ECLI:NL:RBMNE:2018:6335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
21 december 2018
Zaaknummer
16/653430-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van arrestantenverzorgers door verdachte

Op 21 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van arrestantenverzorgers. De verdachte heeft op 22 december 2017 in Almere een arrestantenverzorger, [arrestantenverzorger 1], zwaar lichamelijk letsel toegebracht door met zijn duim in het oog van de ambtenaar te duwen. Daarnaast heeft hij de vinger van een andere arrestantenverzorger gebroken en zich met geweld verzet tegen meerdere ambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het buitensporig agressieve gedrag van de verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van anderen, en dat hij zich bewust richtte op de kwetsbare lichaamsdelen van zijn slachtoffers, die tevens politieambtenaren waren. De verdachte heeft niet meegewerkt aan een onderzoek in het Pieter Baan Centrum, waardoor er geen advies over zijn toerekenbaarheid kon worden gegeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [arrestantenverzorger 1] en [arrestantenverzorger 2], voor de geleden immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/653430-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats] (Syrië)
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen (de vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [arrestantenverzorger 1] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair:
op 22 december 2017 in Almere ambtenaar [arrestantenverzorger 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
subsidiair:
op 22 december 2017 in Almere heeft geprobeerd om ambtenaar [arrestantenverzorger 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:
op 22 december 2017 in Almere zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [arrestantenverzorger 1] en [arrestantenverzorger 2] , met (zwaar) lichamelijk bij ieder van hen tot gevolg daarvan;
feit 3:
op 28 december 2017 in Houten zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [arrestantenverzorger 3] en/of [arrestantenverzorger 5] en/of [arrestantenverzorger 4] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, omdat er in strafrechtelijke zin geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 en 2
Bewijsmiddelen
Verbalisant [arrestantenverzorger 1] was te Almere op 22 december 2017 belast met de arrestantenzorgdienst. Samen met collega [arrestantenverzorger 2] was hij bij de cel van verdachte. Toen [arrestantenverzorger 2] de cel opende, zag [arrestantenverzorger 1] dat verdachte dreigend, in een vechthouding, op hem af kwam lopen. [2] [arrestantenverzorger 1] gaf verdachte een duw om het gevaar af te wenden. Verdachte reageerde door [arrestantenverzorger 1] met zijn arm om zijn nek te pakken. Vervolgens kwamen zij ten val en voelde [arrestantenverzorger 1] dat verdachte met zijn duim in zijn oog stak. [arrestantenverzorger 1] riep: “ [arrestantenverzorger 2] , [arrestantenverzorger 2] , hij probeert mijn oog uit te steken!!”. [arrestantenverzorger 1] zag dat [arrestantenverzorger 2] vervolgens ook op verdachte ging zitten en probeerde de duim van verdachte uit het oog van [arrestantenverzorger 1] te halen. Verdachte verzette zich hevig door al zijn spieren aan te spannen en door te gaan met de handelingen die hij aan het verrichten was. [arrestantenverzorger 2] gaf verdachte een aantal klappen. Hierna voelde [arrestantenverzorger 1] dat de druk in zijn oog minder werd en dat de duim van verdachte uit het oog van [arrestantenverzorger 1] was. [arrestantenverzorger 1] had heel veel pijn en kon niet meer door zijn linkeroog kijken. Verdachte bleef zich hevig verzetten. Verdachte had [arrestantenverzorger 1] nog steeds vast. [arrestantenverzorger 1] voelde dat verdachte met zijn hoofd bijtbewegingen maakte en hij voelde vervolgens een hevige pijn in zijn buik en zag dat verdachte hem in zijn buik beet. Na het incident heeft een arts vastgesteld dat [arrestantenverzorger 1] schade heeft opgelopen aan zijn linkeroog. [3] De arts heeft gezegd dat sprake is van permanent letsel, maar nog niet hoeveel schade dat precies zal zijn. [4] Daarnaast heeft [arrestantenverzorger 1] een bijtwond op zijn buik opgelopen. [5]
Verbalisant [arrestantenverzorger 2] was op 22 december 2017 ook werkzaam als arrestantenverzorger in het politiebureau aan de [adres] in Almere. [6] Uit onderzoek in het ziekenhuis is gebleken dat de rechterringvinger van [arrestantenverzorger 2] is gebroken. [7]
Bewijsoverwegingen
Zwaar lichamelijk letsel?
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde geldt als voorwaarde dat de rechtbank vaststelt dat de ambtenaar [arrestantenverzorger 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. In dat kader markeert de rechtbank het te hanteren beoordelingskader. Onder zwaar lichamelijk letsel in de betekenis van artikel 82 (en 302) van het
Wetboek van Strafrecht dient te wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank is van oordeel dat de stukken in het dossier geen grond opleveren voor het oordeel dat het letsel van [arrestantenverzorger 1] als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de even bedoelde bepaling dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe dat niet is gebleken dat het letsel van dien aard is, dat medisch ingrijpen noodzakelijk was en/of dat geen zicht is op (volledig) herstel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Gelet op het voorgaande zal verdachte ook worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde onderdeel zwaar lichamelijk letsel, zowel ten aanzien van [arrestantenverzorger 1] als [arrestantenverzorger 2] .
Voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel?
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde moet komen vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor dient te worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het ontstaan van dat letsel als gevolg van zijn handelen zal intreden. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Reeds de uiterlijke verschijningsvorm van de gedraging die aan het ontstaan van het letsel is voorafgegaan kan toereikend zijn voor het aannemen van de aanvaarding van die aanmerkelijke kans.
In het onderhavige geval is komen vast te staan dat verdachte met een duim heeft geduwd in een oog van verbalisant [arrestantenverzorger 1] , en die duim gedurende enige tijd in dat oog geduwd heeft gehouden. De rechtbank stelt voorop dat van algemene bekendheid is dat het oog een kwetsbaar lichaamsdeel is. Als met een vinger gedurende enige tijd en met kracht in/tegen het oog wordt geduwd, is daarmee de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel daardoor gegeven. Voorts stelt de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat verdachte niet slechts kort het oog van [arrestantenverzorger 1] heeft aangeraakt, maar dat verdachte pas nadat [arrestantenverzorger 2] hem een paar klappen gaf zijn vinger uit het oog van [arrestantenverzorger 1] heeft verwijderd. De uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes gedraging in aanmerking genomen kan het niet anders zijn dan dat verdachte met zijn handelen zich minst genomen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [arrestantenverzorger 1] en hij die kans op dat moment heeft aanvaard. Van feiten of omstandigheden die tot een ander bewijsoordeel nopen is niet gebleken.
Feit 3
[arrestantenverzorger 4] , verbalisant bij de politie Eenheid Midden-Nederland, was op 27 december 2017 werkzaam bij het Politie Cellencomplex in Houten. Toen hij samen met collega’s uit de cel van verdachte wilde gaan, stond verdachte snel op en liep in de richting van de verbalisanten. Verdachte bleef in de richting van [arrestantenverzorger 4] lopen en [arrestantenverzorger 4] duwde verdachte tot driemaal terug zijn cel in. [8] Verdachte bleef in tegengestelde richting bewegen als waar [arrestantenverzorger 4] verdachte wilde brengen en bleef proberen zijn cel uit te komen. Hierop duwde [arrestantenverzorger 4] verdachte in de richting van de hoek van de cel en kwam collega [arrestantenverzorger 3] bij hem staan. Vervolgens haalde verdachte enkele malen uit in de richting van het gezicht van [arrestantenverzorger 3] en trapte ook direct in de richting van het been van collega [arrestantenverzorger 5] . Verdachte bleef van zich af trappen en slaan. [9]
[arrestantenverzorger 3] voelde dat de hand van verdachte op zijn oog kwam en dat de vinger van verdachte in zijn oog drukte. Verdachte bleef drukken. [arrestantenverzorger 3] had door de worsteling op zijn hand diverse schaafwondjes. [10]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair:
op 22 december 2017 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [arrestantenverzorger 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met zijn, verdachtes, duim met kracht in het oog van die [arrestantenverzorger 1] heeft geduwd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 2:
op 22 december 2017 te Almere, zich met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren
[arrestantenverzorger 1] en [arrestantenverzorger 2] , beiden arrestantenverzorgers, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met arrestantenzorgdienst in het politiebureau aan de [adres] te Almere, door voornoemde [arrestantenverzorger 1] in de nek vast te pakken en te houden en zijn duim in het oog van die [arrestantenverzorger 1] te duwen en die [arrestantenverzorger 1] in zijn buik te bijten, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken ringvinger bij voornoemde [arrestantenverzorger 2] en oogletsel en een bijtwond bij voornoemde [arrestantenverzorger 1] , ten gevolge heeft gehad;
feit 3:
omstreeks 28 december 2017 te Houten zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten [arrestantenverzorger 3] en [arrestantenverzorger 5] en [arrestantenverzorger 4] , allen arrestantenverzorgers bij politie Eenheid Midden Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met arrestantenzorgdienst in het cellencomplex te Houten, door met zijn arm(en) en/of lichaam te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld als waarin voornoemde ambtena(a)r(en) hem trachtte te geleiden en/of te slaan in de richting van het hoofd van voornoemde [arrestantenverzorger 3] en/of zijn vinger in het oog te drukken van voornoemde [arrestantenverzorger 3] en/of door te trappen/schoppen tegen het scheenbeen van voornoemde [arrestantenverzorger 5] , terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten schaafwonden op de hand van voornoemde [arrestantenverzorger 3] , ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
feit 2 en feit 3:
telkens: wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 293 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich meermalen en buitensporig verzet tegen arrestantenverzorgers en hij heeft geprobeerd om verbalisant [arrestantenverzorger 1] zwaar te mishandelen. Hierbij heeft verdachte bijzonder agressief gehandeld. Hij heeft [arrestantenverzorger 1] vastgepakt, een duim in zijn ogen gedrukt en gebeten. [arrestantenverzorger 1] heeft hierdoor oogletsel en een bijtwond opgelopen. Daarnaast heeft verdachte de vinger van verbalisant [arrestantenverzorger 2] gebroken. Ook heeft verdachte een vinger in het oog van verbalisant [arrestantenverzorger 3] gedrukt.
Het buitensporig agressieve en ongeremde handelen van verdachte getuigt ervan dat hij kennelijk geen respect heeft voor de lichamelijke integriteit van anderen. Verdachte heeft zich daarbij bewust gericht op de ogen van zijn slachtoffers, tevens politieambtenaren in dienst. Hij heeft daarmee bovendien het werk van de politie bemoeilijkt en letsel toegebracht.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie aangaande verdachte
d.d. 21 september 2018, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van een bericht van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid d.d. 21 november 2018, waaruit blijkt dat er van verdachte, nadat hij door de Nederlandse autoriteiten is uitgezet naar Zwitserland, geen contactgegevens bekend zijn. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel de rapportage
d.d. 29 oktober 2018 van het Pieter Baan Centrum. Verdachte heeft zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd en evenmin kon worden gesproken met zijn netwerk. Onderzoek was, kort gezegd, niet mogelijk en daardoor kon evenmin een advies over toerekenbaarheid of interventie worden gegeven.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt geboden is.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting de straffen betrokken die in vergelijkbare zaken worden gevorderd en opgelegd. Deze straffen variëren van een gevangenisstraf van drie maanden tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval alleen een straf aan de bovenkant van de hiervoor gegeven bandbreedte recht doet aan de ernst van de feiten in deze zaak.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.BENADEELDE PARTIJ [arrestantenverzorger 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 750,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [arrestantenverzorger 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met één dag hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [arrestantenverzorger 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.BENADEELDE PARTIJ [arrestantenverzorger 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.370,-. Dit bedrag bestaat uit € 120,- materiele schade en € 1.250,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
10.2
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 1.370,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [arrestantenverzorger 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.370,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met één dag hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [arrestantenverzorger 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 181 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [arrestantenverzorger 2]
- wijst de vordering van [arrestantenverzorger 2] toe tot een bedrag van € 750,-;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [arrestantenverzorger 2] aan de Staat € 750,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met één dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [arrestantenverzorger 1]
- wijst de vordering van [arrestantenverzorger 1] toe tot een bedrag van € 1.370,-;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [arrestantenverzorger 1] aan de Staat € 1.370,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met één dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling- van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2018.
Mr. Lootsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 22 december 2011 te Almere, althans in het arrondissement,
Midden-Nederland, een ambtenaar, te weten [arrestantenverzorger 1] , gedurende en/of terzake
van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als arrestantenbewaarder,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstig oogletsel), heeft toegebracht,
door opzettelijk net kracht
  • zijn, verdachtes, duim in het oog van die [arrestantenverzorger 1] te duwen en/of
  • die [arrestantenverzorger 1] bij zijn nek vast te pakken en/of te houden, waardoor zij ten val kwamen en/of
  • die [arrestantenverzorger 1] in zijn buik te bijten;
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [arrestantenverzorger 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dal;
opzet met zijn, verdachtes, duim met kracht in het oog van die [arrestantenverzorger 1] heeft
geduwd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Almere, zich met geweld en/of
bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtenaar, [arrestantenverzorger 1] en/of [arrestantenverzorger 2]
, beiden arrestantenverzorgers, werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/hun bediening, te weten belast met arrestantenzorgdienst
in het politiebureau aan de [adres] te Almere, door voornoemde [arrestantenverzorger 1] in
de nek vast te pakken en/of te houden en/of zijn duim in het oog van die [arrestantenverzorger 1]
te duwen en/of die [arrestantenverzorger 1] in zijn buik te bijten,
terwijl dit misdrijf en/of do daarmede gepaard gaande feitelijkheden zwaar
lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken
ringvinger hij voornoemde [arrestantenverzorger 2] en/of (blijvend) oogletsel en/of een
bijtwond bij voornoemde [arrestantenverzorger 1] , ten gevolge heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 december 2017 te Houten, zich met geweld en/of
bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtenaar, te weten [arrestantenverzorger 3]
en/of [arrestantenverzorger 5] en/of [arrestantenverzorger 4] , allen arrestantenverzorgers bij
politie Eenheid Midden Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, te weten belast eet arrestantenzorgdienst in het
cellencomplex te Houten, door met zijn arm(en) en/of lichaam te rukken en/of
te trekken in een richting tegengesteld als waarin voornoemde ambtena(a)r(en)
hem trachtte te geleiden en/of te slaan in de richting van het hoofd van
voornoemde [arrestantenverzorger 3] en/of zijn vinger in het oog te drukken van voornoemde [arrestantenverzorger 3]
en/of door te trappen/schoppen togen het scheenbeen van voornoemde [arrestantenverzorger 5]
,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitolijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten schaafwonden op de hand van voornoemde [arrestantenverzorger 3] , ten
gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 december 2017, genummerd 2017384598, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 44. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 7.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 8.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 9.
5.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 5.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 16.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 17.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2018, met proces-verbaalnummer
9.Proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2018, met proces-verbaalnummer
10.Proces-verbaal van aangifte van [arrestantenverzorger 3] , met proces-verbaalnummer PL0900-2017389331-1, opgesteld door verbalisant [verbalisant] , blad 2.