte] . [9]
[slachtoffer 1] , eigenaar van de winkel [naam winkel] aan [adres] te [plaatsnaam] werd op 29 oktober 2016 gebeld door de alarmcentrale dat er was ingebroken in zijn winkel. Hij zag dat de deur en de ruit aan de voorzijde vernield waren. [10] Hij zag dat er een aantal jassen, mutsen en handschoenen van het merk Parajumper waren weggenomen. [11]
Door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] werden op 29 oktober 2016 in de kofferbak van de Jaguar 14 jassen, 2 mutsen en een paar handschoenen, allen van het merk Parajumper aangetroffen. De goederen zijn geretourneerd aan [slachtoffer 1] van [naam winkel] . [12]
De Jaguar was voorzien van het kenteken [kenteken] . [13]
[slachtoffer 2] heeft op 24 oktober 2016 aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto, een Jaguar, kleur zwart. De auto, met het kenteken [kenteken] werd op 23 oktober 2016 gestolen vanaf de [adres] in [plaatsnaam] . [14]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat op er 29 oktober 2016 tussen 00.30 uur en 09.45 uur een paar sportschoenen van het merk Mizuno uit zijn woning aan de [adres] in [plaatsnaam] waren weggenomen. De dader was via de niet afgesloten achterdeur binnengekomen. In de woning waren moddersporen richting de bank te zien. [15] Verbalisant [verbalisant 5] heeft ter hoogte van het voetpad aan de achterzijde van de woning een deken aangetroffen. Aangever [slachtoffer 3] herkende deze deken als zijn eigendom. In de deken zaten een paar schoenen, een petje en een paar handschoenen. Deze goederen waren nat. [16]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft ter plaatse bij de woning aan de [adres] onderzoek gedaan en geconstateerd dat direct achter de brandgang aan de achterzijde van de woning een aarden wal ligt en dat achter die wal spoorrails lopen. [17]
Medeverdachte [naam medeverdachte] heeft op 8 november 2016 tegenover de politie verklaard dat hij en zijn mededader voorafgaand aan de ramkraak bij de kledingwinkel in [plaatsnaam] hadden afgesproken op een parkeerplaats van een voetbalclub in [plaatsnaam] . De ander had de Jaguar geregeld en klaar gezet bij de voetbalclub. Vervolgens zijn zij met de Jaguar naar [plaatsnaam] gereden. [18]
Uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte] , met telefoonnummer [telefoonnummer] volgt dat in de contactenlijst van die telefoon het contact “ [naam] ” met telefoonnummer [telefoonnummer] staat. [19]
Uit informatie uit het politieonderzoek TGO [.] is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] diverse malen contact heeft gehad met [naam stichting] . Volgens [naam stichting] , na vordering van de officier van justitie tot uitlevering van de NAW gegevens van de verdachte, is het telefoonnummer [telefoonnummer] het nummer van [verdachte] . [20]
Uit de registraties in het [.] -onderzoek blijkt dat er in de periode 12 oktober 2016 tot en met 24 oktober 2016 13 contacten zijn geweest tussen de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Uit de opgenomen gesprekken blijkt dat men afspraken maakt om elkaar te ontmoeten. [21]
Uit de historische gegevens van telefoonnummer [telefoonnummer] volgt dat er op 28 oktober 2016 tot 21.03.34 uur 6 keer contact is met telefoonnummer [telefoonnummer] . [22]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft een sporenonderzoek verricht in de kledingzaak [naam winkel] . [23] Door verbalisant werd onder andere een schoenspoor (SIN AAKE5562NL), aangetroffen in de etalage van de winkel veiliggesteld. [24]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft een sporenonderzoek verricht in de woning van de [adres] . [25] Door verbalisant werden, onder andere, een tweetal schoensporen (SIN AAKL6557NL en SIN AAKL6558NL), aangetroffen op de vloer van de woonkamer, [26] en de aan de achterzijde van de woning aangetroffen sportschoenen (SIN AAKL6554NL) en het eveneens daar aangetroffen petje (SIN AAKL6555NL) [27] veiliggesteld.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft een vergelijkend schoensporenonderzoek uitgevoerd. [28]
Uit het onderzoek volgt dat het profiel en de afmetingen van de schoensporen SIN AAKL6558NL en SIN AAKL6557NL overeenkomen met de zool van de rechterschoen van SIN AAKL6554NL.
Het profiel, de afmetingen en de weergegeven slijtage van schoenspoor AAKE5562NL komen overeen met de zool en de slijtage in de zool van de rechterschoen van AAKL6554NL. [29]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft het aangetroffen petje (SIN AAKL6555NL) onderzocht en een op het petje aangetroffen spoor (AAGG2346NL) veiliggesteld. [30]
Uit het onderzoek van [bedrijfsnaam] volgt dat het op het petje aangetroffen spoor AAGG2346NL een onvolledig DNA-mengprofiel bevat. Het opgestelde afgeleide DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . De kans dat het profiel van een ander dan verdachte afkomstig is, is kleiner dan 1 op 1 miljard. [31]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
feiten 3 en 4

Insluiping woning [adres]
De tweede en niet aangehouden dader van de ramkraak is in de buurt van het spoor uit het zicht van de politie geraakt. De woning aan De [adres] is gelegen langs het spoor en ligt op korte afstand van de plaats waar verbalisant [verbalisant 1] de tweede dader uit het oog is verloren. De woning lag derhalve op de vluchtroute van de tweede dader.
Gelet hierop en op de overeenkomsten tussen de bij de woning aangetroffen schoensporen en de in [naam winkel] gevonden schoensporen is de rechtbank van oordeel dat de tweede niet aangehouden dader van de ramkraak degene is die diezelfde nacht is ingeslopen in de woning aan De [adres] te [plaatsnaam] en aldaar sportschoenen heeft weggenomen om vervolgens in de brandgang achter die woning zijn eigen schoenen, petje en handschoenen achter te laten.

DNA verdachte petje
De verdediging heeft gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat het betreffende petje door een ander dan verdachte, gedragen is.
Verdachte heeft zich na zijn aanhouding in mei 2017 bij vragen over het petje beroepen op zijn zwijgrecht. Pas ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij meerdere petjes heeft gehad en deze ook uitleende en kwijtgeraakt is. Verdachte heeft deze verklaring echter op geen enkele wijze onderbouwd en/of aannemelijk gemaakt. Hij heeft ook geen enkel aanknopingspunt gegeven op basis waarvan nader onderzoek kan worden gedaan.
De rechtbank acht deze, anderhalf jaar na zijn aanhouding, afgelegde verklaring van verdachte ongeloofwaardig.

Telefoonnummer [telefoonnummer]
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Verdachte heeft zich bij de politie in mei 2017 bij vragen over het telefoonnummer beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit nummer niet kent, maar dat het mogelijk is dat hij een keer gebeld heeft met dit nummer op het moment dat hij de telefoon van iemand anders gebruikte om te bellen.
Uit de historische gegevens van [telefoonnummer] volgt dat het telefoonnummer diverse malen contact had met de [naam stichting] . Bij [naam stichting] zijn vervolgens de NAW gegevens van de gebruiker van het telefoonnummer gevorderd, waarna door [naam stichting] werd meegedeeld dat het nummer in gebruik was bij [verdachte] .
De rechtbank acht niet aannemelijk dat [naam stichting] het betreffende telefoonnummer als contactnummer van verdachte zou hebben geregistreerd als verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – één enkele keer met dit nummer gebeld zou hebben. Uit een door de raadsman van verdachte overgelegd schrijven van [naam stichting] blijkt immers dat verdachte daar al ruim drie jaar bekend is.
De verklaring van verdachte dat hij niet de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer] was acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Van het telefoonnummer van verdachte [telefoonnummer] zijn na het laatste contact op 28 oktober 2018 met het telefoonnummer van medeverdachte [naam medeverdachte] geen verkeersgegevens meer bekend geworden. [32] Dit duidt erop dat de telefoon en simkaart vanaf dat moment niet meer in gebruik zijn geweest.
Conclusie
Gelet op het feit dat de in de woning aan de [adres] aangetroffen goederen afkomstig zijn van de tweede dader van de ramkraak, het op het petje aangetroffen DNA-spoor van de verdachte, het ontbreken van een aannemelijke verklaring over het aantreffen van het petje met het DNA van verdachte, de ongeloofwaardige verklaring van verdachte over het bij hem in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer] , en het veelvuldige contact tussen verdachte en de eerste dader voorafgaand aan de ramkraak, komt de rechtbank tot het oordeel dat op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich als medepleger aan de ramkraak heeft schuldig gemaakt. Het enkele feit dat het DNA van verdachte op een verplaatsbaar object is aangetroffen, doet daaraan onder de gegeven omstandigheden en bewijsmiddelen niet af.
De rechtbank acht, voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de ramkraak op [naam winkel] en zich schuldig heeft gemaakt aan de daarop volgende insluiping in de woning aan de [adres] te [plaatsnaam] .
feit 1 subsidiair
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de bij de ramkraak gebruikte auto van diefstal afkomstig was. De rechtbank overweegt daartoe dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij dergelijke feiten gebruik wordt gemaakt van een gestolen auto. Het is niet aannemelijk dat de daders bij een ramkraak gebruik maken van een eigen auto dan wel een auto die op enigerlei wijze te herleiden is naar (één van) de daders.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair
in de periode van 28 oktober 2016 tot en met 29 oktober 2016, te [plaatsnaam] en [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (merk Jaguar), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde personenauto wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3
op 29 oktober 2016 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand, gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam] , heeft weggenomen meerdere jassen (merk Parajumpers) toebehorende aan [naam winkel] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
feit 4
op 29 oktober 2016 te [plaatsnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen (sport)schoenen (merk Mizuno), toebehorende aan [slachtoffer 3] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair
medeplegen van opzetheling;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 4
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte een ramkraak gepleegd, met een auto waarvan verdachte wist dat deze gestolen was. Zij zijn met de auto meerdere keren tegen de pui van de betreffende winkel gereden. Boven en in de directe omgeving van de winkel bevonden zich woningen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben met hun handelen een enorme schade aan het betreffende pand en de inboedel daarvan veroorzaakt en de door hen gebruikte auto is total loss verklaard. Verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen geldelijk gewin en zich op geen enkel moment bekommerd om de financiële schade en overlast die hij de directe slachtoffers heeft toegebracht. Omwonenden van [naam winkel] hebben in die vroege ochtend het lawaai gepaard gaand met de ramkraak gehoord en de verdachten hun auto zien volladen. Verdachte heeft zich daarnaast tijdens zijn vlucht schuldig gemaakt aan een insluiping in een woning. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de direct betrokkenen (slachtoffers en omwonenden) in het bijzonder, naast de financiële schade en overlast die zij veroorzaken. Ook daar heeft verdachte zich niets van aangetrokken.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Uit het strafblad van verdachte van 1 november 2018 volgt dat verdachte meerdere keren is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Verdachte liep ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog in een proeftijd. De eerdere veroordelingen en de proeftijd hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Gelet hierop acht de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf niet aangewezen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan, bij een blanco strafblad, voor een ramkraak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden en van 2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor een diefstal uit een woning. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de opzetheling van een personenauto.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- de reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland van 29 januari 2018 en 8 november 2018;
- een door de raadsman overgelegd schrijven van 12 november 2018, opgesteld door [A] , jeugdhulpverlener/veldwerker bij [naam stichting] te [plaatsnaam] .
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 20 januari 2017 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Hoewel de rechtbank anders dan de officier van justitie wel tot een bewezenverklaring komt van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, ziet zij geen aanknopingspunten om verdachte een hogere straf op te leggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.474,42, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij, gelet op de gevorderde vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde, niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. De verdediging heeft de vordering overigens niet betwist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gezien de in de vordering gegeven toelichting en gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit, voldoende onderbouwd.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn met de auto tegen de pui van het winkelpand gereden. Na het wegnemen van de goederen zijn verdachte en zijn mededader gevlucht en hebben zij de auto als vluchtwagen gebruikt, waarbij zij een politieauto hebben geramd. De rechtbank is van oordeel dat de schade aan de auto van benadeelde het in redelijkheid aan verdachte toe te rekenen gevolg is van het handelen van verdachte en zijn mededader voor en na de door hen gepleegde ramkraak.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 3.474,42 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 29 oktober 2016 over een bedrag van € 3.400,00 en vanaf 1 december 2016 over een bedrag van € 74,42, tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij arrest van 4 oktober 2016 van het Gerechtshof te Amsterdam (parketnummer 23/00004743-15) is verdachte – onder andere – een gevangenisstraf van 73 dagen voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 3.474,42, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk met zijn mededader tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2016 over een bedrag van €3.400,00 en vanaf 1 december 2016 over een bedrag van € 74,42, tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 3.474,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2016 over een bedrag van €3.400,00 en vanaf 1 december 2016 over een bedrag van € 74,42, tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 44 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 23/004743-15
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 4 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 73 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en
I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Jaguar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een sleutel, tot welks gebruik verdachte en/of zijn medader(s) niet bevoegd was/waren;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2016 tot en met 29 oktober 2016, te Woerden en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk Jaguar) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (personen)auto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2016, te Woerden en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer kentekenpla(a)t(en) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of
het voorhanden krijgen van voornoemde kentekenpla(a)t(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moet(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2016 te Woerden , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkelpand (gelegen aan de [adres] te Woerden ), heeft weggenomen één of meer jas(sen) (merk Parajumpers), althans één of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 29 oktober 2016 te Woerden , althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen (sport)schoenen (merk Mizuno), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2016.335845, opgemaakt door de Districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met 257. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 160.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 161.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 153.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 154.
6.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 41.
7.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 1] , pagina 42.
8.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 47.
9.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 2] , pagina 48.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , met bijlagen, pagina 52.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , met bijlagen, pagina 53.
12.Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , pagina 50.
13.Proces-verbaal sporenonderzoek [verbalisant 7] , pagina 84.
14.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 73.
15.Proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, van [slachtoffer 3] , pagina 118.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 125.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 123.
18.Proces-verbaal van verhoor [naam medeverdachte] , pagina 229 en 230.
19.Proces-verbaal inlezen iPhone, pagina 169 en 170.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 197.
21.Proces-verbaal pagina 12 en bijlagen pagina 198 tot en met 210.
22.Proces-verbaal pagina 11 en 12 en bijlagen pagina 189 en 190.
23.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 62.
24.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 63.
25.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 124.
26.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 126.
27.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 127.
28.Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, pagina 141.
29.Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek, pagina 143.
30.Proces-verbaal biologisch vooronderzoek, pagina 130 en 131.
31.Een geschrift inhoudende een rapport van [bedrijfsnaam] B.V. van 12 december 2016, opgesteld door dr. [B] , pagina 138.
32.Proces-verbaal, pagina 13.