ECLI:NL:RBMNE:2018:6373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
16/652635-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging doodslag in de openbare ruimte met geweld

Op 17 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een poging tot doodslag. De zaak vond plaats op 16 augustus 2018 te Utrecht, waar de verdachte getuige was van een gewelddadige confrontatie tussen de medeverdachte en het slachtoffer. De verdachte heeft, in plaats van in te grijpen, omstanders tegengehouden die probeerden te helpen, waardoor de medeverdachte zijn geweldsdaad kon voortzetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was bij het geweld, wat leidde tot de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, de kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, en de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de gewelddadige situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652635-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, Westzaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 16 augustus 2018 te Utrecht medeplichtig is geweest aan een poging [slachtoffer] te doden, althans om aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiairop 16 augustus 2018 te Utrecht openlijk in vereniging geweld heeft gebruikt tegen die [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Uit de camerabeelden kan volgens de officier van justitie afgeleid worden dat de medeverdachte, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) het slachtoffer, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), meerdere keren op het hoofd heeft geslagen/gestompt en vervolgens getrapt/gestampt, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Door dermate veel geweld uit te oefenen op een kwetsbaar gedeelte van het lichaam, heeft [medeverdachte] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van dat geweld zou overlijden.
Verdachte bleef kijken bij een gevecht tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] en was er getuige van dat er veel geweld op het hoofd van [slachtoffer] werd uitgeoefend.
Over het algemeen is het voor omstanders een flinke stap om in te grijpen als dergelijk geweld wordt uitgeoefend. In deze zaak durfden twee omstanders toch in te grijpen, maar verdachte heeft deze omstanders op afstand gehouden door naar ze toe te lopen en ze tegen te houden, waardoor [medeverdachte] zijn geweldshandelingen kon voortzetten. Verdachte had tot doel om [medeverdachte] zijn gang te laten gaan. Door zo te handelen, is verdachte medeplichtig geweest aan de poging tot doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft geen opzet gehad op het gronddelict en ook niet op de medeplichtigheid daaraan. Toen [medeverdachte] en [slachtoffer] ruzie kregen, heeft verdachte geprobeerd om hen uit elkaar te houden, maar dat lukte niet. Vervolgens heeft verdachte zich afzijdig gehouden en heeft hij – net als andere omstanders – niet ingegrepen. Verdachte is bevriend met zowel [medeverdachte] als [slachtoffer] en was dus ‘neutraal’. Verdachte heeft destijds niet gezien hoe heftig het geweld was. Verdachte wilde voorkomen dat de vechtpartij zou escaleren tot een massale vechtpartij en daarom heeft hij een omstander tegengehouden. Achteraf bezien was dat een verkeerde keuze geweest, maar voor dit soort situaties bestaat nou eenmaal geen handleiding. Dit betekent evenwel niet dat verdachte een strafbare rol heeft gespeeld in het gevecht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primaire feit [1]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden van de bewakingscamera’s bekeken die zijn gemaakt op 16 augustus 2018 te Utrecht ter plaatse van de Stadhuisbrug. De verbalisant heeft die beelden als volgt omschreven. [2]
Om 22:25:56 uur staan twee personen tegenover elkaar. Later blijken deze personen te zijn [slachtoffer] en [medeverdachte] . [3] Om 22:25:57 uur komt een derde persoon, die later verdachte blijkt te zijn, tussen beiden in staan. Om 22:26:03 uur loopt [medeverdachte] in de richting van [slachtoffer] , en ontstaat (naar de rechtbank begrijpt: tussen hen) een gevecht van duwen en trekken. Om 22:26:06 uur pakt [medeverdachte] [slachtoffer] vast. [4] Om 22:26:07 uur slaat [medeverdachte] in het gezicht van [slachtoffer] . Om 22:26:13 uur vallen beiden na een korte worsteling op de grond. Om 22:26:19 uur staan beiden direct ook weer op. Om 22:26:20 uur geeft [medeverdachte] aan [slachtoffer] een harde duw. [5] Om 22:26:22 uur valt [slachtoffer] achterover. [6]
Dezelfde - vanuit twee verschillende gezichtspunten gemaakte - camerabeelden zijn ook ter zitting bekeken. Vanaf het door verbalisant [verbalisant 1] geregistreerde tijdstip van 22:26:23 uur tot 22:26:52 uur heeft de rechtbank het volgende waargenomen.
[slachtoffer] ligt op straat en beweegt niet. [medeverdachte] loopt op hem af en stampt hem met geschoeide voet met kracht op het hoofd. Vervolgens slaat en stompt [medeverdachte] zesmaal met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] , waarna [medeverdachte] voor een tweede maal met geschoeide voet met kracht op het hoofd van [slachtoffer] stampt. Terwijl dit geweld zich voltrekt, staat verdachte op enkele meters van [medeverdachte] en [slachtoffer] af en is zijn gezicht in de richting van het geweld gericht.
Op het moment dat [medeverdachte] opnieuw zijn been optrekt, loopt een omstander richting [medeverdachte] . Vrijwel tegelijkertijd loopt verdachte met versnelde pas vanaf de andere kant naar de omstander toe. Op het moment dat de omstander zich vlakbij [medeverdachte] en de roerloos liggende [slachtoffer] bevindt, kijkt de omstander opzij, richting verdachte. Veerdachte loopt precies op dat moment met versnelde pas en met een opgeheven hand naar de omstander toe. De omstander stapt naar achteren. Verdachte loopt in de richting van de omstander, zodat de omstander naar achteren blijft stappen, weg bij de vechtpartij.
Daarna stampt [medeverdachte] nog een derde en vierde maal met geschoeide voet en met kracht op het hoofd van [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] zich niet verweert, waarna [medeverdachte] en verdachte van de plaats delict weglopen. [7]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft als volgt gerelateerd.
Ik zag dat de schoenen (naar de rechtbank begrijpt: van [medeverdachte] ) zogenaamde ‘werkschoenen’ betroffen. Ik zag dat de schoenen waren uitgerust met stalen neuzen. [8]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij tegen omstanders heeft gezegd “niet mee bemoeien. Dit is man tegen man”. [9] Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zagdat [medeverdachte] en [slachtoffer] met elkaar in gevecht gingen en dat hij tegen omstanders had gezegd dat zij zich er niet mee moesten bemoeien.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan.
Uit de beelden maakt de rechtbank op dat [medeverdachte] en [slachtoffer] ruzie maken met elkaar, dat [medeverdachte] [slachtoffer] in het gezicht slaat en dat [slachtoffer] na een harde duw van [medeverdachte] op de grond valt en daar blijft liggen. Vervolgens slaat (dan wel stompt) en stampt [medeverdachte] op het hoofd van [slachtoffer] , welk geweld [slachtoffer] , liggend op een zij, aanvankelijk met een hand probeert af te weren. Bij het stampen op het hoofd van [slachtoffer] trekt [medeverdachte] telkens zijn been hoog op, om de schoen (een werkschoen met stalen neus) vervolgens met kracht te laten neerdalen op het hoofd van [slachtoffer] .
Dit gebeurt in totaal vier keer, de laatste twee keer zonder zichtbaar verweer van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat in het bijzonder het met stevig schoeisel tegen het hoofd van [slachtoffer] stampen naar zijn uiterlijke verschijningsvorm, te weten veelvuldig en met kracht, zozeer gericht is op de dood dat [medeverdachte] niet alleen wetenschap moet hebben gehad van de aanmerkelijke kans op de dood, maar dat hij deze kans ook bewust heeft aanvaard. Dat achteraf is gebleken dat het delict niet is voltooid, maakt dit niet anders.
Verdachte stelt dat hij geen idee had van de ernst van het geweld dat zich tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] afspeelde, en dat zijn ingrijpen (mede) was ingegeven vanuit de gedachte dat een massale vechtpartij zou ontstaan indien omstanders zich met [medeverdachte] en/of [slachtoffer] zouden bemoeien.
De rechtbank volgt deze lezing van het gebeuren niet. Uit de beelden leidt de rechtbank af dat verdachte tijdens de gewelduitoefeningen met zijn gezicht in de richting van [medeverdachte] en [slachtoffer] stond, zodat hij het geweld moet hebben gezien. Dat verdachte het door [medeverdachte] toegepaste geweld moet hebben waargenomen, volgt ook uit de omstandigheid dat toen een omstander naar [medeverdachte] toesnelde, hij zelf ook in beweging kwam om de omstander ervan te weerhouden zich met de vechtpartij te bemoeien.
De rechtbank leidt uit de beelden verder af dat de omstander ervan heeft afgezien om in te grijpen als gevolg van/door het handelen van verdachte. Verdachte kwam snel aangelopen, had een opgeheven hand en zei dat de omstander zich er niet mee moest bemoeien. Indien verdachte de omstander niet zou hebben tegengehouden, had [medeverdachte] niet (vrijwel) ongestoord door kunnen gaan met de geweldshandelingen. . Daarbij merkt de rechtbank op dat op dat moment ook geen sprake (meer) was van een gevecht van twee min of meer gelijkwaardige tegenstanders, maar dat [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de grond lag en zich niet leek te kunnen verdedigen. Er was geen sprake (meer) van een gevecht van ‘man tegen man’, zoals door verdachte is gesteld. Uit de camerabeelden is verder af te leiden dat toen de omstander naar [medeverdachte] liep, [medeverdachte] nog niet was gestopt met de forse geweldshandelingen. Door in een dergelijke situatie toch een omstander tegen te houden, is verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de daarop volgende geweldshandelingen van [medeverdachte] . Omdat verdachte gezien moet hebben hoe ernstig het geweld van [medeverdachte] jegens [slachtoffer] is geweest, heeft hij daarbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte] op soortgelijke wijze zou doorgaan – zoals ook is gebeurd – en dat [slachtoffer] als gevolg van het geweld zou komen te overlijden. Overigens bieden de beelden geen enkele steun voor de stelling dat er bij verdachte vrees kon bestaan voor gewelddadige bemoeienissen van een groep omstanders. De paar omstanders die op de beelden te zien zijn, staan op afstand en tonen op geen enkele wijze blijk van agressie.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn bij het geweld als (voorwaardelijk) opzet op het tenlastegelegde gronddelict poging tot doodslag, met dien verstande dat zijn rol als medeplichtige zich heeft beperkt tot medeplichtigheid aan de geweldshandelingen van [medeverdachte] vanaf het moment dat verdachte de omstander heeft tegengehouden. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
[medeverdachte] op 16 augustus 2018 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht in diens gezicht heeft geslagen en vervolgens
- met kracht tegen diens lichaam heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] achterover op de grond is gevallen en vervolgens, terwijl die [slachtoffer] in een kwetsbare positie op de grond lag
- meerdere malen met geschoeide voet en met kracht op/tegen diens hoofd heeft gestampt, en
- meerdere malen (met kracht) tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 16 augustus 2018 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest, door toen en daar aanwezig te zijn en te blijven, gedurende het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld, en door een toegesnelde omstander op afstand te houden en tegen te houden en te zeggen dat hij er zich niet mee moest bemoeien.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplichtigheid aan poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn bij grof geweld in de openbare ruimte. Het slaan en stampen was zo heftig, dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer aan dat geweld zou komen te overlijden. Weliswaar heeft verdachte geen uitvoeringshandelingen verricht in de richting van het slachtoffer zelf, maar door zijn handelwijze is bijgedragen aan een zeer ernstige vorm van geweld in een korte tijdspanne, welk geweld bij het uitgaande publiek een geschokte reactie teweeg heeft gebracht. Daarbij merkt de rechtbank op dat het voor omstanders – vanwege het ‘omstanderseffect’ of vanuit de vrees om zelf slachtoffer van geweld te worden – doorgaans niet eenvoudig is om in te grijpen wanneer zij openlijk geweld zien. Zeker wanneer een omstander dan toch de moed verzamelt om in te grijpen, is het des te kwalijker dat verdachte een dergelijk initiatief actief belet. Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie van 22 oktober 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging met geweld en dat hij eerder is veroordeeld voor een mishandeling. In strafmatigende zin is meegewogen dat het strafwaardige gedrag van verdachte zich tot een zeer kort moment heeft beperkt, dat hij zelf geen geweld heeft toegepast en dat de rechtbank op de camerabeelden niet heeft kunnen waarnemen dat een tweede omstander ook door verdachte is tegengehouden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan een gedeelte van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 48, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 3 (drie) maanden,
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, voorzitter, mrs. C.M.A.T. van der Geest en P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
[medeverdachte] op of omstreeks 16 augustus 2018 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- ( met kracht) in/tegen diens gezicht, althans tegen diens hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- ( met kracht) tegen diens lichaam heeft geduwd, ten gevolge waarvan, althans waarna, die [slachtoffer] achterover op de grond is gevallen en/of
(vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] - al dan niet roerloos, in elk geval in een kwetsbare
positie - op de grond lag)
- één of meerdere malen met geschoeide voet (en met kracht) in diens gezicht, althans op/tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, heeft geschopt/getrapt en/of
- één of meerdere malen met geschoeide voet (en met kracht) op/tegen diens hoofd heeft gestampt, althans (met kracht) op/tegen diens hoofd is gaan staan, en/of
- één of meerdere malen (met kracht) in diens gezicht, althans tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, heeft geslagen en/of gestompt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 16 augustus 2018 te Utrecht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door toen en daar aanwezig te zijn en/of te blijven, gedurende het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld, en/of door een of meerdere (toegesnelde) omstanders (die zich op dat moment - kennelijk – over die [slachtoffer] wilden ontfermen en/of - kennelijk - aan die [slachtoffer] zorg wilden verlenen en/of - kennelijk - het op die [slachtoffer] door voornoemde [medeverdachte] uitgeoefende geweld wilde doen stoppen) op afstand te houden en/of tegen te houden en/of te zeggen dat hij/zij er zich niet mee moest(en) bemoeien, althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Utrecht openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Stadhuisbrug, in elk geval op of aan een openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het (met kracht) in/tegen diens gezicht, althans tegen diens hoofd, slaan en/of stompen en/of (vervolgens)
- het (met kracht) tegen diens lichaam duwen, ten gevolge waarvan, althans waarna, die [slachtoffer] achterover op de grond is gevallen en/of
het (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer] - al dan niet roerloos, in elk geval in een kwetsbare positie - op de grond lag)
- één of meerdere malen met geschoeide voet (en met kracht) in diens gezicht, althans op/tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, schoppen/trappen en/of
- één of meerdere malen met geschoeide voet (en met kracht) op/tegen diens hoofd stampen, althans (met kracht) op/tegen diens hoofd staan, en/of
- één of meerdere malen (met kracht) in diens gezicht, althans tegen diens hoofd, in ieder geval tegen diens lichaam, slaan en/of stompen.
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 augustus 2018, genummerd PL0900-2018240161 Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 71. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 64-71.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 64.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 65.
5.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 66.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 67.
7.De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 3 december 2018.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pagina 12.
9.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 52.