ECLI:NL:RBMNE:2018:629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
20 februari 2018
Zaaknummer
16/707275-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling met een wapen in Utrecht

Op 21 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 22-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van mishandeling. De man heeft in oktober 2017 de partner van zijn nicht mishandeld door hem met de kolf van een wapen op zijn hoofd te slaan. Tijdens de rechtszitting op 7 februari 2018 heeft de rechtbank de vorderingen van de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.R. Koenders, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging betrekking had op drie feiten: opzettelijke vrijheidsberoving, mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste en derde tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat deze feiten waren gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verklaringen van het slachtoffer te ondersteunen, en dat de verklaringen van de verdachte en medeverdachten niet konden worden weerlegd.

De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte het tweede feit, de mishandeling, had gepleegd. De verdachte heeft dit feit bekend en de rechtbank heeft de bekennende verklaring als bewijs gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook het reclasseringsadvies in overweging genomen, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseerde, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707275-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen en standpunten van de officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. B.R. Koenders, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, telkens samen met anderen in de nacht van 14 op 15 oktober 2017 te Utrecht:
Feit 1: opzettelijk [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd;
Feit 2: [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 3: [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij baseer zich daarbij, kort gezegd, op de aangifte, de verklaring van [getuige] , het aantreffen van een wapen in de bosschage achter de woning van de medeverdachte [medeverdachte 1] , het aantreffen van DNA-materiaal van aangever op het wapen, de inhoud van de tapgesprekken en het bij aangever aangetroffen letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten.
Hij heeft, samengevat, bepleit dat er geen objectiveerbare bewijsmiddelen zijn die de lezing van aangever ondersteunen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat op grond van de verklaring van verdachte, dat een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen hem en aangever, waarbij verdachte aangever met een wapen heeft geslagen waarbij aangever letsel heeft bekomen, tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak feit 1 en feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en zal hem dan ook vrijspreken. Dit oordeel berust op het volgende.
Op basis van de stukken die zich in het dossier bevinden kan worden vastgesteld dat er conflicten hebben plaatsgevonden in de familiesfeer. Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft een relatie met [getuige] (hierna: [getuige] ). Zij is de zus van verdachte (hierna: [medeverdachte 2] ) en medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en een nicht van medeverdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ). De familie van [getuige] keurt de relatie tussen [getuige] en [slachtoffer] af.
Op zaterdag 14 oktober 2017, ergens tussen 22.00 en 23.00 uur, treffen [slachtoffer] en [verdachte] elkaar bij winkelcentrum De Klop in Utrecht. Hierna lopen de lezingen over hetgeen die avond en nacht is gebeurd uit elkaar.
[verdachte] heeft verklaard dat hij het wapen, dat hij eerder had gevonden, wilde verkopen aan [slachtoffer] ter inlossing van zijn schuld aan [slachtoffer] uit de aankoop van drugs. Tussen hem en [slachtoffer] ontstond een vechtpartij, waarbij [verdachte] uiteindelijk met het wapen tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen. Hierna rende [slachtoffer] weg in de richting van zijn huis en liet [verdachte] het wapen met toebehoren achter in bosschages nabij de woning van [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft ontkend dat hij de bewuste avond of nacht [slachtoffer] heeft bedreigd of van zijn vrijheid heeft beroofd.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij die avond niet alleen [verdachte] , maar ook [medeverdachte 2] heeft getroffen bij het winkelcentrum. [medeverdachte 2] stelde voor om gezamenlijk bij [medeverdachte 1] thuis te gaan praten. Vervolgens zijn zij de woning van [medeverdachte 1] binnen gegaan, waar ook [medeverdachte 1] aanwezig was. In deze woning is hij, aldus [slachtoffer] , door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] van zijn vrijheid beroofd, mishandeld en bedreigd tot circa 3:00 uur zondagochtend 15 oktober 2017.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ontkennen dat zij [slachtoffer] bewuste nacht hebben bedreigd, mishandeld of van zijn vrijheid hebben beroofd. Ook ontkennen zij gezamenlijk die avond en nacht in de woning te zijn geweest.
Op basis van het zich in het dossier bevindende bewijsmateriaal en de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting kan slechts worden vastgesteld dat [slachtoffer] in de periode van 14 tot en met 15 oktober 2017 door [verdachte] is mishandeld. De rechtbank kan niet vaststellen dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] in de tenlastegelegde periode tezamen met [slachtoffer] in de woning hebben verbleven, laat staan dat dit tegen de wil van [slachtoffer] is gebeurd en hij daarbij is bedreigd en mishandeld. Er zijn geen bewijsmiddelen die deze verklaring van [slachtoffer] ondersteunen anders dan de verklaring van [getuige] , maar zij verklaart voornamelijk over hetgeen [slachtoffer] haar verteld heeft.
Er zijn daarnaast geen bewijsmiddelen die de verklaring van [slachtoffer] ondersteunen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij onder meer met een wapen op zijn hoofd is geslagen, waarbij zijn bloed terecht is gekomen op zijn kleding en op de bank in de woning van [medeverdachte 1] waarop hij zat. Hij heeft het bloed van zijn lichaam mogen wassen aan een wastafel in de slaapkamer. Hij heeft zich naakt moeten uitkleden. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er geen DNA-materiaal van [slachtoffer] is aangetroffen op de bank of elders in de woning van [medeverdachte 1] . De verklaring van [verdachte] over de reden voor het aantreffen van het wapen in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] wordt niet weerlegd door een ander bewijsmiddel.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] twee telefoons bij zich had, allebei van het merk Samsung, maar hij niet weet welke telefoon door [verdachte] is gebruikt voor het maken van foto’s of video-opnamen. Op 31 oktober 2017 is een telefoon merk Samsung type Galaxy S5 aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] en vervolgens in beslag genomen. Onder [medeverdachte 2] is een Huawei smartphone in beslag genomen. Op deze telefoons zijn geen foto’s of video-opnamen van een naakte [slachtoffer] aangetroffen, zoals hij heeft verklaard. De zogenoemde werktelefoon van [medeverdachte 1] is niet onderzocht op beeld- en video-opnamen, omdat zijn echtgenote geweigerd heeft de telefoon aan de politie ter beschikking te stellen.
Er is weliswaar een geneeskundige verklaring, gedateerd 18 oktober 2017, waarin verwondingen van [slachtoffer] aan zijn hoofd en hals worden beschreven, maar niet valt uit te sluiten dat deze verwondingen zijn ontstaan als gevolg van de vechtpartij met [verdachte] , zoals [verdachte] heeft verklaard. Hetzelfde geldt voor het aantreffen van het DNA-materiaal van [slachtoffer] op het wapen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.2
Bewezenverklaring feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2018;
  • een geneeskundige verklaring betreffende het letsel van [slachtoffer] , gedateerd 18 oktober 2017, onderdeel uitmakend van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 2 november 2017, genummerd PL0900-2017315402, opgemaakt door politie Midden-Nederland, pagina’s 24 tot en met 26.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 14 oktober 207 tot en met 15 oktober 2017 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen met de kolf van een (vuur)wapen met kracht op het hoofd te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer. Aangever is veel groter en sterker dan verdachte. Verdachte heeft, door aangever te slaan met het wapen, gepoogd aan de worsteling te ontkomen en zichzelf daarmee verdedigd tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever van verdachte, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Er is geen letsel bij verdachte geconstateerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van verdachte dat het noodzakelijk was om het slachtoffer met een hard voorwerp meermalen op zijn hoofd te slaan om aan de worsteling met het slachtoffer te kunnen ontkomen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die het door de verdachte gepleegde geweld zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op noodweer.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit voor het onder 2 ten laste gelegde feit. Subsidiair, voor het geval de rechtbank tot een strafoplegging komt, is bepleit om bij de hoogte van de straf rekening te houden met de nog jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en bij hem sprake is van kenmerken van adolescentie en naïviteit ten aanzien van het bezit van het wapen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. Hij heeft hierbij het slachtoffer met een wapen, een hard metalen voorwerp, op zijn hoofd geslagen. Dat moet voor het slachtoffer zeer beangstigend zijn geweest. Ten gevolge hiervan is het slachtoffer gewond geraakt aan zijn hoofd en heeft hij pijn ondervonden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer.
De rechtbank houdt ook rekening met een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 16 januari 2018.
Uit het rapport volgt dat de verklaring van verdachte ver uiteen loopt met hetgeen in het proces-verbaal staat vermeld. De reclassering heeft geen zicht kunnen krijgen op eventuele risico- en beschermende factoren. De ontvankelijkheid voor gedragsbeïnvloeding is laag. Hierdoor zijn er geen aanknopingspunten voor het indiceren van interventies. Er zijn wel zorgen omtrent zijn middelengebruik. Verdachte is thuiswonend bij zijn ouders en wordt door de familie financieel onderhouden. Hij beschikt niet over een dagbesteding en is de Nederlandse taal niet volledig machtig. Het was niet mogelijk om het recidiverisico in te schatten, omdat verdachte de ten laste gelegde feiten ontkent.
De reclassering adviseert, ondanks de jonge leeftijd van verdachte, het volwassenstrafrecht toe te passen. Er lijkt geen sprake te zijn van beperkte handelingsvaardigheden. Verdachte functioneert op het niveau dat gezien zijn kalenderleeftijd van hem verwacht mag worden. De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 december 2017, waaruit volgt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Deze constatering is niet van invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs E.J.W. Verhaagh en C.A. van Beuningen, rechters, in tegenwoordigheid van I.W.H.M. Verheijen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2017 tot en met 15 oktober 2017
te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd
gehouden, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk
wederrechtelijk
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht
en/of gericht gehouden op die [slachtoffer] , en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd waar hij moest gaan zitten, en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij niets
moest proberen omdat hij was omsingeld, althans woorden van gelijke aard of
strekking, en/of
- de vluchtweg van die [slachtoffer] -met zijn/hun licha(a)m(en) -
geblokkeerd, en/of
- de handen van die [slachtoffer] vastgehouden en/of
- ( met tape) de polsen van die [slachtoffer] aan elkaar geplakt /
gebonden, en/of
- ( met tape) de mond van die [slachtoffer] afgeplakt, en/of
- de jas en/of de trui van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen om zichzelf helemaal uit te
kleden;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 207 tot en met 15 oktober 2017
te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen en/of met kracht op/tegen
het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer] te slaan / stompen,
door de hals/keel van die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken
en/of te houden en/of door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
met de kolf van een (vuur)wapen, althans met een voorwerp, met kracht op het
hoofd te slaan;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 207 tot en met 15 oktober 2017
te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware mishandeling, door
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die
[slachtoffer] te richten en of gericht te houden en/of (daarbij) één of
meermalen de slede van dit wapen / voorwerp naar achteren te trekken,
en/of (daarbij)
tegen die [slachtoffer] en/of binnen de gehoorsafstand van die [slachtoffer]
te zeggen
- " laat mij zijn leven maar beëindigen", en/of
- " hij heeft mijn leven verpest en daar gaat hij nu voor boeten", en/of
- " ik heb een huwelijkspak aan en helemaal aangekleed, zodat ik helemaal jou
afmaak in huwelijkspak", en/of
- je hebt allemaal zwarte magie bij ons gebruikt en vanavond komt daar een
eind aan",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht