ECLI:NL:RBMNE:2018:6395

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
27 december 2018
Zaaknummer
659667-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door meerderjarige, meermalen gepleegd, met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging omvatte het plegen van ontuchtige handelingen met een persoon die nog geen zestien jaar oud was, in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2016, te Dronten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, zich schuldig heeft gemaakt aan het aanraken van de borsten en billen van het slachtoffer, en het bewegen van de hand in de broek van het slachtoffer, waarbij ook voorwerpen zijn gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, wat heeft geleid tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één week en een taakstraf van 70 uren. De rechtbank heeft benadrukt dat het gedrag van de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft betekend en dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig hinder kunnen ondervinden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard, maar heeft ook rekening gehouden met zijn eerdere schone strafblad en de impact van de zaak op zijn leven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659667-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.
Tevens zijn ter terechtzitting verschenen:
  • de vader van verdachte;
  • [A] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2016 te Dronten met (een) ander(en), althans alleen,
primair: met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, onder meer bestaande uit het aanraken/betasten van de borsten en/of billen, het knijpen in de borsten, het bewegen van de hand in de broek en/of onderbroek en/of aanraken/betasten van de schaamstreek/vagina en/of het brengen van voorwerpen tegen de kruisstreek/vagina en vervolgens heen en weer gaande bewegingen maken met die voorwerpen;
subsidiair: voornoemde [slachtoffer] door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer van bovenomschreven ontuchtige handelingen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de verklaringen van [slachtoffer] , [B] , [getuige 1] , [verbalisant] en die van [getuige 2] bij de rechter-commissaris het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen voor de periode van 1 oktober 2014 tot en met 15 juni 2016. Van medeplegen is sprake nu uit het dossier volgt dat beide verdachten meerdere keren samen [voornaam van slachtoffer] vastpakten en betastten. Verdachte heeft [voornaam van slachtoffer] niet alleen betast, maar ook, ten minste in één geval, vastgehouden, waardoor de medeverdachte [medeverdachte] zijn gang kon gaan. Gelet op hun handelingen en de wijze waarop verdachte en medeverdachte te werk gingen, kan niet anders dan geconcludeerd worden dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Het ontuchtig karakter volgt al uit de aard van deze handelingen. Het betreft meer dan een onschuldige stoeipartij tussen pubers waarbij per ongeluk een betasting plaatsvindt op bepaalde intieme plekken van het lichaam.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het (primair en subsidiair) ten laste gelegde. Zij heeft primair betoogd dat de verklaring van [slachtoffer] als onvoldoende betrouwbaar terzijde dient te worden geschoven, wat tot vrijspraak dient te leiden. De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer] gedaan indien de rechtbank die verklaring toch betrouwbaar acht en voor het bewijs zal bezigen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat er onvoldoende steunbewijs voorhanden is, zodat ook op die grond vrijspraak dient te volgen.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat er geen sprake is van handelingen met een ontuchtig karakter. De wetgever heeft beoogd handelingen strafbaar te stellen van seksuele aard die in strijd met de sociaal-ethische norm zijn. Daarbij is in de memorie van toelichting overwogen dat ‘stoeipartijen van jeugdigen algemeen sociaal aanvaard’ zijn. Hier betreft het twee jongeren die met elkaar stoeien, zonder dat sprake is van een feitelijk overwicht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[B] heeft namens haar dochter [slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar dochter. Zij heeft aangifte gedaan tegen [voornaam van medeverdachte] en [voornaam van verdachte] . Het is twee weken voor de zomervakantie gestopt toen haar dochter en een klasgenoot het op school hadden verteld aan [getuige 1] (
de rechtbank begrijpt: getuige [meisjesnaam van getuige 1]), die op school trainingen geeft. [2] [voornaam van slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) heeft het op 15 juni 2016 aan getuige [meisjesnaam van getuige 1] verteld. [3]
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, heeft, hier kort weergegeven, in een ‘Proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke studio’, onder meer verklaard:
  • Dat ze komt praten over [voornaam van medeverdachte] , wat hij doet en zo.
  • Dat hij in het eerste jaar begon met aan haar te zitten bij de gymzaal. (…)
  • Dat hij haar op de glijbaan op kamp had aangeraakt bij haar borsten en haar onderbroek. (….)
  • Dat ze op het [naam school] zit en dat het daar gebeurde.
  • Dat het ergste was dat hij aan haar borsten zat, dat was, schamend. Iedereen keek je aan. (….)
  • Dat het gebeurde als ze op de grond lag of als hij haar van achteren pakte.
  • Dat het in het 1e jaar tijdens kamp gebeurd was bij de glijbaan. (…)
  • Dat hij haar beide borsten stevig vast pakte.
  • Dat hij lachte en dat ze zei: Doe normaal.
  • Dat het hem niet boeit wat je zegt.
  • Dat hij ook ging proberen in onderbroek, bij de glijbaan en soms bij school.
  • Dat hij dan van boven ging. (
  • Dat ze dan zei: doe normaal.
  • Dat hij heeft geprobeerd in de onderbroek te gaan. (…)
  • Dat hij het met zijn hand aanraakte.
  • Dat hij ging stoppen als er iemand aan kwam.
  • Dat ze ging schoppen en slaan en schreeuwen.
  • Dat het meerdere keren is gebeurd.
  • Dat zijn vrienden of zijn broer er meestal bij zijn.
  • Dat zijn vrienden [E (voornaam)] en [naam] (fon.) (
  • Dat klasgenoten erbij waren toen verdachte met zijn hand in haar broek ging. (…)
  • Dat ze soms onder haar kleding en soms over haar kleding bij haar borsten werd aangeraakt. (…)
  • Dat ze dan zei: Stoppen het is niet leuk. (…)
  • Dat hij als hij met zijn hand in haar broek ging soms gewoon bij haar vagina ging.
  • Dat soms [naam] erbij was en soms niemand en dat het 4 a 5 keer is gebeurd. (…)
  • Dat hij soms met spullen een etui of een hamer bij je vagina ging (…)
  • Dat [naam] ging helpen door haar tegen te houden.
  • Dat hij het heel snel deed. Dat [naam] en [E (voornaam)] erbij waren.
  • Dat het met het etui een paar keer was gebeurd (…)
  • Dat [naam] haar bij haar schouders vast had.
  • Dat het etui bij haar vagina was (…)
  • Dat hij haar been vasthad en met het etui zo heen en weer ging. (
  • Dat het etui tegen haar vagina aankwam. (…)
  • Dat hij met andere spullen precies hetzelfde deed, met een potlood en hamer.
  • Dat hij daarmee ook heen en weer ging. (…)
  • Dat hij haar ging aanraken, een beetje voelen bij waar haar vagina begint. (…)
  • Dat hij voor voelde. Voor waar de vagina begint (…)
  • Dat het een paar keer gebeurd is 2 a 3 keer.
  • Dat [naam] erbij was (…)
  • Dat [naam] het ook deed maar op de kleding, wel in haar broek maar niet in haar onderbroek.
  • Dat [voornaam van medeverdachte] onder haar onderbroek ging.
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] staat onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende:
“Ik werd door de zorgcoördinator van het [naam school] gebeld om in gesprek te gaan met [slachtoffer] , [C] en hun beide moeders. Beide ouders vertelden dat hun dochters een zogenaamde “ […] ” training volgen op school en dat zij daarbij tegen de trainster hadden verteld dat zij sinds schoolkamp van 2015 stelselmatig werden betast door [medeverdachte] en [verdachte] .
Hiernaar gevraagd vertelden [slachtoffer] en [C] ieder voor zich dat zij met grote regelmaat, soms wel elke schooldag, door deze twee jongens worden betast aan billen, borsten en vagina, dat gebeurde volgens hen ook onder de kleding.
Ik heb tezamen met de zorgcoördinator gesproken met drie getuigen: [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Zij verklaarden ieder voor zich doch gelijkluidend dat zij vaak hadden gezien dat [slachtoffer] en [C] door [voornaam van medeverdachte] en [voornaam van verdachte] op de grond werden gelegd en dat zij zagen dat deze jongens aan borsten, billen en vagina zaten. Tevens verklaarden zij dat zij vaker hadden gehoord dat [voornaam van slachtoffer] en [voornaam van C] riepen dat de jongens moesten stoppen. Het betasten gebeurde volgens de getuigen zowel in school als op het schoolplein.” [5]
Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris (onder meer) verklaard:
“ [voornaam van medeverdachte] en [voornaam van verdachte] zaten allebei aan [voornaam van slachtoffer] . Ik zag dat ze aan haar kont of aan haar borsten zaten.” [6]
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
(hierna verder: [slachtoffer] ) heeft ten overstaan van de politie een verklaring afgelegd en heeft daar verklaard over handelingen die voornamelijk medeverdachte [medeverdachte] , maar ook verdachte bij haar heeft verricht. Voordat dit verhoor bij de politie plaatsvond heeft [slachtoffer] ook aan anderen verteld wat verdachte en medeverdachte bij haar hadden gedaan, onder meer tegen getuige [meisjesnaam van getuige 1] en, zij het beknopter, tegen getuige [getuige 5] . Haar verklaring bij de politie komt inhoudelijk op wezenlijke en specifieke onderdelen overeen met hetgeen zij eerder tegen voornoemde getuigen heeft gezegd. Bovendien wordt haar verklaring ondersteund door de verklaringen van [C] en [getuige 2] , die uit eigen waarneming een verklaring hebben afgelegd over handelingen die verdachte bij [slachtoffer] had verricht. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] en acht deze op grond van bovenstaande bruikbaar voor het bewijs. Het andersluidende verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer]
De raadsvrouw heeft verzocht [slachtoffer] als getuige te horen, indien de rechtbank deze verklaring voor het bewijs bezigt. De voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan is, gelet op het hiervoor overwogene, ingetreden.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van deze getuige af. De raadsvrouw heeft het verzoek tot het horen van deze getuige eerder al bij de rechter-commissaris gedaan. Deze heeft het verzoek, onder een uitgebreide motivering, afgewezen. De raadsvrouw is wel in de gelegenheid gesteld de audiovisuele opname van het studioverhoor van [slachtoffer] te bekijken en te beluisteren. Vervolgens heeft de raadsvrouw het verzoek wederom, zij het in voorwaardelijke zin, gedaan tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 30 november 2018. De noodzaak om deze getuige te horen, is de rechtbank, gelet op de aan het verzoek ten grondslag gelegde, zeer summiere en algemene motivering, echter niet gebleken. De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
Voldoende steunbewijs / ontuchtig karakter / medeplegen
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , zoals hierna onder 5 omschreven. Deze handelingen hebben, kort gezegd, bestaan uit het aanraken van de borsten, het aanraken van de billen en het brengen van de hand in de broek, het vasthouden van [slachtoffer] zodat medeverdachte de vagina van [slachtoffer] kon aanraken/betasten, alsmede voorwerpen tegen de kruisstreek/vagina kon brengen en daarmee heen en weer gaande bewegingen kon maken. Het ontuchtige karakter volgt reeds uit de aard van deze handelingen. Dit betreft niet een onschuldige stoeipartij tussen jeugdigen, zoals algemeen sociaal aanvaard, waarbij mogelijk per ongeluk een aanraking plaatsvond op bepaalde intieme plekken van het lichaam. De handelingen van verdachte en medeverdachte waren gericht, zo volgt uit de bewijsmiddelen, op het aanraken van deze lichaamsdelen. Verdachte moet geweten hebben dat [slachtoffer] dit niet wilde. Weliswaar volgt uit het dossier dat [slachtoffer] zich niet altijd even goed uitte en soms lachte als de ontuchtige handelingen plaatsvonden, maar er zijn diverse momenten geweest waarop zij wel aangaf dat verdachte te ver ging door ‘au’ of ‘doe normaal’ te zeggen, of door te trappen, te slaan of te schreeuwen. Bovendien heeft verdachte zijn kracht gebruikt, door haar vast te houden, zodat medeverdachte haar vervolgens kon betasten. Uit het dossier volgt dat verdachte in ieder geval op één moment de ontuchtige handelingen tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, namelijk toen daarbij voorwerpen werden gebruikt en [slachtoffer] door verdachte werd vastgehouden om zo die handelingen mogelijk te maken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2016 te Dronten, tezamen en in vereniging met een ander, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- aanraken/betasten van de borsten en billen en
- bewegen van de hand in de broek en (vervolgens) aanraken/betasten van de schaamstreek en vagina en
- brengen van voorwerpen tegen de kruisstreek en vagina en vervolgens met die voorwerpen maken van heen en weer gaande bewegingen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
en
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 2 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de door de Raad voor de Kinderbescherming in haar advies van 25 mei 2018 geadviseerde bijzondere voorwaarden;
- een taakstraf van 90 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte
first offenderis, dat het aan verdachte klevende stigma van een jongen die een meisje heeft betast een zware belasting voor hem is en met het tijdsverloop van de zaak. De verdediging heeft verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, dan wel hem een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een medeleerling. Dit vond plaats op de school waar zij op zaten, een plek waar leerlingen zich veilig moeten kunnen voelen. [voornaam van slachtoffer] zal zich lange tijd erg onveilig hebben gevoeld op school. Hoewel verdachte een beperktere rol heeft gehad dan de medeverdachte, heeft hij zich niet bekommerd om het meisje, maar zich enkel laten leiden door zijn eigen wensen en daarbij grenzen overschreden. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit heeft een grote impact gehad op [voornaam van slachtoffer] , maar ook binnen het gezin, zoals is gebleken uit de ter zitting door de voorzitter van de rechtbank voorgelezen de slachtofferverklaring. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen hier nog jarenlang hinder van ondervinden.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 augustus 2018 waaruit blijkt verdachte nooit voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een ‘Uitgebreid Advies van de Raad voor de Kinderbescherming’ van 25 mei 2018, opgesteld door [D] . Indien het feit bewezen wordt geacht, wordt een behandeling bij [naam instelling] geadviseerd, omdat men zich in dat geval zorgen maakt over de seksuele, morele en gewetensontwikkeling van verdachte. Raadsonderzoeker [A] heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij dit advies.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. In deze strafzaak zoekt de rechtbank ten aanzien van het aanvangen van die termijn aansluiting bij het eerste verhoor van verdachte, te weten op 20 april 2017. Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen wordt toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Nu het eindvonnis in eerste aanleg wordt gewezen op 14 december 2018, is de redelijke termijn met bijna vier maanden overschreden. De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met dit tijdsverloop, nu voortvarendheid geboden is bij de afdoening van een strafzaak tegen een minderjarige. Die voortvarendheid heeft in onderhavige strafzaak te wensen over gelaten. Gedurende een langere periode heeft deze strafzaak steeds boven het hoofd van verdachte gehangen en de rechtbank begrijpt dat hij dat zwaar heeft gevonden.
Op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor minderjarigen bij ‘aanranding’ uit van een taakstraf van 120 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie. Strafverzwarende factoren zijn in het onderhavige geval de vernederende wijze waarop de ontucht plaatsvond en dat verdachte dit met een mededader heeft gepleegd. De rechtbank houdt er echter ook rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en dat hij als gevolg van het plegen van deze strafbare feiten van school is gestuurd.
Gelet op voornoemde omstandigheden zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 week met een proeftijd van 2 jaar opleggen. De rechtbank acht het opleggen van bijzondere voorwaarden niet op zijn plaats, vanwege het tijdsverloop en gelet op het feit dat er geen problemen zijn op de verschillende leefgebieden, . Dit te meer nu hij na de bewezen verklaarde periode zonder enige vorm van hulp of begeleiding niet met justitie in aanraking is gekomen. Naast de voorwaardelijke jeugddetentie acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen jeugddetentie, passend en geboden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 1 week;
- bepaalt dat de
jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 70 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 35 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Vegter, voorzitter en kinderrechter, mrs. W.S. Ludwig en P.K. Oosterling- van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2016 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- aanraken/betasten van de borsten en/of rug en/of benen en/of billen en/of
- knijpen in de borsten en/of
- bewegen van de hand in de broek en/of onderbroek en/of (vervolgens) aanraken/betasten van de buik en/of schaamstreek en/of vagina en/of
- brengen van voorwerpen op/tegen de kruisstreek en/of vagina en/of vervolgens met die voorwerpen maken van heen- en weer gaande bewegingen;
subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2014 tot en met 1 oktober 2016 te Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het (van achteren) vastpakken en/of vasthouden van de schouders en/of bovenarmen en/of
- het duwen op de grond (in een hoek) en/of op de grond geduwd gehouden en/of
- het optillen en/of op de grond laten vallen, althans leggen en/of bovenop haar zitten en/of
- het optillen en/of op een tafel leggen en/of
- het (daarbij) vasthouden van de pols en/of de schouders en/of (aldus) tegenhouden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het (onverhoeds) aanraken/betasten van de borsten en/of rug en/of benen en/of billen en/of
- het knijpen in de borsten en/of
- het bewegen van de hand in de broek en/of onderbroek en/of (vervolgens) aanraken/betasten van de buik en/of schaamstreek en/of vagina en/of
- het brengen van voorwerpen op/tegen de schaamstreek en/of vagina en/of vervolgens met die voorwerpen maken van heen- en weer gaande bewegingen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 juni 2017, genummerd 2016312288, opgemaakt door politie Midden-Nederland – Team Zeden, doorgenummerd 1 tot en met 122. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 13, alinea 7.
3.Pagina 34.
4.Pagina’s 91, 92 en 93.
5.Pagina 10, alinea’s 3 en 4.
6.Proces-verbaal verhoor van getuige bij de rechter-commissaris met RC-nummers 17/4331 en 17/4352, opgemaakt op 28 augustus 2018, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] . Pagina 2, alinea 8.