In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (DHW) voor het uitoefenen van een horecabedrijf. De burgemeester van de gemeente Woerden verleende op 20 april 2017 een vergunning aan [bedrijfsnaam] B.V. voor het uitoefenen van een horecabedrijf op een perceel in Woerden. Dit besluit werd door de burgemeester van Nieuwkoop mede ondertekend, omdat een deel van de terrassen op het grondgebied van Nieuwkoop ligt. Eisers, waaronder omwonenden, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en hebben beroep ingesteld nadat hun bezwaar ongegrond was verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester van Woerden bevoegd was om de vergunning te verlenen, ondanks de ondertekening door de burgemeester van Nieuwkoop. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgronden in artikel 27 van de DHW limitatief zijn en dat strijd met het bestemmingsplan geen weigeringsgrond vormt. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan en provinciale wet- en regelgeving, verworpen. De rechtbank concludeerde dat verweerder de vergunning terecht heeft verleend en dat er geen weigeringsgronden aanwezig waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.