ECLI:NL:RBMNE:2018:6368
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurrecht; geschil over de zelfstandigheid van een appartement en de huurprijs
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Woningexploitatiemaatschappij Nederland B.V. (WEN) en een huurder, aangeduid als [Partij II]. De procedure is gestart door WEN, die in een verstekvonnis van 8 februari 2017 een uitspraak van de huurcommissie heeft aangevochten. De huurcommissie had geoordeeld dat de woonruimte van [Partij II] als onzelfstandige woonruimte moest worden aangemerkt, wat leidde tot een lagere huurprijs. WEN betwistte dit en stelde dat het appartement een zelfstandige woning is, die door meerdere huurders gezamenlijk wordt gehuurd. De kantonrechter heeft de zaak op 17 oktober 2018 beoordeeld, waarbij de huurovereenkomst en de feitelijke situatie van belang waren. De kantonrechter concludeerde dat, hoewel [Partij II] de intentie had om een onzelfstandige woning te huren, de omstandigheden en de huurovereenkomst erop wezen dat het appartement als zelfstandige woning moest worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de huurovereenkomst binnen het geliberaliseerde huurregime valt. Het verzet van [Partij II] tegen het verstekvonnis werd ongegrond verklaard, en de kantonrechter bevestigde de eerdere uitspraak, inclusief de kostenveroordeling voor [Partij II].