ECLI:NL:RBMNE:2018:6359

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
UTR 17/3551-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake weigering omgevingsvergunning voor huwelijkssluitingen en proeflokaal in strijd met artikel 6.5 van het Bor

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 19 december 2018, wordt de weigering van de omgevingsvergunning voor huwelijkssluitingen en een proeflokaal door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat voor de weigering een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad vereist is, en dat het aanwijzingsbesluit van de gemeenteraad in strijd is met artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank stelt vast dat het aanwijzingsbesluit te ruim is en niet kan worden aangemerkt als een aanwijzing van een categorie van gevallen. Hierdoor is het besluit van de raad onverbindend en kan de omgevingsvergunning niet worden geweigerd zonder deze verklaring.

Eisers, [eiseres 1] en [eiseres 2] B.V., hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 19 juli 2017, waarin de omgevingsvergunning voor diverse activiteiten op het perceel is geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeenteraad recent een bestemmingsplan heeft vastgesteld, maar dit verandert niets aan de noodzaak van de verklaring van geen bedenkingen. De rechtbank biedt verweerder de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen door de gevraagde verklaring alsnog aan de gemeenteraad voor te leggen. De termijn voor herstel is vastgesteld op dertien weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/3551-T

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2018 in de zaak tussen

[eiseres 1] en [eiseres 2] B.V., te [woonplaats/vestigingsplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J.H. Hartman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, verweerder

(gemachtigden: mr. S. de Rijke, F.E. Vorrink en D.W. Kasbergen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij 1] , [derde-partij 2] , [derde-partij 3] , [derde-partij 4] , [derde-partij 5] , [derde-partij 6] en [derde-partij 7], te [woonplaats] , gemachtigde: mr. Y.M.G. van den Heerik.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geweigerd aan [eiseres 2] B.V. en [eiseres 1] een omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteiten op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] :
- huwelijkssluitingen in de hooimijt, bedrijfsgebouw van de galerie;
- proeflokaal in de galerie;
- detailhandel in zelfgemaakte, bewerkte, -gekweekte of gedeelde producten met een oppervlakte van meer dan 60 m² in de gebouwen en meer dan 10 m² op het perceel;
- terrassen op een andere locatie dan aangegeven op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan [adres] ;
- kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten waarvan de bedrijvigheid zich niet richt op cultuureducatie, recreatie of een naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik.
Eisers alsmede [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. [bedrijfsnaam 2] B.V. en [bedrijfsnaam 1] B.V. hebben het beroep ter zitting van de rechtbank ingetrokken.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018. Eiseres [eiseres 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij [derde-partij 1] , [derde-partij 4] , [derde-partij 6] en [derde-partij 7] zijn eveneens verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 4 juni 2015, aangevuld op 6 januari 2017 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] B.V. een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor diverse activiteiten op het perceel, waaronder de onder Procesverloop genoemde activiteiten. Ten behoeve van de aanvraag is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder geweigerd omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteiten onder Procesverloop vermeld. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, voor zover dat besluit ziet op de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor huwelijksvoltrekkingen en ten behoeve van het proeflokaal in de galerie.
In beroep hebben eisers, kort samengevat, aangevoerd dat het besluit onvoldoende is voorbereid en gemotiveerd, terwijl eveneens een belangenafweging ontbreekt.
3. Verweerder heeft de weigering gemotiveerd door zich op het standpunt te stellen dat genoemde activiteiten in strijd zijn met het bestemmingsplan [adres] . Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder geen medewerking aan genoemde activiteiten heeft willen verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De beslissing om al dan niet met toepassing van dit artikelonderdeel omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheid van het college. Het college komt bij de uitoefening van deze bevoegdheid - zoals in veel rechtspraak is bevestigd - ruime beleids- en beoordelingsvrijheid toe. Dat betekent dat de bestuursrechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om in dit geval omgevingsvergunning te weigeren, aldus verweerder.
4. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Ingevolge artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor), voor zover hier van belang, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.
Ingevolge het tweede lid kan de verklaring slechts in het belang van een goede ruimtelijke ordening worden geweigerd.
Ingevolge het derde lid kan de gemeenteraad categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat een dergelijke verklaring ook is vereist indien het college voornemens is een aanvraag om omgevingsvergunning tot afwijking van het bestemmingsplan te weigeren (ECLI:NL:RVS:2016:921).
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat een verklaring van geen bedenkingen in dit geval niet nodig is. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de raad van de gemeente Woerden door middel van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 6.5, derde lid, van het Bor, heeft bepaald dat geen verklaring van geen bedenkingen is vereist in
allegevallen waarbij een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3, van de Wabo wordt geweigerd en waarbij het college het bevoegd gezag is. Ter zitting heeft verweerder daaraan toegevoegd dat de gemeenteraad recent het bestemmingsplan [adres] heeft vastgesteld en het standpunt van de gemeenteraad in deze dus duidelijk is.
5.1
De rechtbank stelt vast dat de raad van de gemeente Woerden in het aanwijzingsbesluit van 21 mei 2013 op grond van artikel 6.5, lid 3 van het Bor heeft bepaald dat in alle gevallen waarbij een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 eerste lid onder a punt 3 van de Wabo wordt geweigerd en waarbij het college het bevoegd gezag is, geen specifieke verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist.
De rechtbank acht deze aanwijzing in strijd met artikel 6.5 van het Bor. Immers, gelet op de tekst van artikel 6.5, derde lid, van het Bor dient de gemeenteraad categorieën van gevallen aan te wijzen waarin bij wege van uitzondering op de hoofdregel een verklaring niet is vereist. Een besluit dat een verklaring van geen bedenkingen bij een weigering nooit is vereist, is zo ruim en omvat zoveel verder ongespecificeerde gevallen, dat het naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden aangemerkt als een aanwijzing van een categorie van gevallen. Veeleer is sprake van het voor een deel van de besluiten omzeilen van de hoofdregel als neergelegd in artikel 6.5 eerste lid van het Bor, namelijk in die gevallen waarin het college wil weigeren om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3 van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen.
6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het besluit van de raad van 21 mei 2013 onverbindend is en een verklaring van geen bedenkingen ingevolge artikel 6.5, eerste lid, van het Bor vereist is.
6.1
De omstandigheid dat in dit geval sprake is van een recent door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan, maakt vorenstaande niet anders.
Nu de verklaring van geen bedenkingen niet is verleend, was verweerder niet bevoegd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo de omgevingsvergunning te weigeren.
6.2
Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en in strijd is met het bepaalde in artikel 2.27 van de Wabo in samenhang met artikel 6.5 van het Bor.
7. De aard van het geconstateerde gebrek leent zich evenwel voor herstel.
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in dat geval in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen door het verzoek om een verklaring van geen bedenkingen in kader van deze aanvraag om omgevingsvergunning alsnog aan de gemeenteraad voor te leggen.
7.1
Ingeval de gemeenteraad besluit de gevraagde verklaring van geen bedenkingen te weigeren en verweerder zijn weigering om een omgevingsvergunning op grond daarvan zal handhaven, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder in dat geval kan afzien van toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Awb. De rechtbank geeft verweerder wel in overweging, uit oogpunt van efficiënte geschilbeslechting, eisers in dat geval in de gelegenheid te stellen hun zienswijze tegen het voornemen tot weigering van de verklaring van geen bedenkingen aan de gemeenteraad kenbaar te maken.
7.2
Ingeval zou blijken dat de gemeenteraad wel bereid is een verklaring van geen bedenkingen af te geven en verweerder op grond daarvan alsnog voornemens is een omgevingsvergunning te verlenen, zal verweerder wel toepassing dienen te geven aan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Awb, om dan mogelijk (andere) belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun zienswijzen te geven.
7.3
De termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen, bepaalt de rechtbank op dertien weken na verzending van deze uitspraak. Indien verweerder binnen twee weken verklaart geen gebruik te maken van de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of de termijn die voor het herstel is bepaald ongebruikt is verstreken, zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep, voortbouwend op hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen en beslist.
7.4
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank,
stelt verweerder in de gelegenheid:
- om binnen dertien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen, of
- om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mede te delen dat van deze geboden mogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzitter, en mr. R.C. Moed en
mr. G.C.W. van der Feltz, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.