ECLI:NL:RBMNE:2018:6358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
UTR 17/5034
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening op grond van de Drank- en Horecawet en de weigeringsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) voor het uitoefenen van een horecabedrijf. De burgemeester van de gemeente Woerden verleende op 20 april 2017 een vergunning aan [bedrijfsnaam] B.V. voor het uitoefenen van een horecabedrijf op een perceel in Woerden. Dit besluit werd door de burgemeester van Nieuwkoop mede ondertekend, omdat een deel van de terrassen op het grondgebied van Nieuwkoop ligt. Eisers, waaronder omwonenden, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en hebben beroep ingesteld nadat hun bezwaar ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester van Woerden bevoegd was om de vergunning te verlenen, ondanks de ondertekening door de burgemeester van Nieuwkoop. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgronden in artikel 27 van de DHW limitatief zijn en dat strijd met het bestemmingsplan geen weigeringsgrond vormt. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en provinciale wet- en regelgeving, verworpen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de vergunning terecht heeft verleend en dat er geen weigeringsgronden aanwezig waren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/5034

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 december 2018 in de zaak tussen

[eiser/eiseres 1] , [eiser 2] , [eiseres 3] , [eiser 4] , [eiseres 5],
[eiser/eiseres 6] en [eiser/eiseres 7] ,te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. Y.M.G. van den Heerik),
en

de burgemeester van de gemeente Woerden, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Braad).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] ,te [woonplaats] (gemachtigde: mr. J.H. Hartman)

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2017 (verzonden 23 mei 2017; het primaire besluit) heeft verweerder aan [bedrijfsnaam] B.V. (t.a.v. [derde-partij] ) een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) verleend voor het uitoefenen van een horecabedrijf [naam locatie] op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] .
Bij besluit van 8 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Zowel het primaire besluit als het bestreden besluit is uit oogpunt van zorgvuldigheid mede ondertekend door de burgemeester van Nieuwkoop, dit in verband met het feit dat een deel van de terrassen op grondgebied van de gemeente Nieuwkoop is gelegen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018. Eisers [eiser/eiseres 1] , [eiser 4] , [eiseres 5] en [eiseres 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Op 6 april 2017 is door [bedrijfsnaam] B.V. een aanvraag om vergunning op grond van de DHW ingediend voor het uitoefenen van een horecabedrijf op het perceel. In de aanvraag is een omschrijving opgenomen van de tot de inrichting behorende horecaruimten, terrassen en lokaliteiten waarvoor de aangevraagde vergunning moet gelden. Als openingstijden is in de aanvraag vermeld maandag tot en met zondag van 8.00 uur tot 23.00 uur.
Bij besluit van 20 april 2017 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend. Het door eisers tegen dat besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Eisers hebben in de eerste plaats aangevoerd dat de burgemeester van Woerden het tot beslissen bevoegde orgaan is op de ingediende aanvraag om vergunning op grond van de DHW en dat de burgemeester van Nieuwkoop, die de vergunning mede heeft ondertekend, geen belanghebbende is bij de vergunningverlening. Door de wijze waarop de vergunning thans is verleend, wordt de controle op de verleende vergunning naar de mening van eisers omzeild. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de DHW is een vergunning voor iedere inrichting vereist.
Ingevolge artikel 1 van de DHW wordt onder inrichting verstaan de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte.
2.2
De rechtbank stelt vast dat de inrichting waar het horecabedrijf wordt uitgeoefend zich bevindt op het grondgebied van de gemeente Woerden, aangezien de uitoefening van het bedrijf plaatsvindt in de hooimijt en in een deel van het atelier op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] . De rechtbank is dan ook met eisers van oordeel dat de burgemeester van Woerden bevoegd is tot het nemen van de beslissing op de door derde-partij ingediende aanvraag om een vergunning op grond van de DHW. De omstandigheid dat een deel van de terrassen, die tot het horecabedrijf behoren, op het grondgebied van de gemeente Nieuwkoop ligt doet daar niet aan af, gelet op de in artikel 1 van de DHW gegeven omschrijving van het begrip inrichting.
Dat betekent dat verweerder degene is die toezicht moet houden op een juiste naleving van de verleende vergunning. Verweerder heeft dit ter zitting bevestigd zodat de bij eisers levende vrees dat de controle wordt omzeild ongegrond is. De omstandigheid dat de burgemeester van Nieuwkoop de vergunning mede heeft ondertekend doet daar niet aan af, reeds niet nu de ondertekening enkel uit zorgvuldigheidsoverwegingen is ingegeven vanwege het feit dat een deel van het bij de inrichting behorend terras op de gemeentegrond van Nieuwkoop is gelegen. Het betoog van eisers slaagt dus niet.
3. Eisers hebben verder aangevoerd dat de terrassen volgens het bestemmingsplan van de gemeente Nieuwkoop de bestemming ‘Beeldentuin’ hebben. Ingevolge dat bestemmingsplan mogen naar de mening van eisers enkel terrassen worden geëxploiteerd als ondergeschikte nevenactiviteit en dus niet als terras behorende bij een horeca-inrichting. Verder hebben eisers betoogd dat volgens gemeentelijk beleid en provinciale wet- en regelgeving horeca alleen ondersteunend aan een andere hoofdfunctie mag worden vergund tot maximaal 100 m², inclusief terrassen. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de DHW wordt een vergunning geweigerd indien:
a. niet wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 geldende eisen;
b. redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn;
c. artikel 7, tweede lid, artikel 31, vierde lid, en artikel 32, tweede lid, zich tegen de verlening van de gevraagde vergunning verzet;
d. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gestelde verboden zal worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften.
Ingevolge artikel 28 van de DHW wordt een vergunning verleend, indien geen van de in artikel 27 bedoelde weigeringsgronden aanwezig is.
3.2
Volgens vaste rechtspraak blijkt uit de tekst van artikel 28 van de DHW dat de in artikel 27 vervatte weigeringsgronden als limitatief moeten worden aangemerkt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 juli 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN1117). Strijd met het bestemmingsplan is geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 27 van de DHW en een toets aan het bestemmingsplan vindt in het kader van deze procedure dan ook niet plaats.
Strijd met provinciale wet- en regelgeving is evenmin een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 27 van de DHW.
3.3
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het primaire besluit en het bestreden besluit voldoende dat verweerder heeft beoordeeld of zich weigeringsgronden zoals neergelegd in artikel 27 van de DHW voordoen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat die beoordeling niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Gelet hierop en nu eisers niet hebben gesteld dat zich een weigeringsgrond als hiervoor bedoeld voordoet, heeft verweerder de vergunning terecht verleend en het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit terecht ongegrond verklaard.
4. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzitter, en mr. R.C. Moed en
mr. G.C.W. van der Feltz, leden, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.